Exit Johan Simons, entry Wim Opbrouck. En die heeft zijn entree niet gemist! Hij nam de opera Aïda, die gecomponeerd werd voor ook een opening, die van het Suez kanaal en die van de Opera van Kaïro, ter hand, negeerde het verhaal maar behield de muziek. Die muziek laat hij dan zingen door een de acteurs, het ganse NTG-personeel van directeur tot poetsvrouw en… het publiek. Sleurt er ook nog een fanfare bij en geeft het geheel nog een inhoudelijk tintje door Ferdinand de Lesseps wat tekst rond “opening” te laten geven. Zelden zo betrokken geweest bij een voorstelling.
Guy Cassiers oogste nogal wat succes met zijn vierdelige bewerking van “A La Recherche du Temps Perdu” van Marcel Proust. Nu pakt hij “De Man Zonder Eigenschappen” van Robert Musil aan. En terug die literaire benadering, die trage zegging, meer filosofie dan actie en, uiteraard, de videobeelden. Toch werkt het weer, mede dank zij de schitterende cast.
"Met de beste acteur van Vlaanderen" bloklettert de affichette. Nou, de populairste alleszins. En na deze voorstelling ben ik geneigd de perstekst nog te geloven ook. Koen De Graeve speelt iedereen van de planken als de twijfelende leegganger die zelfs in de liefde bang is van enig engagement. Sterke voorstelling trouwens. Lazarus waagt zich eens aan een klassieke tekst en doet dat met verve.
Magne van den Berg schreef een subtiele tekst over genegenheid en over het verlangen om niets te hoeven. Een verhaal over een broer en een zus in het huis en vooral in het echtelijke bed van hun overleden ouders. Waarbij halverwege ‘de hem’ van de zus opduikt. Subliem geschreven. En gespeeld op een manier die van begin tot het eind raakt.
De personages praten met elkaar in de derde persoon, dat lijkt afstandelijk, maar uiteindelijk blijkt daardoor dat wat we zien en horen niet afstandelijker wordt maar juist indringender.
De broer: ‘De broer zegt: het was nooit ingewikkeld tussen ons.’
De zus: ‘De zus zegt: nee.’
De broer: ‘De broer zegt: we deden het gewoon.’
‘Tekst en handelingen lopen zoveel mogelijk niet synchroon’, schreef Magne van den Berg voor. Meestal illustreren de handelingen van de acteurs hun woorden dan ook niet, maar glijden ze er net een beetje langs. Naarmate de voorstelling vordert, blijkt hoe effectief die regieaanwijzing is, en hoe goed regisseur José Kuijpers en de acteurs ermee zijn omgegaan. Want mede door die manier van spelen behouden de intieme incestueuze gesprekken tussen broer en zus en de intieme handelingen tussen de acteurs een grote mate van zuiverheid.
Een sprookjesachtige begin. De lieftallige Alice, op rode laarzen en in een paarse dirndl: ‘Ik heb een losse draad gevonden op de plek waar de toekomst zou neerdalen … .’ Maar dat lieftallige sprookje duurt niet lang, al heel snel verandert het in een grimmige nachtmerrie.
Regisseur en bewerker Ko van den Bosch lijkt bevangen door angst over ‘wat er op dit ogenblik in Nederland gebeurt’. Ik vat de redenering van Van den Bosch uit het programmaboekje even samen: Politici van nu exploiteren angst en onzekerheid. Politieke partijen die vroeger fatsoenlijk waren, gaan mee in het heersende egocentrisch pragmatisme. Dat verklaart incidenten als vaders die hun dochters in kelders opsluiten en misbruiken. Heel beangstigend allemaal. Vroeger was alles beter, toen mocht je tenminste nog overal roken.
‘Is dit Wonderland? Of zijn we in Hufterije terechtgekomen waar de mensen in doorzonwoningen wonen aan het Rechte Eind?’
‘Er zijn klootzakken buiten Alice, daarom heb ik je hier gehouden.’
‘Vind je me een lekker wijf?’
‘Nou…’
(harder nu) ‘Vind je me een lekker wijf, papa?’
‘Ik heb je hier gebracht in deze kelder om je een meisje te laten blijven.’
Zijn hink-stap-sprong naar de verkniptheid van Josef Fritzl kan ik niet echt volgen, maar met wat Van den Bosch in deze voorstelling als theatermaker laat zien kan ik wel uit de voeten. En ik heb toch ook gesmuld van de tekst, mede dankzij de vertaling van Nicolaas Matsier natuurlijk. Geen gemakkelijke tekst overigens, en door de woordspelingen voortdurend verrassend. En het acteren? Maartje van de Wetering als Alice is een openbaring. Maar ook Wil van der Meer levert een prima prestatie.
Nederland. Achttiende eeuw. Pruikentijd. De acteurs van De Mug zijn archaïsch gekleed. En zo praten ze ook. Ze spreken geen achttiende-eeuws Nederlands overigens. Het is nep. Ook de kostuums zijn, dat is duidelijk te zien, nep. De personages ook trouwens. Dat zijn typetjes. Ondertussen is wat we horen, want veel handelingen zijn er niet, erg informatief. En ook erg om te lachen. Maar als theater is het allemaal niet zo boeiend.
Inhoudelijk zou je de voorstelling een essay over de opkomst van de verlichtingsideeën in het Nederland van die tijd kunnen noemen en een discussiestuk over de vraag hoe het inmiddels met die idealen is gesteld. Vanuit dat oogpunt is het een leerzame avond. En het is een vermakelijke avond, want de toeschouwers genieten, dat is duidelijk te merken. Met tot slot een staande ovatie. En veel blije, glimlachende gezichten. Het publiek heeft blijkbaar gehoord wat het graag wil horen en gaat tevreden naar huis.
Maar stel nou dat Dick van den Toorn zijn personage niet zo overdreven sympathiek zou hebben neergezet? Dat hij er ondanks diens verlichte ideeën een beetje een hork en een drammer van zou hebben gemaakt? En stel nou dat Marcel Musters de op geld en macht beluste koopman niet als een ongeïnteresseerde klootzak zou hebben gespeeld? Maar als een echt mens, als een man die ondanks zijn verwerpelijke ideeën sympathieke trekjes heeft? Zou het dan niet een veel spannender voorstelling zijn geworden?
Buitengewoon vaardig gespeelde komedie van Heijermans. Op niveau genieten van spel,taal, beeld en kostuum.
Dirk Roofthooft is een groot en gelauwerd acteur, hij was bijvoorbeeld een paar jaar geleden nog winnaar van de Louis d’Or. Vanavond maakt hij door nauwelijks van intonatie te veranderen, en bijna niet van tempo, een wel erg ernstige voorstelling van het declameren van gedichten van Joseph Brodsky. Roofthooft gebruikt een zendmicrofoon (in een hele kleine zaal), praat zacht, en heeft een onveranderlijke pose (die van een licht getormenteerde en licht opgejaagde man).
Die ernst en die getormenteerdheid laat hij geen enkel moment los. Ook niet tussen de gedichten door. Vind ik dat een bezwaar? Dat niet. Ik vind het zwaar. Als Roofthooft wat meer zou variëren, af en toe eens wat andere theatrale middelen in zou zetten, zou het me waarschijnlijk beter bevallen.
Maar ik mis toch ook het betoverende dat ik bijvoorbeeld wel ervaar in de manier waarop Brodsky zelf ooit zijn gedicht Nature Morte declameerde. Misschien ligt het aan de taal, werkt het Russisch, hoewel ik dat niet versta, op mij anders, misschien ligt het aan het meditatieve effect van het staccato benadrukken van het eindrijm door Brodsky. Ik weet het niet precies. Daarnaast heb ik ook wel behoefte aan een beetje lucht, aan af en toe een zijstap in een voorstelling van een kleine anderhalf uur.
Ik was al niet zo’n groot liefhebber van het werk van Brodsky. Door de voordracht van Roofthooft en de muziek van Defoort is daar geen verandering in gekomen. Dat speelt natuurlijk ook wel een rol.
“Modern volkstoneel”, vermeldt het programma. Maar na zo’n dikke twee uur blijft alleen volkstoneel over. En nog vrij vervelend ook. Met schrappen en styleren zou er nog iets van gemaakt kunnen zijn, maar nu…
Tussen al het geschreeuw (volk schreeuwt kennelijk veel) en daardoor regelmatige onverstaanbaarheid (volk spreekt ook altijd met een accent) blijft alleen Michiel Nooter overeind. Zijn fysieke spel heeft ervoor gezorgd dat ik ook het deel na de pauze gezien heb.
De groep blijkt voor een volgende productie nadrukkelijk samenwerking met amateurs te zoeken. Niet zo’n slecht idee: kan regisseur van Hoof nog wat bijleren.
Altijd fijn om naar locatietheater te gaan (ondanks de gehaaste fietstocht door de Rotterdamse haven). Nu in de Magazijn Marine van het RDM-terrein door een Hongaarse formatie voor de Internationale Keuze.
Een boeiende verkenning van de dynamiek van een groep mensen binnen het sadistische van de vrouwenhandel, snuff SM-films en politieke framing, mét een buitenaardse observant. De muzikale intermezzi voegden toch veel toe door het iets absurdistisch te geven.
Goed gebruik van draadloze video op schermen op het hoofdtoneel waardoor actie die zich buiten het zicht afspeelt zichtbaar wordt gemaakt. Dat geeft niet alleen de regisseur vrijheid in wat te laten zien, maar maakt het ook meer een echte snuff-movie doordat je het indirect op een scherm ziet.
Wat een beetje klungelig begint wordt goed doorgevoerd tot het uiterste einde en weet dan toch wel te pakken.
Een tomaat voor de grenzen die toch getrokken werden. Hyperrealistisch (zoals aangekondigd) was dat niet en het getoonde was voor veel van de jongeren in de zaal nog wat aan de tamme kant.