Over voortijdige oordeellozingen, rode lopers en bonbonnières. Drie premières
Amsterdam, 14 januari Ik doe mijn ogen dicht en concentreer me op wat ik hoor. Wat moet ik anders? Niet alleen is de enscenering heel statisch, door de grote afstand kan ik ook niks zien van de lichaamstaal en van de mimiek van de acteurs. Kijken heeft dus geen enkele zin. Want door een misverstand met kaartjes zit ik op het tweede balkon. Voor het eerst hoog boven het podium. Dat zou misschien nog te doen zijn bij een voorstelling van Guy Cassiers met videoprojecties. Maar niet bij de première van Op Hoop van Zegen van Het Toneel Speelt. Dat is van die afstand niet veel meer dan een hoorspel. En dan heb ik ook nog de pech dat ik het stuk vrij goed ken. Dus niet wordt verrast door de kwaliteit van Heijermans’ drama.
Na afloop bij de champagne in de foyer is iedereen positief over de voorstelling. Eigenwijs blijf ik zeggen dat ik het een bezoeking vond. Als het effect van de enorme kloof tussen de zaal en het tweede balkon in volle omvang tot me begint door te dringen, ga ik toch twijfelen. Uiteindelijk ontkom ik er niet aan om bakzeil te halen. Pijnlijk. Heel pijnlijk. Want ik heb mijn oordeel niet onder stoelen of banken gestoken. Integendeel. Ik ben zo iemand die meteen na het applaus van wal steekt. Die al ín de zaal, in dit geval dus al óp het balkon, zijn mening geeft aan iedereen die het horen wil. En aan iedereen die het niet horen wil. Een kwalijke gewoonte. Die me vanavond goed opbreekt.
Groningen, 25 januari
Bij het oude Noord Nederlands Toneel (God hebbe zijn ziel) deden ze niet aan premières. Hoewel hij er niet woonde, was toenmalig artistiek leider Koos Terpstra waarschijnlijk toch besmet met het Groningse minderwaardigheidscomplex. ‘En als die recensenten uit het westen nou niet komen? Dan hebben we dat geld voor die bitterballen toch voor niks uitgegeven?’ Zoiets moet het zijn geweest.
De première van Medea is op een zondagmiddag. Om vier uur. Gewoontegetrouw ben ik vanaf de zijkant, de kant van café De Souffleur, de trappen voor de ingang van de schouwburg aan het beklimmen. Ik stuit op een afzetting, een goudkleurig koord. Nu dringt het pas tot me door. Ik moet over de rode loper. Nu pas zie ik ook dat links en rechts van de ingang de artistiek en zakelijk leider van het nieuwe NNT klaar staan om iedereen persoonlijk te verwelkomen. Ola Mafaalani doet aan uitbundige omhelzingen weet ik. Ik kies dus voor rechts en schud de hand van Hans Kraaijeveld.
Na afloop staat de champagne al klaar. Wat is er verder zoal te zien? Veel lokale hoogwaardigheidsbekleders natuurlijk, maar ook nogal wat recensenten uit het westen. Alleen al van NRC Handelsblad tel ik er twee. Er zijn geen bitterballen.
Ik eet me ongans. Eerst val ik in de benedenfoyer ongegeneerd aan op de quiche’s, de dolma’s, en het stokbrood met tapenade. De gehaktballetjes laat ik voor wat ze zijn, die doen me teveel aan bitterballen denken. Volledig voldaan ga ik naar boven waar de band speelt, maar daar krijg ik ogenblikkelijk een dienblad met calamares a la romana onder mijn neus. Champagne en calamares! Daar kun je me voor wakker maken! Ik tast ruim toe. En ik ben om! Het oude NNT is dood! Leve het nieuwe NNT!
Groningen, 9 februari
De moppermonoloog Brandhout. Een irritatie van tg Stan, naar de roman Holzfällen. Eine Erregung van Thomas Bernhard, wordt gespeeld in tien zogenaamde bonbonnières. In Nederland zijn dat de schouwburgen van Groningen, Leiden, Amsterdam en Den Haag.
Aan niets is te merken dat ik een Nederlandse première bijwoon. Dat er geen rode loper ligt op de trappen van de schouwburg, soit. Dat er niemand van tg. Stan in de kou staat om me welkom te heten, ik heb er begrip voor. Maar dat de programmeur van Grand Theatre, verantwoordelijk voor het naar deze schouwburg halen van de voorstelling, zelfs na mijn uitdrukkelijke verzoek, me een persoonlijk woord van welkom weigert, doet het ergste vermoeden.
En ja hoor. Ook na afloop is er helemaal niks. Zelfs geen bitterballen. En natuurlijk ook geen champagne. Maar waarom dan die misselijkmakende geur van oud frituurvet in het Groningse Schouwburgcafé waar een handjevol mensen op de toneelspeler staat te wachten? Lang voordat die komt opdraven, ben ik al gevlucht naar café De Souffleur aan de overkant.
Illustratie: Damiaan De Schrijver in Brandhout. Een irritatie van tg Stan
reacties
Aj, dat gulle première-banket, da’s geen goed voorteken. Toen De Theatercompagnie startte, we wisten niet wat we meemaakten: oesters, goeie champagne in eindeloze stromen. Geen woord meer over de voorstellingen, inderdaad. Enfin, we weten waar dat eindigde…
Nu blijkt dat het wondermooie bos, dat aan het eind van Brandhout wordt onthuld, tjokvol asbest te zitten.
Brandhout tjokvol asbest! Dat is niet zo best! Nadere informatie bij tg. Stan leert dat het niet gaat om de houten wand vooraan op het podium (zie de foto hierboven). Ook niet om het geschilderde achterdoek van het woud dat aan het eind van de voorstelling wordt onthuld. Het waren zes van de Kortrijkse Stadsschouwburg geleende decorstukken die deel uitmaakten van dat woud.
Niet tjokvol dus. Maar toch asbest. Mijn gezondheid! Een onafhankelijke deskundige stelt me gerust. Alleen bij het vrijkomen van asbest bij bijvoorbeeld brand of tijdens het verwerken van het materiaal zou ik mogelijk gevaar hebben gelopen. Tg. Stan deelt mee dat de voorgeschreven procedure is gevolgd en dat, vanzelfsprekend, de tournee van Brandhout verder gaat zonder die betreffende decorstukken.
Bitterballen zijn inderdaad lekker, maar die kan je toch zelf ook wel betalen? De voorstelling wordt al rijk gesubsidieerd, moet het publiek, inclusief de genodigden (meestal toch al niet onbemiddeld) dan ook nog eens gesubsidieerd gevoed worden. Zeg nou zelf, dat geld kan vast beter besteed worden.
Sorry Hash, bitterballen zelf betalen op premières is streng verboden.