Dit is geen avontuurlijk stuk. Daar kan ik mee leven. Wat diepgang is altijd goed. Maar mag er dan alsjeblieft wel iets gebeuren, behalve het afsteken van eindeloze monologen? Mijn diep respect voor de acteurs, die dit vol overgave en overtuiging doen (petje af voor Chiara Thissen, met avond aan avond maar ongeveer 10 minuten spel). Maar als het over de liefde is al zijn facetten gaat, dan is er, althans op het toneel, meer nodig, dan alleen woorden, namelijk handeling, om je te verzekeren van de aandacht en betrokkenheid van het publiek. Bovendien zijn het, door de eindeloze herhalingen, hoofdzakelijk holle frasen. Regisseur De Geer kiest er in zijn bewerking ook nog eens voor om Casanova ”totaal te ontmantelen”. Hij vergeet daarbij dat een mens niet op zichzelf staat, maar bij zijn denken en handelen in hoge mate wordt beïnvloedt door zijn omgeving. Je kunt hem dus niet alles wat hij doet zonder meer aanrekenen. Francesca haalt Casanova door het slijk, zonder hem de kans te geven zich te verdedigen. Marai schijnt hem in zijn roman die kans wel te hebben gegeven, maar of ik dat, na het zien van dit hevig gemankeerde stuk, nog ga verifiëren…?
Een kluchtige klucht. Het klinkt raar, maar zo laat dit stuk zich mijns inziens het best omschrijven. En wel om de simpele reden dat de personages zich allemaal bewust zijn van het soort verhaal waar ze in spelen. Ze weten dat het een klucht is, en doen daarom de dingen, die men veel in een klucht ziet, zoals veel aschter elkaar aanrennen, deuren tot vervelens toe open en dicht doen, en om de haverklap zich uit een netele situatie moeten kletsen.
Niets nieuws, zult u zeggen. Nou, neem van mij aan, dat is het wel. Zonder het verhaal te verklappen, en daarmee het kijkgenot teniet te doen, kan ik zeggen dat de ironie waarmee de personages elkaar en hun omgeving benaderen, heel verfrissend werkt, en bij vlagen hilarisch is, evenals de dialogen. En het decor is letterlijk van bordkarton…
Voeg daarbij de uiterst capabele acteurs, waaronder enkele uit de sitcom Kinderen Geen Bezwaar, plus hun regisseur en scenarioschrijver, en je hebt een avond schuddebuiken die je nog lang zal heugen. Waarom moet het altijd zo zwaarmoedig? De dagelijkse beslommeringen kunnen wel degelijk om te gieren zijn! Dan ben ik bijna geneigd om mijn hinderlijk bulderende en exclamerende buurman in de zaal te vergeven. Let op de Belgische man, die eigenlijk na de pauze op zou moeten komen, maar dat al voor de pauze doet…
Gaat dat zien! Te verkiezen boven een middagje sofa bij de psychiater.
Wat leuk, een jonge knul die een oude taArt dansles gaat geven. Daar moeten toch uitspattingen van komen, waar je als publiek van zal smullen. Toch? Nou, niet helemaal.
Als dansleraar Michael Minetti bij weduwe Lily Harrison op de stoep staat, wacht deze mevrouw Harrisson een onaangename verrassing: Minetti is namelijk geenszins de meelevende rots in de branding waar ze op hand gehoopt: hij is een gefrustreerde homoseksueel, die zowel maatschappelijk als in de liefde altijd achteraan heeft gestaan. Ook als dansleraar is hij ongediplomeerd, maar hij is er voor zijn inkomsten van afhankelijk. Lily is weduwe van een domineesvrouw die altijd onder de plak van haar man heeft geleefd, en haar frustraties voortdurend afreageert op haar bovenbuurvrouw. Omdat ze mensenschuw is neemt ze de danslessen aan huis.
De danslessen uit de titel nemen maar een klein, zij het hilarisch deel van de tijd in beslag, waarbij Trudy Laby laat zien dat ze nog zeer kwiek is voor iemand van rond de zeventig. Het grootste deel van het stuk gaat echter op aan oeverloos, en daardoor op den duur irritant wordend gekibbel over elkaars tekortkomingen. Daarbij komt nog, dat wanneer Peter Lusse in serieuze dialogen als deze zijn gesprekspartner vasn repliek dient, hij onbedoeld gemaakt overkomt, en voor een onderwerp als dit is dat dodelijk. Ook is het decor (uitsluitend een huiskamer/dansvloer) erg statisch.
De geweien zijn voor Trudy Labij, die met haar mimiek en rake droogkomische en tragikomische opmerkingen bewijst zowel over tragisch als komisch talent te beschikken. Maar het stuk als geheel had zoveel meer (want gevarieerder) kunnen zijn.
Regisseur Johan Doesburg vraagt zich in het programmaboek van de voostelling af, waarom mensen toch met zoveel genoegen naar decadentie en daaruit voortkomend sadisme kijken. Ik denk dat ik hem daar wel antwoord op kan geven: wij zijn allemaal Valmontjes en Merteuiltjes, in grote en kleine dingen. In het gezin zowel als in het openbare leven moeten wij ons in toom houden om de ander niet te kwetsen en zodoende tegen ons op te zetten. De hoofdfiguren zijn er niet bang voor als dit onverhoopt gebeurt, integendeel: zowel aan het verleiden en corrumperen van anderen als aan de spanning die niet alleen tussen hen en hun slachtoffers, maar bovenal ook tussen hen beiden (Valmont en Merteuil) ontstaat, beleven ze een duivels genoegen. En ik, van mijn kant, om de constatering van de regisseur nog maar eens te bevestigen, heb de gebeurtenissen met een duivels genoegen meebeleefd.
Zeer bewonderenswaardig is het, dat er in het verhaal geen kant wordt gekozen: de personages zijn allen slachtoffer van zichzelf en van hun omgeving, die ze ieder op hun beurt beïnvloeden.
Behalve één acteur die zijn tekst nogal opdreunt, en er, in tegenstelling tot de overige spelers niet in is geslaagd de archaïsche tekst naar zijn hand te zetten (Daan van Dijsseldonk als Chevalier Danceny) heeft iedereen zich, om met de woorden van Merteuil te spreken, uitstekend van zijn taak gekweten, waarbij vooral ook Gijs Scholten van Aschat een aantal hilarische monologen heerlijk stoïcijns de zaal ingooit. Ik noem er twee: een brief aan Merteuil met een verslag van zijn eerste wapenfeit binnen hun weddenschap, en een letterlijk en figuurlijk kruisverhoor…
Klein minpuntje kan nog zijn het statische decor, waardoor de plaats van handeling niet altijd duidelijk is, maar een zuurpruim die daarover valt, aangezien ik een zeldzame keer echt weer helemaal meegesleept ben door het verhaal en de vertolkingen, zonder ook maar één keer aan iets anders te denken. En dan te bedenken dat de voorstelling ook een formidabele spiegel is! Meeslepen en beschouwen tegelijkertijd, dat gebeurt vaker niet dan wel, maar dit stuk doet het met verve! Ariane Schluter en Gijs Scholten van Aschat verdienen respectievelijk de Theo- en de Louis d’Or voor hun vertolkingen van realistische personages, die dieptragisch en tegelijk komisch zijn.
De Toneel Publieksprijs meer dan waardig! Chapeau!
Wat is een beter einde? Oud en eenzaam sterven, zonder familie en vrienden in je laatste uren om je heen, of die uurtjes doorbrengen met de twee gezellige eigenaressen van het hotel waarin je logeert, onder het genot van een glaasje vlierbessenwijn? Die vraag stellen zich de zusters Abby en Martha, en komen tot de conclusie dat de laatste mogelijkheid verre te prefereren is boven de eerste. Hun neef Teddy, die ze vanwege zijn labiliteit niet alleen kunnen laten wonen, hebben ze bij zich in huis genomen. Hij zorgt voor de graven in de kelder, waarna de zusters hun slachtoffer met een niet meer dan gepaste eredienst ter aarde bestellen.
Wanneer hun andere neef Mortimer Brewster, toneelcriticus tegen wil en dank, bij hen aanklopt, zijn ze zeer blij verrast, temeer daar hij hen zijn vriendin voorstelt, met wie hij aankondigt binnenkort te willen gaan trouwen. Wanneer allen zich te bed willen begeven, ontdekt Mortimer een lijk, verborgen in de vensterbank. Wanneer hij de dames dit meldt, vertellen ze hem doodgemoedereerd over hun macabere ”liefdewerk”. Wat Mortimer ook probeert, hij kan hen niet aan het verstand brengen dat wat ze doen ethisch verkeerd is.
Om zijn tantes te vrijwaren van schuld, wil hij Teddy laten opnemen in een gesticht met de moorden als argument, en op pad gaat voor een bewijs van opneming, valt zijn lang genegeerde broer Jonathan het huis binnen. Voor dat negeren is een hele goede reden: hij is een gezochte moordenaar. Samen met de plastisch chirurg Hermann Einstein is hij de halve wereld over gereisd met een lijk in de kofferbak (een slachtoffer van de praktijken van de dokter). Nu willen ze hun praktijk voortzetten in het huis van de tantes, en terloops Jonathan ook een mooier gezicht geven, wat tot nu toe steeds mislukt is.
Het stuk was een genot om naar te kijken, ondanks het soms verwarrende plotverloop. Er is een goede balans gevonden tussen thriller en komedie, al slaat dat laatste wel vaak door naar kolder en absurdisme, voor mij absoluut geen bezwaar. Het zijn vooral de tantes en de plastisch chirurg die de show stelen, omdat de acteurs volledig opgaan in hun personages, waarbij vooral Marnix Kappers (ik meen dat hij de chirurg speelt) helemaal losgaat, en met een zeer overtuigend, want accentloos Duits op de proppen komt. Daarnaast is hij het ook, die het meest zijn diversiteit kan laten zien, omdat hij maar liefst drie, totaal verschillende, rollen speelt (naast dokter Einstein zijn dat een dominee en een politie-inspecteur), die alle worden neergezet zonder een spoor van de acteur.
Wouter ten Pas als Mortimer Brewster speelt nogal geforceerd, hoewel hij ook enkele ingetogen moment heeft. Hetzelfde geldt voor Hans Breetveld in de rol van Jonathan, die hoewel nauwelijks gemaakt overkomend, toch het kunstje laat zien waarvan we weten dat hij het beheerst: veel geschreeuw en weidse gebaren – hij speelt een gewetenloze moordenaar, maar hij is het niet. Al moet wel gezegd worden, dat zijn ”handicap”, een hazenlip goed gebruikt is voor het stuk: hij heeft hem te danken aan een mislukte operatie van dokter Einstein.
Maar Alyt Damstra als de vriendin van Mortimer stelt ronduit teleur, en dat ligt niet alleen aan haar. Haar personage heeft simpelweg te weinig vlees, en krijgt bovendien veel te weinig te doen, om echt te kunnen boeien. Mortimer vraagt haar ten huwelijk (ze is dolblij), wijst haar af omdat hij Teddy opname moet regelen en zijn broer van zich af moet houden (ze is doodongelukkig) en stemt weer toe in een huwelijk als alles voorbij is (ze is weer één en al euforie). Ze is als slachtoffer van de omstandigheden een decorstuk, en is als zodanig totaal overbodig. Damstra probeert wel wat te doen met hetgeen ze heeft, maar krijgt er geen kans toe. Laus Steenbeke mag weer lekker maf doen als de prettig gestoorde Teddy, maar krijgt ook weinig anders te doen dan wat rondrennen, en (wanneer hij denkt dat hij een gepensioneerde generaal is) op zijn trompet blazen. Wat in dit verband ook vreemd is, is dat al zijn personificaties personen zijn, die pas in de toekomst een belangrijke rol gaan spelen. Het waarom hiervan wordt niet duidelijk.
Het decor verdient een speciale vermelding. Het zorgt, samen met de muziek, en zelfs zang (een eredienst voor de doden aan het begin en het eind) voor een intense, grimmige atmosfeer. Het exterieur (een kerkhof) ziet er zeer echt uit, al is het waarschijnlijk niet meer dan een projectie.
Tenslotte moet het nog gezegd, de voorstelling was en try-out, maar dat was niet te merken. Alles liep vloeiend. Hoogstens struikelde er eens iemand over de tong, maar dat gebeurt in het echte leven ook. Het gesprek ging dan gewoon weer verder.
Al met al toch één van de betere stukken die ik zag. Ondanks zwakheden beslist de moeite waard!
Dit is geen avontuurlijk stuk. Daar kan ik mee leven. Wat diepgang is altijd goed. Maar mag er dan alsjeblieft wel iets gebeuren, behalve het afsteken van eindeloze monologen? Mijn diep respect voor de acteurs, die dit vol overgave en overtuiging doen (petje af voor Chiara Thissen, met avond aan avond maar ongeveer 10 minuten spel). Maar als het over de liefde is al zijn facetten gaat, dan is er, althans op het toneel, meer nodig, dan alleen woorden, namelijk handeling, om je te verzekeren van de aandacht en betrokkenheid van het publiek. Bovendien zijn het, door de eindeloze herhalingen, hoofdzakelijk holle frasen. Regisseur De Geer kiest er in zijn bewerking ook nog eens voor om Casanova ”totaal te ontmantelen”. Hij vergeet daarbij dat een mens niet op zichzelf staat, maar bij zijn denken en handelen in hoge mate wordt beïnvloedt door zijn omgeving. Je kunt hem dus niet alles wat hij doet zonder meer aanrekenen. Francesca haalt Casanova door het slijk, zonder hem de kans te geven zich te verdedigen. Marai schijnt hem in zijn roman die kans wel te hebben gegeven, maar of ik dat, na het zien van dit hevig gemankeerde stuk, nog ga verifiëren…?