Nu nog niet…
Eugene Dawn, een wetenschapper in dienst van het Amerikaanse leger is de hoofdpersoon in Roeland Fernhout’s solo voorstelling ‘Schermerlanden’, gebaseerd op het boek ‘Dusklands’ van de Zuid-Afrikaanse schrijver Coetzee. Dawn schrijft, in een kenmerkende glazen Versweyveld-kubus, propaganda die de onderwerping van Vietnam moet bewerkstelligen. De oorlog woedt echter in een land waar hij nog nooit is geweest en ook voelt hij totaal geen behoefte om er ooit naartoe te gaan. In formules, filosofieën en berekeningen vangt deze, door Fernhout gevoelloos neergezette man, geweld. Maar zelfs zonder veel gevoelens te tonen slaat het geweld ook bij hem thuis op een schokkende wijze toe.
De voorstelling werd in een klein gezelschap gepresenteerd in Studio 1 in de Amsterdamse Stadsschouwburg, maar hoewel Fernhout gewoonlijk een gezegend acteur is, lijkt deze presentatie nog iets te vroeg. De tekst lijkt Fernhout nog niet in het geheel eigen te zijn en hoewel de gevoelloze tekstbehandeling zonder twijfel geheel bewust is, zorgt deze voor een monotoon geheel in ritme en kleur. De tekst is een brij van woorden die te weinig afwisseling krijgen, waardoor mijn aandacht verslapt, en de ongevoeligheid van de Dawn blijkt te weinig een goed uitgewerkt fundament te hebben om te blijven boeien.
Op de site van toneelgroep wordt niet duidelijk wie verantwoordelijk is voor de scenografie, maar zoals al eerder beschreven doet deze een groot aandeel van Jan Versweyveld, de vaste scenograaf van Toneelgroep Amsterdam, vermoeden. De glazen kubus is verstikkend en dat werkt denk ik goed voor Dawn’s emotionele vacuüm, maar Fernhout weet niet genoeg door het glas te breken en misschien heb ik deze scenografie-formule nu wel genoeg gezien.
Het moment, aan het einde van de voorstelling, waarin Dawn de geur van tapijt als een vertrouwde vriend opsnuift en vervalt in een hard kinderlijk krijsen schrikt me wel wakker en blijft nog uren, in de trein naar huis, door mijn hoofdgalmen.
Als er in de tekst gesneden wordt, iets doordachter omgegaan wordt met wat ‘gezegd’ wil worden en op de één of andere manier meer echtheid en veelzijdigheid gespeeld wordt kan deze voorstelling eventueel wel iets worden, maar nu nog niet.
Oerol knusheid net boven Groningen
Hoe verder ik van Groningen verwijder raak, hoe dichter ik bij de boerderij kom waar De Warme Winkel deze zondagmiddag een voorstelling zal spelen en des te zenuwachtiger ik word. De locatie is niet voor een ieder even goed te bereiken en als autoloze student heb ik een autorijke vriend zover weten te krijgen om samen een theatraal avontuur aan te gaan, maar er lijken in eerste instantie weinig avonturiers met ons. Uiteindelijk valt het mee en wanneer de juiste schuur gevonden is en dekentjes op Oerol-wijze over de knieën liggen, kan ‘Rainer Maria’ beginnen.
De kalfjes liggen links, recht van ons staan de koeien en terwijl deze samen met de katten, die onverwachts door het spel van de acteur trippelen, een niet te regisseren natuurlijke laag aan de voorstelling geven, bieden de acteurs een fenomenale theater ervaring. De gedichten van de Oostenrijkse schrijver Rainer Maria Rilke bieden de basis en in combinatie met het spelplezier en de goed gedoseerde en afwisselende manier van spelen laat de Warme Winkel zien hoe leuk kunst is, de poëzie (van Rilke) in het bijzonder. Poëzie maken lijkt als kantklossen, zorgvuldig, precies en het resultaat is prachtig.
Dit kant komt terug in de kleding en het decor wat een sprookjesachtige sfeer oproept. ‘Rainer Maria’ biedt hiernaast nog een paar prachtige beelden zoals de lachende, vrolijke personages die overgaan in een beestelijk krijsen en me hiermee bang maken. Het hoogtepunt qua beeld ontstaat wanneer de schuurduren opengaan. De mistige schemer is te zien, een kat loopt plotseling in de deuropening en lijkt een moment hemels wanneer deze goud oplicht door een lamp. Wanneer de acteurs elkaar, na een vreselijk pijnlijke chaos, warm omhelzen en de mysterieuze schemer inlopen biedt De Warme Winkel een plaatje van een einde.
Alles doet denken aan een grimmig sprookje waarin pijn, vriendschap en plezier heel dicht naast elkaar staan. Gelukkig zijn er de aankomende twee weken nog vier voorstellingen van dit gezelschap te zien in de stad Groningen want ik heb er nog geen genoeg van.
Basstem
Gesproken woord en muziek ontmoeten elkaar in de voorstelling ‘Shtick’. Het podium is bij aanvang nagenoeg leeg en gedurende de voorstellingen zijn een cirkel van vogelzand met daarin een microfoon, een jonge man en naast die jongen en de cirkel een batterij aan instrumenten en een muzikant het enige dat het podium vult.
Deze jonge man is Rory de Groot, een jonge acteur die vooral opvalt door zijn prachtige, hypnotiserende basstem, door zijn grappige fysiek en zijn onuitputtelijke onuitputtelijkheid. Rory vertelt samen met de muzikant Robert van der Tol het verhaal van zijn leven in de vorm van een reis, door anekdotische verhalen af te wisselen met muzikale vormen van uitdrukken. Ik noem deze muzikale vormen van uitdrukken heel bewust geen liedjes of nummers, omdat deze manier van uitdrukken wel degelijk muzikaal is, maar erg aan schuurt tegen het gesproken woord. Het geheel is persoonlijk en rauw, vooral ook gevormd door de ongepolijste muzikaliteit van Van der Tol. Een nadeel is wel dat, hoe duidelijk verstaanbaar de Groot met zijn prachtige stem ook is in de gesproken stukken, verdwijnt hij soms in de overweldiging van de instrumenten.
‘Shtick’ spreekt niet direct aan door een nadrukkelijke noodzakelijkheid, maar is niet te min een enorm amusante voorstelling waarbij het toch erg triest is dat ik deze voorstelling maar met twaalf andere toeschouwers bezocht.
Wat een talent! Hoe ze werkt met kleuren en geluiden! Hoe ze de ruimte en de acteurs gebruikt! Dit is een regisseur die durft, een regisseur die vol overtuiging haar handtekening zet. Julie van den Berghe (1981), een naam om te onthouden dus. Vorig jaar won ze de Ton Lutz prijs voor beste regie op het ITS Festival in Amsterdam. Daarvoor al, in 2009, maakte ze bij NTGent Messen in Hennen (dit weekend te zien in Frascati). En nu dus in Groningen de première van het door haar geregisseerde Salomé (naar het gelijknamige toneelstuk van Oscar Wilde).
Het grootste deel van deze voorstelling over vrouwelijke seksualiteit en onbevredigd verlangen zit ik geboeid te kijken naar een hele mooie aaneenschakeling van prachtige beelden, goed acteerwerk, poëtische muziek, en ingetogen dans. Vooral het muzikale gebruik van de menselijke stem, de kleurveranderingen om sfeerovergangen aan te geven, en de af en toe verrassende ritmewisselingen, vind ik heel fraai.
Maar met het laatste half uur heb ik wel een beetje moeite. We zijn dan bij de drie slotvragen aangekomen: gaat ze voor haar stiefvader dansen (ja), wat voor beloning wil ze daarvoor (een hoofd op een zilveren dienblad) en krijgt ze dat (ja). Mogelijk omdat ze ervan uitgaat dat iedereen in de zaal het antwoord op die vragen kent, lijkt Van den Berghe die laatste scènes extra spanning te willen geven door ze flink op te rekken. Op mij heeft dat een averechts effect. De in de meer dan een uur daarvoor opgebouwde ban wordt daardoor, bij mij in ieder geval, verbroken.
Desondanks heb ik erg genoten van deze voorstelling. Waarin de acteurs van het NNT (Maartje van de Wetering, Wil van der Meer en Malou Gorter), de mannen van Project Wildeman, en danser Sam Louwyck op een heel zintuiglijke manier het verhaal vertellen van de hunkeringen van de mooie Salomé en het afgehakte hoofd van Jokanaän (Johannes de doper).
Eentonig engagement op een veilige afstand
Met deze voorstelling, gebaseerd op David Harrower’s tekst Knives in Hens, toont Julie Van den Berghe met hoeveel lef ze heel gedetailleerd, klein en fysiek regisseert.
Het verhaal over de driehoeksverhouding tussen een boer, zijn jonge echtgenote en een molenaar laat deze jonge regisseuse draaien op een pure vorm van theater maken waar de acteur en zijn kunde centraal staan. De boer, die het liefst dag en nacht tussen zijn paarden zou wonen, wordt op een standvastige manier gespeeld door Wim Opbrouck. An Miller beweegt op een enorm verfijnde manier in haar rol van jonge echtgenoot, die door het gebrek aan genegenheid van haar man bij de molenaar affectie gaat zoeken, ondanks de angst die deze vreemdeling haar inboezemt. De molenaar wordt, tot slot, als een buitenlandse molenaar vorm gegeven door Sabri Saad el Hamus, wat wel wat voorspelbaar is. De band die deze acteur met zijn Arabische achtergrond heeft en vaak gebruikt in het theater toont een engagement, eentje die echter zo langzamerhand overkomt als eenzijdig.
De voorstelling toont hoe mensen haatgevoelens ontwikkelen voor iets dat of iemand die ze niet kennen. De haat wordt de vrouw ingefluisterd door haar man en samen met haar angst voor het onbekende zorgt dit voor een, in het lijf van de vrouw, woekerende xenofobie die ze afvuurt op de molenaar. De aanklacht tegen vreemdelingenhaat is zeker een belangrijk onderwerp, maar zonder nieuw perspectief is het maar ten zeerste de vraag of deze voorstelling meer is dan enkel een herhaling van het bekende.
De scenografie is functioneel en draagt het ruwe signatuur van NNT’s Andre Joosten, maar hij laat hier zijn subtiele ongepolijste kant zien. Mooie beelden ontstaan vooral door het gebruik van de schaduwen van de acteurs die de molenaar als een reus naast de vrouw zet, waardoor haar angst voor hem bij ons nog duidelijker wordt. Een ander prachtig beeld is wanneer de vrouw en de molenaar in een soort sensuele dans elkaars lichamen beschrijven met hetgeen er in hun hoofd omgaat om elkaar zo te begrijpen, te duiden.
‘Messen in Hennen’ is zeker geen slechte voorstelling, zeker wel een mooie avond, vooral door het goede acteerwerk, maar blijft op een veilige afstand.
Wat een prachtige voorstelling! Een schitterend geheel deze voorstelling, een regie van Alize Zandwijk. Na het zien van Branden zwijg ik, net als Nawal Marwan jarenlang deed, enkele minuten, omdat woorden letterlijk te kort schieten en de door de voorstelling opgeroepen emoties nog door mijn lijf sluimeren. Ik durf het toch aan hier te proberen mijn vele geweien te verantwoorden, maar ik waarschuw: (haast) niets dan lof! Het spel van toneelacademie studente Nastaran Razawi Khorsani overtuigde mij helaas niet, maar dit vergeet ik doordat er zo veel goeds in deze mooie voorstelling zit. Allereerst vertelt Branden een indrukwekkend verhaal, verrassend, actueel en met een universele boodschap die misschien moralistisch is, maar de waarheid vertelt en de toeschouwer niet opgedrongen wordt. Ik verheug me zodoende al op nieuwe teksten van Wajdi Mouawad. Mijn verwachtingen vooraf aan deze voorstelling zijn hoog en terwijl ik na het zien van de eerste scènes vrees dat ze niet waar gemaakt zullen worden, leert het vervolg van de voorstelling mij dat ik nog meer had mogen verwachten… Aangrijpende, indringende tekst die ondersteund wordt door erg mooie schaduw beelden. Betrokken en steeds alerte acteurs die (bijna) allen goed acteerwerk laten zien en bovenal echt samen spelen. Soms moet ik even wennen aan de acteerstijl, maar dankzij een goed gedoseerde opbouw ontstaan er heel veel kippenvel-momentjes en groeien de personages voor je ogen uit tot ´echte´ mensen. Fania Sorel steelt, op haar bescheiden manier, absoluut de show. Wat een geweldige actrice! In haar rol als Nawal laat ze een Stanislavskiaanse kwaliteit zien, gaat ze heel diep en toont ingeleefd spel met oprechte emoties. Zittend ver van het podium wist ze me te raken en verloor ik even alles om me heen om helemaal op te gaan in Branden. Mijn nieuwe ´mooiste voorstelling´. Het vuurtje van binnen na Branden is voor nu gedoofd, maar zal zeker af en toe even aanwakkeren.
Niet eerder voelde ik me geneigd, na het zien van een theatervoorstelling, me zo negatief te uiten als ik hieronder zal gaan doen. Ik heb lang nagedacht om tot de treurige conclusie te moeten komen, dat het enige positieve aan deze voorstelling is, dat ik me besef dat ik in geen tijden zo´n slechte voorstelling heb gezien. Een gewei voor het theateraanbod in het noorden..!? Wat een fantasieloos geheel. Geen uitdagend beeld, slecht en té grotesk spel met her en der een wisseling in emotie die overduidelijk voortkomt uit een regieaanwijzing. De tekst vind ik te gemakkelijk, niet uitdagend en kent geen externe verwijzingen of enige connectie met de actualiteit. Shirley (gespeeld door Beppie Melissen) ziet de dood in de ogen en vraagt zich af, in een gevoelsmatig eeuwigdurende monoloog, wat het doel van haar bestaan is geweest. Haar veelal zwijgende man Eddy en poppendochter Leicia fungeren veelal als rekwisieten en leveren dus ook geen bijdrage die leidt tot het antwoord op deze vraag. Ik word niet aangezet tot denken en vraag me dus alleen af wat wilde de maker met dit toneelstukje zeggen? Tot antwoorden kom ook ik niet. Met structurele subsidie van het Fonds voor de Podiumkunsten denk ik toch dat Carver, een voor mij tot vandaag onbekend gezelschap, meer te bieden heeft. Is dit een incidentele misstap? ‘Het is maar een kleinigheidje, maar het is meteen gezellig’ herhaalde Shirley, naar gezelligheid ben ik de gehele voorstelling blijven zoeken.
Prometheus, stop met schreeuwen, kijk me recht in mijn ogen, neem adem en raak mijn hart!
De mensen van het NNT vind ik altijd enorm vriendelijk en gedurende de afgelopen maanden ben ik zo vaak deel geweest van voorstellingen en nevenactiviteiten omdat ik het belangrijk vind dat hèt stadgezelschap van Groningen een stevige plaats krijgt in haar stad. Hoewel het NNT en haar medewerkers mij nu al zover krijgen dat ik mezelf, in de eerste alinea van mijn Moose-recensie, al begin in te dekken voor hetgeen ik in latere zinnen zal verwoorden, en hoezeer ik ook met groengekleurde elanden zou willen strooien, kan ik dit wederom niet bij Prometheus, haar nieuwe grote zaalproductie.
Een adembenemend mooie vuurbal daalt in het diep donker ter aarde en lijkt een voorbode voor een doordringende voorstelling, maar wanneer het licht ontsteekt vervalt alles wederom in een oerwoud van chaos waar zelfs met een intellectueel hakmes nog bossen onbegrijpelijke bamboescheuten in je gezicht slaan.
De kern van de voorstelling zit vooral in de, door Ko van den Bosch (de eerder geprezen Tovenaar van het Woord) geschreven, tekst waardoor de kritiek op het huidige politieke beleid in een steeds opnieuw beginnende stroom over het publiek wordt gekotst. Wat kan het publiek met deze uitstorting van gal van de makers wanneer geen enkele ruimte gelaten wordt voor een eigen mening of bezinning van wat de prachtig vormgegeven woorden haar willen zeggen?
Dat de chaotische voorstelling een spiegel is die de ordeloosheid van de hedendaagse samenleving laat zien lijkt me duidelijk, maar door de enorme hoeveelheid aan gelijktijdige gebeurtenissen is het bijna onmogelijk om tot de kern te komen. Hoewel ik een groot voorstander ben van artistieke uitdaging, vind ik het oneerlijk om één te bieden die zoveel van je toeschouwers vergt dat zij zich afvragen of dit überhaupt mogelijk is.
Tot slot vind ik de Prometheus-mythe creatief gebruikt en met mijn voorliefde voor de antieke mythologie spreekt het me aan. Wanneer deze brenger van het vuur, door het NNT opgevat als de brenger van de passie en creativiteit en getoond als personificatie van de kunst en haar makers, echter aan het einde van de voorstelling verslagen op zijn rug gaat liggen, lijkt het of de kunst zichzelf overgeeft aan het doven van de vlam en niemand kan me overtuigen dat, dit hetgene is dat het NNT mij wil laten geloven. Waarom rebelleert Prometheus niet tegen de dovemans oren van de ‘gewone’ en de ongewone man?
Prometheus, stop met schreeuwen, praat tegen me, zonder poeh-ha, zonder opzettelijk grove bewoordingen, kijk me recht in mijn ogen, neem adem en raak mijn hart!
Zestien dansers bewegen zich in een niet aflatende stroom van links naar rechts over het toneel. Door kleine kostuumwisselingen lijken het er aanvankelijk nog veel meer te zijn. De manier van voortbewegen en de snelheid daarvan verschuift langzaam. Eerst op handen en voeten, rollend, draaiend, kruipend, schuivend. Het moment dat de eerste danser gewoon rechtop lopend oversteekt komt bijna als een schok. Fascinerend is het te zien hoe eenzelfde beweging door elke danser met minieme verschillen wordt uitgevoerd. De geluidsband, een zeer geleidelijk aanzwellende en afnemende dreun, versterkt het effect van de eindeloze voortgang. Soms is het net alsof de toneelvloer in tegengestelde richting schuift. Je kunt in deze voorstelling van alles zien, er allerlei filosofische betekenissen aan hangen, maar ik vind het gewoon een ode aan de schoonheid van het voortbewegen.
In Mightysociety9 dringt Eric de Vroedt zijn altijd zo aanwezige boodschap dit keer, op een minder prettige manier bij het publiek op. Geinspireerd door de Probo Koala-affaire: de giframp die vijf jaar geleden in Abidjan plaats vond, komt de Vroedt met een drieluik waarvan de losse delen overzichtelijk met elkaar verbonden zijn. Mooie multifunctionele scenografie en leuk, niet al te origineel, gebruik van multimedia. Binnen de voorstelling wordt gezocht naar de vraag wie de schuldige is? Terwijl men bij aanvang nog uitgedaagd wordt te lachen om de gevoelige kwesties, poogt de Vroedt in het verloop van de voorstelling het publiek de lach te ontnemen en bekritiseert hij de huidige maatschappij waarbinnen niet alles is wat het lijkt. De link die hij in het tweede deel van de voorstelling legt met de klassieke tragedie Medea is verrassend, maar ook vergezocht en onnodig in een voorstelling die over de ´actualiteit´ gaat en al zo´n overduidelijke maatschappelijke boodschap kent. De voorstelling duurt erg lang en hetgeen dat de Vroedt wil overbrengen komt té vaak en té nadrukkelijk naar voren. Dit geeft de stuk voor stuk goede acteurs wel de gelegenheid een veelheid aan emoties uit de kast te halen en een veelkleurig stukje vakwerk te laten zien, maar toch weten ze me niet te raken. De herhaling versterkt namelijk niet de boodschap, maar verzwakt de aandacht bij de onverschillig geworden toeschouwer.