Een van de knapste, intelligentste, gevoeligste en geestigste voorstellingen die ik ooit heb gezien. Heerlijk verbaal toneel; de woorden prachtig, vaak onverschillig uitgesproken. Geen moment bombastisch, vermanend of op een andere manier voor de hand liggend.
Vaardig, aangrijpend en soms zo akelig dat je er een wee gevoel in je kruis van krijgt.
Geweien voor acteerprestaties, tekst, ritme, het gedane huiswerk en voor de glasplaat die niet omviel en het pistool dat niet afging.
Ik ben wat mild omdat ik lekker gegeten had, die avond en een zonnig humeur had. Ik heb regelmatig moeten giechelen om deze voorstelling, die eigenlijk niet deed wat hij beloofde, namelijk laten zien wat een man doormaakt die in een seconde alles verliest wat hij belangrijk vindt. Ik vind dat een aardig concept en zat me best te verheugen.
De man vertelt het verhaal en is daarbij niet ongeestig. Ze speelden leuke muziek, maar er kon eigenlijk maar een goed zingen, ze deden aardige dansjes maar er konden er maar twee echt goed dansen, en riepen zo nu en dan dat ze konijnen waren zonder dat helemaal honderd procent duidelijk werd waarom.
Toch was het grote zilverfolie luchtkussen dat ze door de zaal lieten zweven een leuke vondst en trok de man die vertraagd een blauw pak aantrok, uiteindelijk een inderdaad gaaf blauw pak aan. Zo nu en dan knalde er wat, en er draaiden lichtjes rond en er werd gebruld en gedaan dat het een lieve lust was. O ja, en God liep ook nog over het toneel. Je kon al met al duidelijk zien dat het kunst was.
In die wetenschap heb ik mijn tevreden buikje snorrend van plezier naar het dichtsbijzijnde glaasje advokaat gedragen.
Gewei voor de verteller en zijn tekst, delen met het kussen en blauwe pak. Tomaten voor de holle pretentie, het vluchtgedrag en het nalaten te verklaren wat die konijnen met de hele zaak van doen hadden.
Met goede moed en hoop naar utrecht afgereisd, met open vizier naar toe gegaan en heb me twee uur lang een ongeluk verveeld. Dat overkomt me niet snel, maar twee uur lang flauwekul naar mijn hoofd geslingerd krijgen is zelfs mij te gortig.
Tja…
Het is geen heel erg goede, en ook geen heel erg slechte voorstelling. Ik heb me over het geheel genomen best vermaakt.
Hooguit 17 is gewoon niet een ontzettend goede tekst. Hij zit erg knap in elkaar, met allemaal kleine lijntjes en een soort Strindberg-achtig symbolisme, maar dat brengt wel met zich mee dat het kijken naar de voorstelling een tamelijk cognitief activiteitje wordt. Sobol heeft daarbij een voor een jood behoorlijk gereformeerd vingertje, en daar hou ik nooit zo van.
Het spel is over het algemeen bevredigend tot goed, al mist de voorstelling vooralsnog het tempo een geoliede timing die het tot een degelijke komedie moeten maken. De voorstelling moet zich duidelijk nog ontwikkelen. De dialoog is waardeloos vertaald. Ik ben vergeten welk stuk hout het op zijn geweten heeft, maar er zijn dingen die je niet doet, en een ervan is schrijven: “Jij neemt mij niet aux serieux!”.
Kortom 1 tomaat voor Sobol, 1 voor de vertaler, wiens naam mij ontschoten is, 1 voor de vormgeving, die de tweedimensionaliteit van de personages eerder benadrukte dan compenseerde. 1 Geweien voor het acteerwerk en 1 voor de grappen. Nog een om de moed erin te houden, want de recensies zijn kwalijker dan verdiend.
Uiteindelijk met veel plezier gekeken. Gewei voor de tekst van Claus: prachtig, lekker tempo. De tekstbehandeling van Pierre Bokma, Hugo Koolschijn en Joop Admiraal was sterk in tegenstelling tot Kitty Courbois (try-out?). Tomaat en gewei voor vormgeving: de set maakte pas in deel twee een geïntegreerd deel uit, maar toen was het ook feest. Verder buitengewoon storende en afleidende geluidjes uit rare hoeken, die nergens wat mee te maken hadden.
Her en der dus een storende regievondst, maar verder nu al een voorstelling met kloten, en potentieel zelfs erg goed.
Oei, wat een smeerlapperij. Ik ken de tekst als een eerlijk verhaal over oceaanstomers, machinekamers, schroeven en moeren en snoeiharde, meedogenloze muziek (jawel, er bestaat ook jazz zonder de fatterige slapjanus-connotaties van de grachtengordel-intelligentsia). Om ‘Novecento’ met goed fatsoen te kunnen spelen moet je houden van Detroit en kakken op Montmartre.
Staat daar Franssen als een soort kopie van Adriaan van Dis te zemelen over ‘Parijs’ en de ‘boulevard van Nice’! ‘Novecento’ (van Baricco), is een tekst die best kan rocken als je hem met een flinke schaar en een pritt-stift te lijf gaat. De Nederlandse vertaling zuigt overigens dooie geiten vanwege precies het soort kitscherige romantiek waar ook deze voorstelling verschrikkelijk last van heeft.
In deze voorstelling wordt een speelstijl en een dictie gebruikt, die je eigenlijk alleen verwacht nog terug te zien in theaterhistorische TV-series. Het was, echt waar, af en toe net de stem van het polygoon-journaal.
Franssen speelt tegen de achtergrond van een diascherm, waarop aquarellen van de oceaan geprojecteerd worden, maar dan zo vaag en in zulke gemene kleuren dat je d’r scheel van gaat kijken. Om het geheel af te toppen wordt gedurende de hele voorstelling een ‘soundscape’ afgespeeld met onnozele, illustratieve neuzelgeluidjes als zeemeeuwen en het geluid van de branding.
Novecento, pianist der oceanen (och, och, och, de titel alleen al!) is het theatrale equivalent van een huilend zigeunermeisje. Jakkes.