theaterpraat

5. Poquelin / De blanke wapens

604_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

In de tweede klucht van Molière die we vanavond te zien krijgen, speelt Frank Vercruyssen een cocu imaginair, een man die denkt dat zijn vrouw hem bedriegt. Woedend is hij op zijn vermeende rivaal. Zo snel mogelijk wil hij hem van kant maken. Maar waarmee? De hoeveelheid vervaarlijk ogende glimmende ijzerwaren waaruit hij kan kiezen, mag dan indrukwekkend zijn, het lukt de wantrouwige echtgenoot niet om een keus te maken.

Met vier totaal verschillende slag- en steekwapens stapt hij uiteindelijk de planken op. Het is toneel op toneel, we zitten dus op het podium, aan drie kanten van een ongeveer anderhalve meter hoge speelvloer. Tussen die verhoogde speelvloer en de achterwand van de schouwburg zit geen publiek. Daar kleden de acteurs zich om. En daar wachten ze als ze even niks te doen hebben.

De man die er ten onrechte vanuit gaat dat zijn vrouw het met een ander doet, heeft zijn zestiende-eeuwse moordtuig schots en scheef in zijn gordel gestoken. Terwijl hij zorgvuldig buiten het blikveld van zijn rivaal blijft, want hij wil hem van achteren neersteken, haalt hij het ene na het andere wapen te voorschijn. Maar steeds, op het laatste moment, slaat de twijfel toe en stopt hij het weer terug. Dan is het zover. Met een ferme greep omklemt hij het heft van zijn zwaard, aarzelt toch weer, overweegt de sabel, lijkt alsnog voor het zwaard te gaan, en trekt tenslotte met een woest gebaar de dolk. En de schede waarin die dolk zit.

Dat was natuurlijk niet de bedoeling. De lafaard heeft de dolk weliswaar stevig in zijn hand, maar de huls slaat met een enorme klap tegen de achterwand. Vlak boven het hoofd van Tine Embrechts die geen rol heeft in deze scène. Als versteend blijven Vercruyssen en zijn tegenspelers staan. Met van angst vertokken gezichten kijken ze achterom. Zeker een halve minuut gebeurt er niks. Dan, heel langzaam, komt Embrechts overeind. Ze steekt haar duimen op ten teken dat ze ongedeerd is.

Gecontroleerd?
Af en toe vraag je je bij een voorstelling af of het er nou bij hoort of niet. Bij deze vier kluchten van Molière waarbij misleiding en bedrog de gemeenschappelijke thema’s zijn, verwacht ik eigenlijk dat alles er bij hoort. Maar dat dolkomhulsel heeft me aan het twijfelen gebracht. Dat had toch ook een toeschouwer kunnen raken? Als Tine Embrechts een veilig heenkomen heeft gezocht en de scène weer wordt opgepakt, vraagt Vercruyssen tot twee maal toe aan zijn tegenspelers of ze opnieuw willen inzetten. Logisch, hij is ontdaan na het bijna-ongeluk. Of speelt hij dat? En zijn vermeende rivaal Adriaan Van den Hoof? Krijgt die even later, als hij van de ergste schrik is bekomen, echt de slappe lach? Of word ik weer misleid?

Spreekt Tine Embrechts na afloop aan de bar eigenlijk wel de waarheid? Op mijn bezorgde vraag hoe het met haar is na die onbehouwen actie van Vercruyssen, antwoordt ze schouderophalend: ‘Pff, hij zegt dat het gecontroleerd was.’ Ondertussen drukt haar gezicht op niet mis te verstane wijze uit: ‘Dat zal dan wel! Maar ik ben me rot geschrokken!’

Een dolk?
Ik bel Karin. Ik wil weten hoe deze scène verliep toen zij de voorstelling zag.
‘Oei, dat is lang geleden. Waarom vraag je dat?’
‘Ik kom er niet uit. Hoort het er nou bij of niet? Dat met die dolk?’
‘Een dolk? Dat weet ik niet meer. Ik herinner me nog wel dat toen Vercruyssen in die middeleeuwse wapenrusting de scène onveilig kwam maken zijn tegenspelers het niet meer hadden. Op een gegeven moment leken ze zelfs meer lol te hebben dan wij. Ondertussen ging dat natuurlijk wel ten koste van de vaart van het geheel. Waar ben je trouwens?’
‘Gent. Ik spreek je nog. Bedankt hè.’

Het kan bijna niet anders. Het is vast zo dat Frank Vercruyssen improviseert. Dat hij elke voorstelling weer iets anders kiest uit die enorme stapel blanke wapens die voor hem klaar ligt. Elke avond iets verrassends probeert te bedenken. Met de bedoeling dat de anderen in de lach schieten. Maar deze keer scheelde het een haar of het was heel slecht afgelopen.

Een lamp?
Tine Embrechts begint genoeg te krijgen van het onderwerp en probeert het gesprek een andere wending te geven. Ze vertelt dat ze niet zo lang geleden met Saint Amour in Groningen was. En hoe Jan Mulder toen…
‘Sorry, ik krijg een telefoontje. Hé Cécile!’
‘RiRo, ik hoor net van Karin dat je Poquelin hebt gezien en je nu afvraagt of het er bij hoort.’
‘Klopt.’
‘Je bedoelt zeker dat met die kroonluchter?’
‘Kroonluchter? Nee, met die dolk.’
‘Een dolk zegt me niks. Maar toen ik de voorstelling in Haarlem zag, wanneer was het, oktober 2003 denk ik, knapte een van de lampen. Tot grote hilariteit van het publiek. En van de spelers zelf. De scène moest zelfs een paar keer opnieuw worden ingezet … RiRo? Ben je er nog?’

Poquelin van tg Stan ging in première op 21 mei 2003 in het Kaaitheater in Brussel
Gezien op 9 april 2008 in de Schouwburg NTGent in Gent
Tekst: Molière
Spel: Natali Broods, Jolente De Keersmaeker, Sara De Roo, Damiaan De Schrijver, Tine Embrechts, Adriaan Van den Hoof en Frank Vercruyssen

RiRo op 23/05/2008 - 00:07   4 reacties

Poquelin (Stan)

reacties

Beste Riro,
ik heb respect voor elke goedwillende amateur theater criticus, maar jou verhalen raken wal nog kant, ‘k heb er nu een aantal gevolgd, maar allemaal lijken ze voornamelijk ter verheerlijking van je zogezegde theatrale inzicht en inside information waarover je kennelijk lijkt te beschikken, eb de contacten in het wereldje natuurlijk niet te vergeten, kortom het leest als iemand die eigenlijk iets heel anders met zijn leven had willen doen dan wat ‘ie nu doet, daarnaast ben je copycat en een naprater. Maar als je er zelf plezier aan beleeft, wie ben ik om je tegen te houden?

anakin (niet geverifiëerd) 28/05/2008 - 14:40

Leve de goedwillende amateur criticus!

Floortje 28/05/2008 - 21:01

Ik vind het soms toch best nog wel vermakelijk hoor,
acteurs en andere bij het theater betrokkenen die graag laten weten dat zich niet willen neerleggen bij hun rol.
Figurant in (amateur)recensies.

eswé 28/05/2008 - 21:22

Riro, juist je oprechte interesse in en de worsteling met het vreemde wezen dat wij theater noemen, maken je stukjes zo interessant. Ik lees ze als de gedachten van een betrokken buitenstaander die zo goed en zo kwaad het gaat probeert te duiden wat hij ziet. Hoewel soms imperfect en niet objectief, wel integer en voor mij ook verhelderend! Dus: meer van dit!

Sara (niet geverifiëerd) 28/05/2008 - 21:58