November 2005 ‘Waarom wind je je zo op? Het was toch een goede voorstelling?’
‘Hoe kom je daarbij! Je hebt het boek zeker niet gelezen?’
‘Kom me niet aanzetten met dat - het boek was beter - gelul. De voorstelling staat op zichzelf.’
‘Hou toch op!’
In Grunberg’s roman De Asielzoeker laat Socha, een mager en ziek Oost-Europees hoertje, aan haar klant Beck haar pijn zien. Hij ziet wel dat Socha’s pijn niets te maken heeft met het bloed op het papier waarmee ze haar geslacht heeft schoongeveegd. Beck staat volkomen in zijn recht als hij beweert dat ze hem keukenpapier laat zien met rode konijntjes erop. Dat het alleen maar op bloed lijkt.
Beck is niet dom, hij begrijpt heus wel waarom Socha hem vraagt waarom hij haar heeft kapot gescheurd. Dat ze dat doet omdat ze een veel diepere pijn wil begrijpen. Dat ze het daarom uitschreeuwt. Dat ze schreeuwt om alle pijn van alle Socha’s van deze wereld. Toch zegt Beck laconiek: ‘Laat me eruit, ik moet naar buiten, ik ben iets belangrijks vergeten.’ Een typische Beck-opmerking. Correct, beleefd, ironisch. Dan pakt Beck uit een gereedschapskist een schroevendraaier en steekt Socha een oog uit.
Voor mij kan het niet ver genoeg gaan, regisseurstoneel. Ik houd van toneel gemaakt door theatermakers die niet voor de hand liggende beslissingen durven te nemen. Johan Simons is zo’n regisseur. En juist omdat Simons zo eigenzinnig is, zit de scène hierboven niet in de voorstelling. Natuurlijk niet. Dat zou nergens op slaan. Want hij heeft ervoor gekozen om de liefde tussen de hoofdpersoon Beck en zijn vrouw Vogel centraal te laten staan. Niet Beck’s cynisme.
Zelfs niet een beetje cynisch?
In de roman De Asielzoeker heeft Beck zijn vrouw al vier jaar niet meer aangeraakt. In de voorstelling wordt dat gemis aan warmte ruimschoots goed gemaakt. De twee staan voortdurend aan elkaar te friemelen. ‘Moegestreden en tegelijkertijd onlosmakelijk met elkaar verbonden, een liefde voor het leven, dat wil ik graag op het podium zien.’ Zo zegt Johan Simons het zelf. Nou dat zien we dan ook. Voor alle duidelijkheid vat ik het even samen: We kijken naar een voorstelling gebaseerd op een roman van Arnon Grunberg, we zien een man die zich zelfs geen ironische oogopslag permiteert, die van zijn vrouw staat te houden, zenuwachtig aan van alles en nog wat staat te frunniken, geen raad weet met zijn handen, zachtaardig is en teder.
Is dit een liefde voor het leven?
Grunberg’s roman is doordrenkt van cynische humor, vooral in de dialogen, ook in de die tussen Beck en Vogel. Dat cynisme is de angel in een roman die vooral over illusieloosheid gaat. Het is natuurlijk onvermijdelijk dat er het een en ander sneuvelt uit het boek. Maar haalt Simons er niet té veel uit? Haalt hij er op deze manier niet alleen rigoreus de angel uit, maar ook nog eens het hoofdthema? Ze zijn alleen nog maar ontzettend met elkaar verbonden, die twee met hun liefde voor het leven.
Ze doen me denken aan van die echtparen die je tijdens het zappen wel eens tegenkomt. Die tv-echtparen zitten dan meestal op een pompeuze bank in een kleine woonkamer en vertellen aan de camera over hun persoonlijk leed of over schrijnend onrecht. De toneel-Beck en de toneelvogel praten precies zo. Ze staan naast elkaar op een pompeus luchtbed en praten tegen het publiek, wij zijn de camera. Voor alle zekerheid zit er zelfs een acteur als man met de pet tussen ons in. Als de twee op hun luchtbed aan ons over elkaar staan te vertellen, en dat doen ze voortdurend, praten ze over elkaar in de derde persoon en vullen ze elkaar ook nog eens steeds aan. Net zoals die tv-echtparen altijd doen. Ja, dit zijn heel duidelijk twee mensen die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, een liefde voor het leven.
En kan dat dan zomaar?
‘Wat heeft Simons met Beck’s façade van ijselijke beleefdheid gedaan?’, vraagt Anneriek zich roodaanlopend af. ‘Weg is het, helemaal weg, verdwenen, foetsie. Hij heeft dat uit formaliteit gesneden pantser van de Beck uit het boek gewoon vervangen door een laag vet.’ Ze is boos, dat begrijp ik. Ze vindt Wim Opbrouck te dik. Het is waar, hij is nogal stevig. Ze is teleurgesteld. Ik ook. Ik heb prachtige voorstellingen van Johan Simons gezien, maar vanavond ben ik ook teleurgesteld. We wisten dat Simons zou ingrijpen. Maar hij heeft dat op een heel andere manier gedaan dan we hadden verwacht. Dat heeft ons verrast. Kan dat dan zomaar? Ja dat kan zomaar. Dat is nou juist waarom regisseurstoneel zo boeiend is. De ene grote kunstenaar laat zijn visie zien op het meesterwerk van een andere kunstenaar.
‘Wat doet die kunstenaar Simons dan met het meesterwerk van Grunberg?’, vraagt Anneriek op hoge toon. Ze is goed op dreef, ze ligt op ramkoers. ‘Wat doet hij met dat meesterwerk?’
‘Hij leest het als een liefdesroman?’, probeer ik.
‘Ja’, raast Anneriek, ‘en dus?’
‘Ik weet het niet, wat bedoel je?’
‘Simons accentueert Beck’s mogelijkheid tot verbondenheid met zijn medemensen. Dat kan toch niet! Zo’n hoopvol aspect is in de roman van Grunberg toch hooguit in de kiem aanwezig!’
‘Dat klopt Anneriek, daar heb je gelijk in.’
‘Dit is diep teleurstellend.’ Met een wild gebaar pakt ze haar jas. ‘Deze voorstelling is echt diep teleurstellend,’ zegt ze nog een keer, voordat ze met grote boze stappen de schouwburg verlaat.
De Asielzoeker van NT Gent ging in première op 21 oktober 2005 (Nederlandse première 14 november 2005)
Tekst: Arnon Grunberg
Tekstbewerking: Koen Tachelet
Regie: Johan Simons
Spel: Elsie de Brauw, Aus Greidanus Jr., Wim Opbrouck en Servé Hermans