Een overrompelende interpretatie van de klassieker van Dumas. Stefan de Walle draagt de avond, maar ook Camilla Siegertsz is prachtig – als Mercedes, maar vooral ook haar monoloog als Arabische prostituee - en Hajo Bruins en Mirjam Stolwijk scheren virtuoos langs de rand van de schmiere. Dennis Rudge, zwijgend, maakt met zijn fysieke uitstraling grote indruk. Vanuit de orkestbak opereert bruiteur Harry de Wit met dezelfde mengeling van vuur en ironie als het hele ensemble. Het plezier spat eraf, maar als de avond vordert wordt duidelijk dat de makers meer beogen dan superieur vermaak. Natuurlijk, dit is melodrama, en alles serieus nemen zou dodelijk zijn, maar in de bewerking van Sophie Kassies en de regie van Johan Doesburg gaat het, temidden van de verloren schatten en teruggevonden wezen, over politieke keuzen. “Monte Christo” is in hun handen een gelaagd kunstwerk, waarin men uit naam van recht en integriteit meer slachtoffers maakt dan uit opportunisme en eigenbelang. Waarin romantische keuzes ontmaskerd worden als dom, egoïstisch en nietsontziend. Waarin een laffe man een held wordt en de titelheld eindigt als een pathetische figuur die vanuit zijn hang naar genoegdoening, liefde en zuiverheid alles op zijn weg vernietigt, uiteindelijk ook zichzelf.
En toch lees je dan, zelfs van mensen die de hele tijd geboeid werden, geklaag over de lengte van de voorstelling. Kan dat nu eens afgelopen zijn? Is er een minder gepaste plek om te zitten rekenen dan het theater? Mensen, onthaast! Zolang een voorstelling boeit, prikkelt of bekoort kan de ervaring zich toch alleen verdiepen? Geef je over aan het theatrale kunstwerk, al duurt het de hele nacht! Ik verheug me nu alweer op de vijf/zes uur durende marathonversie van De Romeinse Tragedies…..
Onbegrijpelijk dat de betrokkenen niet hebben gezien dat het dit stuk ontbreekt aan iets heel essentieels in het theater: contrast. Hebben ze zich verkeken op LaBute, die in werk als “Bash” en “In the Company of man” aantoonde de burgerman volledig te kunnen fileren en zijn publiek te leiden tot voorbij de pijngrens? Hebben ze zich verkeken op het prikkelende uitgangspunt (minnaars op steenworp afstand van WTC overleven 9/11 door blow job in haar appartement, de man overweegt vervolgens van het drama gebruik te maken door voor zijn gezin “dood te gaan”)? De personages zijn vervelend, verveeld, vulgair, onsympathiek en op elkaar ook al uitgekeken. Het publiek zou verleid moeten worden door de mogelijkheden van dit tamelijk perverse maar vemetele plan, maar niets nodigt daartoe uit. Uiteindelijk wordt aan het geheel een vrij voorspelbare draai gegeven die het zeer weinige dat je voor die man had kunnen innemen alsnog om zeep helpt.
Ilja Leonard Pfeiffer legt precies de vinger op een verandering in de Nederlandse mentaliteit sinds Fortuyn en stelt die aan de kaak in vaak flonkerende alexandrijnen. Mooi idee: de hartslag van de tijd gevat in een klassieke vorm. Een voorstelling over iets waar Pfeiffer zich druk over maakt en ik hoop wij ook, en dat door de makers gedreven en met zichtbaar plezier wordt uitgevoerd. Door Nettie Blanken en Jaap Spijkers zelfs met grote virtuositeit. De ironische toon voorkomt drammerigheid, hoewel duidelijk is dat het ze menens is. Een rake uitschieter in een verder bleek seizoen. En dan vergeef ik Pfeiffer zijn studentikoze zelfverwijzinkjes (“dat staat in mijn script”) en zijn neiging om sommige ideeen (de ijdelheid van de Krabbe of de terugkeer naar normen en waarden van de jaren vijftig) wel erg breed uit te meten.
Wat een prachtig stuk is dit toch. Het model was een historische heksenjacht in 1692, Miller maakte het om te reageren op een toen actuele politieke situatie (McCarthy), en zonder dat het actualisering nodig heeft is het nog steeds een politiek stuk over ideologie, leugens en manipulatie. Wat een dramaturgische hoogstandjes! Elke twee minuten draait je visie op een personage of stelt een nieuwe gebeuertenis of onthulling allles wat voorafging in een ander daglicht. In inderdaad een prachtige transparante vorm speelt Het Nationale Toneel bij tijd en wijle heftig ingeleefd, wat elkaar niet niet bijt maar de voorstelling toont als voorstelling, een extra kader dat afstand en helderheid schept. Het begin zet je meteen op scherp: een krachtige meerstemmig gezongen “psalm”. Een mooie groep acteurs, met indrukwekkende prestaties van oa Pauline Greidanus, Wim van den Heuvel en de mij onbekende Manoushka Kraal en Urmie Plein (de laatste in een kleine, maar haarzuiver gespeelde rol). Wat Bram van der Vlucht doet is retorisch prachtig en perfect getimed, en zijn twijfel geeft hem zelfs relief, maar zou werkelijk geloof in dit specifieke systeem hem niet interessanter maken? En de dominee van Peter Tuinman is wel erg karikaturaal.
Een hele tijd niet meer zoiets gezien. In prachtige zinnen verwoorde lijdensverhalen, vervlochten tot een panoramisch stuk over verwarde optimisten en moedige wanhopigen, eenzaam en ontspoord in een moderne kuststad. En door de woede, de liefde en de tederheid waarmee het stuk is geschreven en gespeeld veel meer dan het uitstorten een hoop ellende: een schreeuw om compassie. Verpletterende taferelen, vanuit de tenen gespeeld door een troep geweldige acteurs in een dwingende, expressionistische stijl. “Acteren is nobele schaamteloosheid” zei Ton Lutz, en dat zie je hier. Hard, direct, clownesk, gevoelig. Energie gestold in een beheersing waar je stil van wordt.
Waarom was die zaal niet uitverkocht? Mooser, daarheen!
Toneelgroep Amsterdam houdt zich dit seizoen bezig met de tragedie. Dat heeft tot nu toe geresulteerd in de weerbarstige, niet helemaal gelukte maar zeker interessante “Oresteia” van Simons en, aan de zijlijn, het theaterfeest van Bloedgroep O. Nu dan “Tragedie” de nieuwe montagevoorsteling van Gerardjan Rijnders. Iemand heeft eens van hem gezegd dat hij van het telefoonboek nog een interessante voorstelling zou weten te maken. In eerdere montagevoorstellingen als “Snaren” en “Klaagliederen” slaagde hij er inderdaad in te prikkelen en te ontroeren met een zeer abstract onderwerp of een ondoordringbare tekst. “Tragedie” gaat over het wereldleed. Over alles, en daarmee over niets. En over ons, voorgesteld als koor, die er “niet meer aan mee” willen doen. We zijn gekleed in vormeloze jaren-vijftigkleding en hebben malle kapsels. Een van ons (Fred Goessens) heeft een beschilderde Blote Buik (hij mag er wezen) en een kartonnen kroon. We houden het wereldleed van ons af door er, als kinderen, luidkeels overheen te blèren of onze oren dicht te stoppen. Het koor is ze zat, de protagonisten van de tragedie waaruit het afkomstig is voordat het ging staken: wanhopige personages die vooral hollen, instorten, kermen en gekweld zijn door het een of ander dat verder niet geduid wordt. Daarnaast keert het zich af van de “echte” wereld: rampen en vervuiling, verbeeld door heftige special effects en boven hun hoofd geprojecteerde straatbeelden van Amsterdam, waar, opnieuw, de protagonisten doorheen hollen. Het koor zelf rebbelt wat in zich herhalende frases over een droom, een stukgelopen relatie en toekijken tijdens deportaties “zestig jaar geleden”. En dan is er nog een ontwikkeling: het koor lijkt zijn afzijdigheid niet vol te kunnen houden. Aan het eind is er als een van de protagonisten (Fedja van Huêt) “help” roept een voorzichtige toenadering van Jacob Derwig, maar dan stopt hij en gaat moedeloos zitten. Dat is het. En dat is ook het probleem van de voorstelling, vind ik. Hij mist alle poëtische kracht die eerdere montagevoorstellingen van Rijnders wel hadden. Er is geen context en er zijn precies twee metaforen: die van de Griekse tragedie voor het wereldleed en die van het oubollige koor voor onszelf. Alles is zo letterlijk voorgesteld als je de wereld via de media tot je krijgt, maar ook dat is weer een letterlijke voorstelling van een (niet heel sprankelend) idee. De voorstelling is pretentieus, zo plat als een dubbeltje en nogal belerend. Een gewei voor de special effects. Tomaten bewaar ik voor als ik boos over een voorstelling ben.
Eind december ging ik naar de jongerenvoorstelling “Oresteia” van Bloedgroep O, een samenwerkingverband tussen Toneelgroep Amsterdam en twee scholen, in het decor van de “grote” Oresteia. Maar deze vond ik beter. Toch vond ik geen enkele plek (Toneelgroep Amsterdam heeft op haar site geen hoekje voor deze prachtvoorstelling)om mijn enthousiasme te ventileren, tot ik gisteren Mooser werd. Goed, het is drie maanden later en het voelt als een wel erg zijwaartse beweging, maar dan staat het tenminste ergens. Deze voorstelling, bewerkt door Leon Voorberg en geregisseerd door Leon Voorberg en Maartje Ghijsen, speelde maar 2 of 3 keer in de Stadsschouwburg maar het was een juweel. De opening, een dronken jongen die de zaal tot gejuich opzweepte – je wist niet waarvoor – was meteen raak en je zat meteen op de punt van je stoel. De opvatting van het koor als een “forum van tijdgenoten” was ook al zo raak, de oeroude tekst wordt bevraagd door jongeren van nu, mooie personages die met elkaar over het gespeelde debatteerden, met prikkelende meningen. En zo ging het door, je viel van de ene verbazing in de andere. De jongeren hadden een bewonderenswaardige tekstbehandeling en waren ook fysiek ijzersterk. Een speciale vermelding voor het meisje dat Klytaimnestra speelde en de jongen met het hilarische bodeverhaal. Wat een bewerking, en wat een regie, als je dit complexe stuk, het oudste overgeleverde stuk theater, kunt laten klinken alsof het gisteren geschreven is, zoveel pakkende beelden vindt en onervaren mensen dit laat neerzetten! Ik was er met mijn dochter van dertien, en die wilde meteen weer. Jammer dat niet meer mensen dit hebben kunnen zien.
Een overrompelende interpretatie van de klassieker van Dumas. Stefan de Walle draagt de avond, maar ook Camilla Siegertsz is prachtig – als Mercedes, maar vooral ook haar monoloog als Arabische prostituee - en Hajo Bruins en Mirjam Stolwijk scheren virtuoos langs de rand van de schmiere. Dennis Rudge, zwijgend, maakt met zijn fysieke uitstraling grote indruk. Vanuit de orkestbak opereert bruiteur Harry de Wit met dezelfde mengeling van vuur en ironie als het hele ensemble. Het plezier spat eraf, maar als de avond vordert wordt duidelijk dat de makers meer beogen dan superieur vermaak. Natuurlijk, dit is melodrama, en alles serieus nemen zou dodelijk zijn, maar in de bewerking van Sophie Kassies en de regie van Johan Doesburg gaat het, temidden van de verloren schatten en teruggevonden wezen, over politieke keuzen. “Monte Christo” is in hun handen een gelaagd kunstwerk, waarin men uit naam van recht en integriteit meer slachtoffers maakt dan uit opportunisme en eigenbelang. Waarin romantische keuzes ontmaskerd worden als dom, egoïstisch en nietsontziend. Waarin een laffe man een held wordt en de titelheld eindigt als een pathetische figuur die vanuit zijn hang naar genoegdoening, liefde en zuiverheid alles op zijn weg vernietigt, uiteindelijk ook zichzelf.
En toch lees je dan, zelfs van mensen die de hele tijd geboeid werden, geklaag over de lengte van de voorstelling. Kan dat nu eens afgelopen zijn? Is er een minder gepaste plek om te zitten rekenen dan het theater? Mensen, onthaast! Zolang een voorstelling boeit, prikkelt of bekoort kan de ervaring zich toch alleen verdiepen? Geef je over aan het theatrale kunstwerk, al duurt het de hele nacht! Ik verheug me nu alweer op de vijf/zes uur durende marathonversie van De Romeinse Tragedies…..