Oei, wat een smeerlapperij. Ik ken de tekst als een eerlijk verhaal over oceaanstomers, machinekamers, schroeven en moeren en snoeiharde, meedogenloze muziek (jawel, er bestaat ook jazz zonder de fatterige slapjanus-connotaties van de grachtengordel-intelligentsia). Om ‘Novecento’ met goed fatsoen te kunnen spelen moet je houden van Detroit en kakken op Montmartre.
Staat daar Franssen als een soort kopie van Adriaan van Dis te zemelen over ‘Parijs’ en de ‘boulevard van Nice’! ‘Novecento’ (van Baricco), is een tekst die best kan rocken als je hem met een flinke schaar en een pritt-stift te lijf gaat. De Nederlandse vertaling zuigt overigens dooie geiten vanwege precies het soort kitscherige romantiek waar ook deze voorstelling verschrikkelijk last van heeft.
In deze voorstelling wordt een speelstijl en een dictie gebruikt, die je eigenlijk alleen verwacht nog terug te zien in theaterhistorische TV-series. Het was, echt waar, af en toe net de stem van het polygoon-journaal.
Franssen speelt tegen de achtergrond van een diascherm, waarop aquarellen van de oceaan geprojecteerd worden, maar dan zo vaag en in zulke gemene kleuren dat je d’r scheel van gaat kijken. Om het geheel af te toppen wordt gedurende de hele voorstelling een ‘soundscape’ afgespeeld met onnozele, illustratieve neuzelgeluidjes als zeemeeuwen en het geluid van de branding.
Novecento, pianist der oceanen (och, och, och, de titel alleen al!) is het theatrale equivalent van een huilend zigeunermeisje. Jakkes.
Ik heb nog geen reacties geplaatst.