Hoeveel mededogen verdient een theatermaker? Als je 1. de openingsvoorstelling van TF bent en dus speelt voor een (halflege) incrowdzaal. 2. snipverkouden en hees bent. 3. de avond aan het begin ruw verstoord wordt door een bange en verwarde man die met je in gesprek wil. Dit alles overkwam Damiaan de Schrijver afgelopen donderdag. Hij sloeg zich dapper door de avond heen maar tot een meeslepende voorstelling kwam het niet. Af en toe viel een glimp op te vangen van de geniale acteur die hij is. Maar het ging zo moeizaam… Ik denk dat niemand het hem kwalijk had genomen als hij er halverwege het bijltje bij neer had gegooid.
Het gaat over kunstvolk en kunsthaat, deze Bernardeske bijna-monoloog naar Bernhard. Maar Damiaan Deschrijver óógt vooral vervaarlijk, eigenlijk is hij natuurlijk een poeslieve acteur. Daarom wordt zijn tirade, waarom hartelijk gelachen mag worden, een beetje ongevaarlijk. Het deed me (ouwe lul) heel erg denken aan De Keizer van het Verlies van Fabre van tien jaar geleden. Ook lachen, maar dan pijnlijker.
Er valt veel te gniffelen en te lachen, maar woede en verdriet vormen de onderstroom in deze prachtige voorstelling.
Hij, de beschouwer, neemt de andere kunstzinnige gasten ( en zichzelf) op de middernachtelijke dis ter ere van de”grote toneelspeler’ in diens meesterrol van Hjalmar Ekdal in ‘De Wilde Eend’, de maat. Een schimp- en scheldkannonade op niveau.
Hoog niveau, want geschreven door Thomas Bernard en gespeeld door de alweer imposante Damiaan de Schrijver - en de perfect timende souffleur Sara de Roo, wier gefluister en mimiek precies pasten.
(Dus bijna alles klopte. Behoudens dan de veranderingen die de schouwburg heeft ondergaan. Een treurige entree, een onlogische plaats voor de garderobe en vooral de penetrante geuren van vis en knoflook uit het nieuwe restaurant, die tot in de zaal doordrongen.)
Anderhalf uur gescheld en getier, niet alleen op het geposeer van acteurs en theatermakers, maar ook op de zich als kunstminnende bewonderaars van dat theater (en van kunst in het algemeen) afficherende Weners. Dat zou ondraaglijk zijn als Damiaan De Schrijver er niet ook de triestheid van laat zien. En, niet onbelangrijk, ook de humor. De Schrijver is bij vlagen meesterlijk in deze monoloog naar de (na verschijning in 1985 in Oostenrijk verboden) roman Holzfällen van Thomas Bernhard. Een must see dus? Ik twijfel. Dat komt door vertaalster Monica Verhofstadt in de rol van souffleur. Op haar vertaling valt niet zoveel aan te merken, daar gaat het niet om. Maar op haar acteren wel. In bijna alle recensies na de première in Antwerpen, anderhalve week geleden, werd niet alleen het spel van De Schrijver maar ook expliciet dat van de souffleur bejubeld, van de meestal zwijgende tegenspeelster met wie De Schrijver interactie zoekt. Maar die souffleur was Jolente De Keersmaeker. En ik heb zo het idee dat dat een heel groot verschil maakt.