Ane van Haije heet de boer waar onze groep is ondergebracht. Voor het festival heeft hij een van onze schuren leeggemaakt aan de achterkant van zijn erf. We hebben er ons decor in gestouwd en spelen er nu iedere avond voor 45 man opeengepakt publiek.
-door Mathijs Verboom
Ook Ane zelf is met zijn vrouw komen kijken, wat ons in eerste instantie bevreesde. Beiden gaven al eerder aan weinig met toneel te hebben. "maar je bent gek als je niet meewerkt aan Oerol," aldus Ane, "iedereen heb er iets aan op het eiland."
Dat 'iets' is voor veel horeca- en pensionbezitters een jaaromzet in tien dagen. Het eiland vaart wel bij Oerol. "Over onze ruggen wordt hier een hoop geld verdiend. Wij werken ons de pleuris en zij profiteren ervan," verzuchtte onze Kniertje Joke Tjalsma en ze heeft een punt. Deze voorstelling heeft het moeten doen zonder subsidie, op een klein bedrag van het VSBfonds na, waarvan Joke en Flip (Filz) betaald kunnen worden. "Dit stuk kan net zo goed over ons gaan," zei Joke later. "Wij zijn arm, doen het voor niets of te weinig, terwijl de eilanders de winst opstrijken." Daarmee is de titel van Op Hoop van Zegen profetisch geworden. Niet alleen de personages in het stuk dromen van een betere toekomst, ook onze groep hoopt erop. Wat zou het mooi zijn als Polly Maggoo via deze productie krediet wist op te bouwen bij subsidienten, publiek en recensenten. Op Hoop van Zegen dat deze voorstelling een succes wordt en deuren opent.
Hoe zouden Ane en zijn vrouw op ons stuk reageren. Ik was er niet gerust op. In mijn bewerking van het stuk zijn fragmenten opgenomen van interviews met Jan de Wit, visser van het eiland. In een van die fragmenten gaat hij ongenadig tekeer tegen de aard van de Terschellingers. "Achterbaks zijn ze. Als er ruzie is geef ik zo iemand een knal voor sijn harses, maar een Terschellinger zet het op een lopen." Hoe zou dat bij onze gastheer aankomen?
Na afloop spreek ik ze. Ze blijken zeer tevreden met de voorstelling. Ik vraag voorzichtig naar het stuk over Terschellingers. Ze zijn het er volkomen mee eens. "Maar niet alle Terschellingers zijn zo," waarschuwt Ane mij. Zijn vrouw duwt speels een vinger in zijn buik. "Nou, Ane, jij anders wel!" Ane lacht veelbetekenend. Met deze mensen is het goed praten.
Een dag later beledig ik twee andere eilanders met dezelfde passage zo zwaar dat ze met gebalde vuisten het erf van Ane verlaten. "Schandalig," roept er een terwijl de ander heftig knikkend haar woede vrij baan laat. Niet alle Terschellingers willen horen hoe ze zijn. Dat belooft wat voor de komende dagen.