Laura is nog steeds echt nodig.
Ik schreef al een aantal keren dit seizoen over voorstellingen van Laura van Dolron en ik twijfelde dit keer of ik nog eens een Moose-je moest opdragen aan deze vrouw waar ik al eerder van zei dat ik vrienden met haar zou willen worden. Heb ik haar al niet vaak genoeg de hemel in geprezen en wat zal dit stuk anders maken dan de anderen? Na al drie voorstellingen te hebben gezien van Laura dit seizoen, wacht ik op het moment dat ik ben uitgekeken op haar concept. Normaal gezien ben ik allergisch voor herhaling maar hoewel ook haar ‘Wat Nodig Is’ weerklinkt van echo’s uit haar vorige voorstellingen, kan zij dit maken. Ik denk dat het is omdat ze op haar kale podium, zonder grootse decors, niet pretendeert het meest inventieve theatrale figuur te zijn, maar in al haar oprechtheid dingen met ons wil delen die we herkennen.
Steve Aernouts is ook in deze voorstelling weer even geweldig als altijd. Elke keer dat ik hem zien moet ik naar hem kijken en hang ik aan zijn lippen. Oscar van Woensel daarentegen is een intrigerend figuur, maar door zijn wat verbrokkelde stemgeluid is hij niet altijd even goed verstaanbaar en weet hij niet helemaal tot me door te dringen.
Ik blijft Laura oprecht vinden en ik blijf naar haar voorstellingen gaan. Want wat ze zegt blijkt nog steeds echt nodig.
In de voorstelling zijn Marjolijn van Heemstra en Satchit Puranik om beurten aan het woord. Voornamelijk in het Engels. De Indiase Puranik is de betere acteur van de twee, de Nederlandse Van Heemstra de meest gedrevene. Het is dan ook haar project, haar zoektocht. Naar zingeving? Ik geef toe, af en toe betrap ik me op de gedachte ‘De vrouw en de drang om te zoeken, wat is dat toch?’ Maar als ik dan zie hoe ze dat vorm heeft gegeven, hoe ze een publiek boeit, dan ben ik om.
Meteen aan het begin vertelt ze dat ze, net als Puranik, de film The Mahabharata zag toen ze negen was. Die film, waarin de Britse regisseur Peter Brook het thema van het Indiase epos tot een universeel ideaal van verbondenheid oprekt, begint met een jongen van negen die een oude man ontmoet. De twee ontmoeten in de voorstelling natuurlijk ook een oude man, en onderzoeken vervolgens wat er gebeurt als ze nu, na twintig jaar, weer naar de film kijken. Die blijkt veranderd, is trager dan toen. Maar het ideaal, de verbondenheid met alle mensen, is er ook nu nog.
Er zijn mooie zinnetjes waarmee dat ideaal van verbondenheid concreet wordt gemaakt. Die van Puranik over zijn baard bijvoorbeeld, waarover mensen in India zeggen dat hij daardoor op een moslim lijkt: ‘A Hindu looking like a Muslim is the beginning of something. Or the end of something.’
Uiteindelijk gaan we naar een seminar in Poona, waar Van Heemstra onderzoekt van wie de Mahabharata is. Van India of van de hele wereld. En of ze in India wel zo blij zijn met die westerse film over een oosters verhaal. Dat verbeeldt ze door in haar eentje een heftig debat tussen een felle Indiase nationaliste en zichzelf (na) te spelen.
Inhoudelijk een boeiende voorstelling vind ik. En omdat ik weinig van de Mahabharata wist, voor mij ook een leerzame voorstelling.
Was ‘Het meisje…’ van Julie Van den Berghe geniaal en verbijsterend, daar blijkt dat NTGent ook het andere uiterste weet te raken. Hoe kan dit zo wisselvallig zijn? Ik zie ook geen regie op de productielijst om de schuld te kunnen geven.
Ik hoop dat de betuttelende thematiek (over de katholieke kerk, ouder-kind relaties en het toneel) niet serieus bedoeld was maar zelfs dan: Waarom moeten we die onzin horen? Heel grappig is het niet, daar mist de tekst de diepte en intelligentie voor.
Het stuk is het beste (zo rond de helft) wanneer ze gedrieën praten over hun relaties en de rest achterwege laten. Dan wordt hier en daar spanning voelbaar en gaat het ergens over. De acteurs doen het goed, maar ze lijken vast te zitten in een niet-stuk.
De scenografie geeft meer nadelen door het rondom spelen, dan dat het voordelen biedt. Het lijkt er ook op dat er heel veel moeite in het decor gestoken is, maar daar wordt dan vervolgens heel weinig mee gedaan.
(Naar een stuk over huwelijkse problemen gaan de dag nadat je Carnage hebt gezien is misschien ook niet een heel goed idee. De dialogen in die film zijn intelligent, het tempo ligt hoog en de wisselende allianties zijn invoelbaar en amusant.)
Groetjes, Sint en Piet
Als de derde Midzomernachtsdroom dit seizoen zie ik uit alles dat de versie van Het Nationale Toneel de enige professionele is. Hoewel de andere versies enorm vermakelijk waren en leuk in elkaar staken toont het NT met deze voorstelling hoeveel een groter budget kan doen. Het decor dat in één, twee, drie de metamorfose van feesttent naar bos doormaakt is prachtig en vooral de regen van kurk om het bos te vormen is adembenemend. Naast dit prachtige decor trekt dit gezelschap ook weer een koekblik open waar de ene talentvolle acteur na de andere uitspringt. Hoewel een aantal acteurs me op een ander moment meer heeft laten lachen bewijst de cast zijn kunde en vooral Puck en Spoel van Antoinette Jelgersma en Pierre Bokma zijn de sterren in mijn midzomernachtsdroom.
Het idee van regisseur Theu Boermans om Titania en Oberon weer te geven als de andere, nachtelijke, door driften geleide kant van de meer rationele Hippolyta en Theseus is interessant, al komt dit niet altijd even duidelijk naar voren. In de personages en de relaties van de verliefde jongelingen mis ik echter een extra liefdesversnelling omdat dezen nog onbezonnen verliefd zouden moeten kunnen zijn. In deze voorstelling lijken de jongelingen op hun leeftijd al verminkt door een geschiedenis van mislukte liefdes en hierdoor mis ik tegenkleur voor de onromantische contractuele relatie van Hippolyta/Titania en Theseus/Oberon.
De muziek werkt bij mij het meest lachwekkend. Wanneer de vier elfjes (schattige oude vrouwtjes) al tokkelend de gezapige liedjes ten gehore brengen kan ik het grinniken niet laten en met het geweldige nummer dat Puck afgrijselijk vals, maar lachwekkend, inzet, toont dit gezelschap eindelijk eens wat durf wanneer de zanger het nummer prachtig zingend afrond.
Nog nooit heeft meneer Shakey mij werkelijk kunnen boeien met zijn langdradige Midzomernachtsdroom zonder dat ik niet een enkel moment wenste wakker te worden om een snellere droom in te zetten. En naast mijn probleem van niet goed kunnen lachen zorgt mijn smaak er dus voor dat ik de voorstelling niet geheel juichend kan onthalen. Toch blijft de crowdpleaser van dit stuk altijd een deel om naar uit te kijken want bij elke Midzomernachtsdroom die ik zag gaan de makers compleet los bij het verhaal van Piramus en Thisbe. De lach buldert over het podium en hoewel ik nu al twee keer eerder om dit stuk heb moeten grinniken, grinnik ik nog eens mee.
Dus zoals gewoonlijk geen bulderende lach voor mij, maar ondanks de kleine tekortkomingen toch een beschaafde grinnik.
Wat een decor! En wat een prestatie van de technici! Het hoogtepunt? Het instorten van de feesttent. Als de gedekte tafels onder de instortende luifel worden bedolven, en het podium daarna met een enorm geraas in een sprookjesbos verandert, vraag ik me wel af hoe dat in godsnaam aan het eind moet. Hoe die feesttent weer onder dat bos te voorschijn moet komen voor de slotscène met de drie bruidsparen. Maar ook dat blijkt, als het eenmaal zover is, net als dat eerste changement, een heel fraai staaltje techniek te zijn. En schitterend om te zien.
Ik ben dus behoorlijk onder de indruk van wat decorontwerper Bernhard Hammer allemaal voor deze komedie van Shakespeare heeft bedacht. Niet alleen vanwege die verandering van feesttent in bos en andersom, maar ook omdat hij met het remmende effect van een kniehoge berg houtspaanders de ideale omstandigheden heeft gecreëerd voor het hijgerige rennen tijdens de nachtelijke achtervolgingen van de vier jonge verliefden.
Wat de acteurs betreft, Pierre Bokma en Antoinette Jelgersma hebben voor hun spel in deze voorstelling al genoeg lof gekregen. Terecht hoor. Maar ik mis, althans in de recensies die ik heb gelezen, een pluim voor Jeroen Spitzenberger.
Niet dat ik teleurgesteld ben in het spel van de andere drie acteurs die de jonge verliefden spelen, maar toch. Komedie is voor veel acteurs moeilijker dan tragedie heb ik me laten vertellen, en Spitzenberger als Lysander slaagt er volgens mij het beste in om de woorden en lichaamsbewegingen van zijn personage precies die lichte toets mee te geven die je bij dit genre verwacht.
Voor ik aan mijn lofzang begin over deze eerste komedie in het theater waar ik me zowaar goed vermaakt heb, toch wat kritische noten die ik niet achterwege kan laten als kritisch en ervaren toneel kijker. In een volgeladen schouwburg kijk ik naar Midzomernachtdroom geschreven door William Shakespeare in een regie van Theu Boermans. Ik verneem dat er een pauze is en vrees meteen: té lang? En ja, mijn vermoedens worden bevestigt: té lang! Waarom elke scène zo uitbouwen? Het Nationale Toneel speelt graag goed te volgen verhaaltjes en lijkt bang té veel te doen met klassieke teksten. Of moet er vanwege de veelheid aan grote namen op het toneel gelegenheid gecreëerd worden de veelheid aan talent te tonen? Té lang! Zonde! Een tweede vraag die door mijn hoofd schiet en helaas niet beantwoord wordt deze avond is: waarom dit stuk, waarom nu? Wat zit er in deze romantische komedie dat ook maar enige zeggingskracht heeft in onze huidige maatschappij? Liefde is universeel, de strijd tussen geliefden best interessant… maar de verzoening het antwoord? Wat heeft dit stuk met ‘ons’ te maken, wat vertelt het mij? Maar dan… als ik me er aan over geef dat theater echt niet altijd een reflectie hoeft te zijn op de echte wereld, dat ik er niet altijd nieuwe inzichten uit hoef te verkrijgen en dat de verantwoording voor het krijgen van subsidie best (volks)vermaak mag zijn, merk ik dat ik aan het genieten ben. Een sterrenblik aan acteurs is open getrokken en waar ik altijd heb gedacht dat komedie in theater niet aan mij besteed is, ervaar ik vanavond dat komedie heel erg leuk kan zijn zolang ze gedragen wordt door goede acteurs. Een constante kwaliteit is te zien met als uitblinkers Pierre Bokma die als Bok een onmogelijke, mogelijk irritante rol, mogelijk maakt en bijna hardop-lachend-leuk is en Antoinette Jelgersma die als Puck zelfs nog licht ontroert met haar slotakkoord. Groots decor levert prachtig, adembenemend beeld. Chapeau Bernhard Hammer! En good job Theu..ik ben om! Als Puck eindigt met het nederige verzoek aan het publiek te klappen als het stuk bevalt en belooft dat het volgende keer beter is mocht dit niet het geval zijn, ga ik zelfs even kort staan om mijn applaus ten gehore te brengen.
Als ik op straat loop, werp ik soms even een snelle blik naar binnen om te zien naar welke tv-programma’s mensen kijken. Het is Oerol, zomer dus, eind van de middag. Toch moet ik ogenblikkelijk aan eind december denken. Want ik zie tot mijn verbazing dat in alle woonkamers de tv op dezelfde zender staat. Iedereen kijkt naar Laura van Dolron op Omrop Fryslân, naar een fragment uit haar voorstelling Laura en Lars. Dat riep, ik weet niet waarom, een associatie bij me op aan oudejaarsconferences.
Drieënhalf jaar later is het zover. Van Dolron’s eerste echte oudejaarsconference. Nou ja, echte oudejaarsconference, ze heeft een ‘best of ’ samengesteld uit eerdere voorstellingen. Maar dat heeft ze heel knap gedaan want het levert een sterk ‘nieuw’ verhaal op. Met een aantal duidelijke lijnen waardoor haar filosofische zoektocht naar zingeving goed zichtbaar wordt. Van nog behoorlijk cynisch bijvoorbeeld in ‘Maggie’ (uit Walden Revisited), waarin spirituele workshops het moeten ontgelden, tot een mild pleidooi voor knuffelen en elkaars hand vasthouden in haar recente voorstellingen. En waarbij (gelukkig) de actualiteit nauwelijks een rol speelt.
Van Dolron zoekt in haar voorstellingen het grensgebied op tussen toneel en cabaret. Tot nu toe lukt het haar om daarbij trouw te blijven aan haar eigen stijl, om in dat tussengebied te blijven en niet te bezwijken voor de verleidingen aan de andere kant van de grens. Natuurlijk valt er bij deze oudejaarsconference genoeg te lachen. Maar dan lachen we als publiek om onszelf, om ons eigen geworstel met het leven. En niet om ‘de ander’, om de politicus waar we het niet mee eens zijn. Het woord oudejaarsconference doet denken aan cabaretiers. Maar de oudejaarsconference van Laura van Dolron is een toneelmonoloog. Een hele goede toneelmonoloog.
Ik ben mijn aantekeningen ergens in de cloud kwijt geraakt, maar hier kort:
Vet dat er nog toneelmakers in Nederland zijn die iets nieuws en fris neerzetten zonder dat het triviaal wordt. Wat mij betreft is dat alleen al een ontdekking.
Het verhaal over Alma is boeiend maar biedt blijkbaar toch niet genoeg facetten om een stuk van deze lengte op te baseren. Op een gegeven moment is de inhoud op maar gaat het stuk nog door. Geen goed idee.
Ik heb niet vaak zo’n smerige bakspartij op het podium gezien.
Een goed, heel goed uitgevoerde In Ongenade. Je kunt dingen vinden van de poppen, maar de poppen doen gewoon wat ze doen, niet meer dan dat en niet minder dan dat. Nee, aan de poppen ligt het niet.
Gijs Scholten van Aschat is een hele goede acteur. Dat hij zijn rol goed neerzet ligt dan ook in de lijn der verwachting. Maar het blijft toch de acteur die je er doorheen hoort. Scholten van Aschat die een verhaal vertelt.
Daar komt bij dat het verhaal van In Ongenade niet heel relevant is voor ons nu en in het stuk dat ook blijft omdat het nauwgezet het boek volgt.
Een goede voorstelling en dingen die je bij blijven, maar ik word er niet heel enthousiast van.
Vrijwel meteen na de introductie zit de circusdirecteur tegenover zijn vrouw. Zwijgend. Met trage gebaren spiegelen ze elkaars bewegingen. Typisch de stijl van gastregisseur Ria Marks denk ik dan nog. Maar nadat ze even haar handtekening heeft gezet, schotelt ze ons meteen daarna in een vervaarlijk hoog tempo de ene schitterende circusact na de andere voor.
Waarbij opvalt hoe goed Marks gebruik maakt van de kwaliteiten van de NNT-acteurs. De ontzettend lenige Klara Alexova bijvoorbeeld als tere babygiraffe. Peter Vandemeulebroecke heeft precies de looks voor schietende cowboy en grommende leeuw. Wil van der Meer, met zijn fijne mimiek en lichaamstaal, natuurlijk, als circusdirecteur. En vooral Maartje van de Wetering. Hoe ze, terwijl ze acrobatische hoogstandjes verricht, de aria van de Koningin van de Nacht zingt.
‘Een voorstelling over een circusfamilie die het hoofd boven water probeert te houden in tijden van crises en massa-amusement.’ Zo staat het in de flyer. Dat ‘in tijden van crises en massa-amusement’ maakte me een beetje huiverig. Maar gelukkig. Niks geen obligaat maatschappijkritisch gedoe. Gewoon heel goed gemaakt amusement. Op zaagsel. Over het circus. Met niet meer dan een lichte knipoog naar dat circus. Want dat is mede de kracht van deze voorstelling: het blijft subtiel, nergens wordt het lollig of plat.