Weergaloos gespeeld absurdisme. Peter De Graef kan alles.
Hier wordt ik dus gewoon heel blij van. En dan kan het me niks schelen of de dramaturgie helder was, het spel inlevend, het decor inzicht biedend in de psychologie van de personages of de keuzes van de regisseur. Gewoon lekker kijken en klaar.
Het fijnste van Het Theaterfestival, maar dat zal wel ijdele hoop zijn zekers?
Gezocht: ideaal publiek. Ingangseis: grondige kennis van het begeleidende boekje (een snelle Beckermann-analyse is niet voldoende!); perfect Nederlands-, Duits- en Franstalig; in het bezit van een grondige behoefte aan kontenknijperij; schuwt niet het experiment; kan zonder helderheid; woonachtig in Vlaanderen, Nederland of Duitsland (vergroot het afzetgebied en biedt tevens de mogelijkheid subsidies aan te vragen bij meerdere ministeries); voorliefde voor plastic flora is een pré.
Natuurlijk, er wordt fenomenaal gespeeld, als is dat al een te groot woord. Meer verteld, of gesproken. Maar voor het overige, wat is de meerwaarde t.o.v. Elementaire Deeltjes? En als je een voorstelling selecteert voor Het Theaterfestival die voor het grootste deel bestaat uit een locatie, moet je die dan op een andere locatie spelen? Ik heb van de inbreng van de Tehcnische Univerisiteit van Eindhoven niks gemerkt. Dramaturgentheater pur sang.
Je zit toch vooral naar Esther Gerritsen te luisteren. Wel leuk van vormgeving en zo, maar toch niet helemaal wat ik verwacht had.
Verplichte kost.
Waarom tomaten voor deze overbejubelde productie? Eentje voor de Stadsschouwburg - voor tweede rang zouden de kaartjes gratis moeten zijn, voor de derde rang zou je geld toe moeten krijgen. Ik zweer: ik ga nooit (juist ja, nooit) meer in de Stadsschouwburg zitten tenzij ik eerste rang zit, en daarvoor weiger ik te betalen. Een tweede tomaat voor de Theatercompagnie, die gewoon de Trust hadden moeten blijven en in het Trusttheater hadden moeten spelen. Ligt het aan mij of staat deze voorstelling simelweg kleiner in “de grote zaal” dan in hun dure middelgroot theater? Het lijkt er alleszins erg op. Een virtuele (want niet uit te delen wegens teveel tomaten en geweien) derde tomaat voor dat verdomde geheugen dat van derde colletjes klimmen buiten categorie maakt (verdoemde Giro!), van de Gouwzee een oceaan, van Harry van Rijthoven een prijswinnaar en van “hé van Denemarken”, een hilarische dijenkletser.
Desondanks heel veel geweien voor fenomenaal spel. Een ook eentje voor het besef dat vijfjarige nostalgie echt bestaat.
Misschien wel het dichtst de oude grieken benaderend van alles wat tegenwoordig te zien is. Wondermooie teksten die aan Gezelle en van Ostaijen doen denken gecombineerd met haast sacrale gezangen. Met niks dan hun stem neemt Leporello je mee op een fietstocht - je ziet de beelden voor je. Groots in zijn eenvoud. Kerstomaatje voor de soms wat voor de hand liggende gebaren.
De vertaling is van Tom Kleijn, geen klein bier, me dunkt.
Dat neemt niet weg dat de voorstelling iets mist. Oppervlakkigheid als hoofdthema geeft niet de vrijheid een oppervlakkige voorstelling te maken. Of dat aan Joshua Sobol, Tom Kleijn, Frans Strijards of Jappe Claes ligt wil ik in het midden laten. Belangrijker is dat de voorstelling hoe dan ook niet verveelt, tot eing denken aanzet en uiteindelijk toch een charme heeft, een gezelschap als de Theatercompagnie waardig.
Volgens mij zijn ze daar terug op de goede weg, al is die lang.
Blijven vechten jongens.
Tja, is dit nu theater? Gaan A speelt B terwijl C kijkt en zo, maar wel een ervaring die lang in het geheugen blijft hangen. Een feel-good-movie zonder film maar met eten en stapels kleine vondsten en grapjes. Avondjes waar je gelukkig van wordt.
1 tomaat voor Gorki.
1 tomaat voor de Trust die kiest voor Gorki.
1 gewei voor Tsjechov.
De reden om deze voorstelling te spelen ontgaat mij volkomen.
hier te beluisteren: http://www.klara.be/cm/klara/1.104-searcharticle?directarticle=1.50300&a...