Tweeënhalve koppels komen bijeen voor een Spaanse avond. De reden voor dit feest is de komst van hun oude vriend Colin, die naar Spanje verhuisd is en nu zijn grote liefde Dolores verloren is. Ze is verdronken in zee. Marleen is alleen. Haar G(H)ert ligt ziek in bed. Het huwelijk van Paul en Diane staat op springen en Evelyne en John zijn wel getrouwd, maar leven naast elkaar. De komst van Colin brengt een aantal pijnlijke herinneringen en verhalen naar boven en laat uiteindelijk iedereen verslagen achter.
Regisseur Michael Decock koos voluit voor de komische aanpak, gekruid met absurditeiten. Hoewel we kennis lijken te maken met een groep vrienden, zijn de ergernissen groot. Iedereen ergert zich wel aan iets van de ander. En dat leidt tot grappige situaties, maar evenzeer tot vervelende momenten. Tom Ternest en Janne Desmet zorgen voor de komische noot en brengen het publiek meerdere keren aan het lachen. Tom Ternest doet mij bij momenten denken aan Oliver Hardy. En ondanks het komische aspect van zijn personage, zegt hij af en toe rake dingen. Al lachend zegt een clown zijn mening. Echter ook Frank Dierens en Sophie Derijcke zitten goed in hun rollen.
Het simpele decor (glazen vloertegels) laat ons geloven dat we ons in het huis bevinden van gegoede burgers. Het decor wordt efficiënt aangewend en enkel veranderd indien nodig. De absurditeiten (zoals Colin die binnenkomt met zwemvliezen aan zijn voeten) doen op het eerste gezicht raar aan, maar je neemt ze er al snel bij. En dit vooral doordat de acteurs aan een strak tempo staan te spelen en de absurditeiten gebruiken als ware het de normaalste zaak ter wereld. Alweer een mooi stuk van Ayckbourn in een knappe creatie van ‘t Arsenaal en Theater Malpertuis. Wij waren alvast blij dat we de sneeuw getrotseerd hebben en zonder reservatie geprobeerd hebben om deze voorstelling mee te pikken (wat uiteindelijk gelukt is).
‘Pas op voor deze stokoude roos, hij moet nog één keer mee!’, vraagt Margijn Bosch geërgerd aan Martijn Nieuwerf die haar, wat onvast ter been en met een wodkafles in zijn hand, in de weg loopt. Behoedzaam gaat ze met de metershoge stokroos door het huis zonder muren. Bedoelt ze dat het na die éne keer afgelopen zal zijn? De agenda op de website van ‘t Barre Land vermeldt alleen nog: donderdag 21 februari 2013 Klad, Rotterdam. Maak ik vanavond de voorlaatste speeldag van deze groep mee?
Maar dan zijn die bespiegelingen van Vincent van den Berg – terwijl ze allemaal op de grond zitten om hun wandelschoenen aan te trekken – eigenlijk een grafrede. Dan ziet hij het echt niet meer zitten, en dan heeft hij met zijn beschrijvingen van de depressieve gevoelens van de anderen hun werkelijke gevoelens weergegeven. Zou dat zo zijn? Zou de reactie van Margijn Bosch op die bespiegelingen eigenlijk over tegenstrijdige gevoelens over het al dan niet doorgaan van de groep gaan: “Waarom zeg je dat over mij Vincent, waarom zeg je ‘Jij wilt gewoon dood!’?”
Klad is een fragmentarische voorstelling, geïnspireerd door de Sudelbücher van Georg Christoph Lichtenberg. De half afgemaakte bespiegelingen, de improvisaties, de jazzy muziek, de slapstickacts waar niemand om lacht, het leggen en afbreken van een vloer, het opbouwen en afbreken van een huis, het ongezonde hoestje van Anouk Driessen, het zoeken naar het verloren woord door Czeslaw de Wijs, de scène uit Tsjechovs Ivanov; het lukt me niet om daar ook maar enigszins vrolijk van te worden. Integendeel. Met een toenemend gevoel van melancholie drink ik de door Vincent van den Berg aangereikte witte wijn.
Voordat Czeslaw de Wijs met een laatste druk op de knop het laatste donker laat neerdalen, verzucht Martijn Nieuwerf in zijn groene t-shirt met daarop de tekst The END: ‘Laten we maar een café beginnen’. Ik ga naar huis. Een beetje weemoedig. Maar ook met goede herinneringen aan voorstellingen van ‘t Barre Land.
Twee weken geleden verrasten acteurs van Toneelgroep Amsterdam het publiek van Drie Zusters door uitbundig verkleed de voorstelling van hun Haagse collega’s binnen te lopen. Om aan het carnavalsfeest mee te doen. Vanavond in Drachten is er ook een verrassing. Een heel ander soort verrassing, een extra dialoog in het eerste bedrijf.
Want al in dat eerste bedrijf klinkt er een knal, terwijl het duel tussen Soljony en Toezenbach pas veel later zal zijn, pas na de pauze. Wat Versjinin meteen na die veel te vroege knal zegt, komt heel natuurlijk over, alsof de woorden gewoon in de tekst staan. Mark Rietman blijft kijken in de richting van de andere verjaardagsgasten en verandert ook niet van toon. Heel rustig, maar wel enigszins bezorgd, vraagt hij: ‘Viel er nou een schót?’ Het nuchtere antwoord komt van Soljony (Tibor Lukács): ‘Ik denk een lamp.’
Twee maanden na de première, nog maar een paar voorstellingen te gaan. Wat moet ik er nog over zeggen? Alles lijkt er al over gezegd. Toch is er nog iets. Ik erger me naarmate de voorstelling vordert namelijk steeds meer aan Natasja, aan de vrouw van Andrej. Ben ik de enige? Ligt dat aan mij? Voor de actrices die de drie zussen spelen ben ik alleen maar lof tegengekomen in de eerdere recensies. Ook Mark Rietman, Hans Croiset, en Antoinette Jelgersma krijgen her en der nogal wat complimenten. Maar niemand heeft het over Anne Lamsvelt.
In die positieve waarderingen voor de anderen kan ik me goed vinden. Vooral de manier waarop Anniek Pheifer (als Masja) en Hans Croiset (als de oude dokter) tot de uiterste grens gaan zonder dat het echt karikaturaal wordt, vind ik heel mooi. Maar als ik me zo erger aan dat burgermeisje met die steeds truttiger kapsels, dan ligt dat toch niet alleen aan mij. Dan komt dat toch ook omdat Anne Lamsvelt dat personage zo goed speelt.
Ze doen het al jaren, Pierre Bokma en Gijs Scholten van Aschat. Niet heel vaak, maar zo af en toe. Bij iemand thuis tussen de schuifdeuren. Ze vertellen dan het een en ander over Shakespeare en over zijn tijd, en spelen scènes uit zijn stukken. Werkt dat ook in een schouwburg? Met publiek tot op het derde balkon? Dat is de vraag vanavond in Groningen, waar het voor het eerst wordt geprobeerd. Ja, dat blijkt redelijk te werken. Maar in zo’n bijna uitverkochte schouwburg is Shakespeare by heart meer een openbaar college dan een voorstelling. Meer zoiets als Robbert Dijkgraaf’s televisiehoorcolleges over de oerknal en over de kleinste deeltjes.
Met Gijs Scholten van Aschat in de rol van de professor. Want het is Scholten van Aschat die de avond draagt, hij is de meest gedrevene van de twee, de meest inspirerende. Hij geeft ook het duidelijkst uitleg. Na zo’n uitleg doen Bokma en Scholten van Aschat monologen uit Richard ll, Richard lll, Hamlet, Romeo en Julia, en Othello, en tot slot dragen ze twee van Shakespeare’s sonnetten voor. Regelmatig betrekken ze het publiek erbij. Door vragen te stellen aan de zaal. Of door iemand op het podium te laten komen om even mee te spelen. Als Julia bijvoorbeeld.
Als dit experiment wordt voortgezet - en waarom niet, er blijkt vanavond veel belangstelling voor te zijn - dan lijkt het Robbert Dijkgraaf concept met het openbare hoorcollege het meest voor de hand te liggen. Waarbij ik me zou kunnen voorstellen dat de ‘professor’ ook eens een ander dan Pierre Bokma meeneemt. Een jonge veelbelovende acteur bijvoorbeeld. Eventueel gewoon met de tekst in zijn hand. Laat ik eens iemand noemen. Vanja Rukavina zou me wel wat lijken. Ze speelden al eens op die manier samen, Scholten van Aschat en Rukavina, in Incident in Vichy. Dat beviel me toen heel goed.
‘Entertain us!’ schreeuwt Kurt Cubain als we de zaal binnenkomen. Van Dolron maakt ons meteen duidelijk dat ze dat niet zal doen. ‘Ik ben niet sympathiek.’ ‘Ik ben geen gezelligheidsmachine.’ Even later zal ze zeggen: ‘In mijn eerste voorstellingen provoceerde ik door lief te zijn, als verzet tegen voorstellingen waarin naakte vrouwen drie uur lang rond rennen. Nu provoceer ik door opzettelijk niet lief te zijn.’
Van Dolron bekeek de oudejaarsconference van Wim Kan uit 1976, haar geboortejaar. Ze bestudeerde ook zijn dagboeken en maakte daaruit op dat Kan uiterst depressief was. In elke lantaarnpaal de mogelijkheid zag zich op te hangen. En vooral dat hij zijn publiek haatte.
Vier lege stukken papier hangen als lege spiekbriefjes achter haar. Ze is gekleed zoals Wim Kan zich kleedde als hij optrad. Eén arm op de microfoonstandaard: ‘Ik doe wat Wim Kan niet durfde te doen. Wim Kan heeft die mislukte voorstelling nooit gemaakt. Ik wel. Eens in de vier jaar. Misschien doe ik nu iets waar ik niet van hou. Ik hoop dat duidelijk is dat dit wel over Wim Kan gaat. Daar gaat het juist over, dat het tegenvalt. Door het lezen van het dagboek van Wim Kan werd ik bang. Bang om op te komen. Ik wil jullie niet bedriegen. Omdat ik denk dat bedrog Wim Kan geen goed heeft gedaan. Ik wil jullie laten zien wie ik echt ben. Begrijpen jullie hier iets van? Dat je moet zijn wie je bent en aan andere mensen over moet laten of dat goed is of niet goed.’
Van Dolron maakt opzettelijk een voorstelling die hoogst ongezellig is. Waarin ze ons opzettelijk niet lief, maar boos en grimmig toespreekt. Ze zegt ons de echte Laura te willen laten zien. En ons de echte, zijn publiek hatende, Wim Kan te willen laten zien. Dat laatste is nogal een claim vind ik. Toch maar eens controleren of dat dagboek van hem die claim wel rechtvaardigt.
In zijn dagboek van 1976 gaat het vaak over over prins Bernard en Lockheed, en over Den Uyl. Eén keer over het publiek, als hij het heeft over de onbespeelbaarheid van de zaal in Eindhoven. Een paar keer over Menten. Eén keer over een gifwolk in Tiel. Een paar keer over het slikken van Valium en Rennies. En hij schrijft op dinsdag 23 maart om 4.00 uur: ‘Mijn leven is bewust geloof ik een dagelijkse poging de mensen de afschuwelijke ernst te laten vergeten. Laten we een enorme flauwekul trappen. Laten we proberen tot onze laatste minuut te lachen. In godsnaam lach dan maar, want de ernst brengt een mens naar niets dan de afgrond van Gods oneindige humor: een wereld vol verdriet.’
Tijdens de voorstelling heeft ze het publiek gewaarschuwd: ‘Als je straks in het café tegen me zegt dat je geraakt bent, dan denk ik dat is morgenochtend wel over.’ ‘Als je naar me toekomt en zegt dat je er net zo over denkt als ik, dan denk ik ja maar ik heb talent.’ Ze verschijnt in een prachtige rode feestjurk in het café. Dus ik zeg: ‘Wat zie je er mooi uit!’ Ze glimlacht en zegt: ‘Dank je’.
Max woont samen met zijn broer Sam en zijn zonen Lenny en Joey in het ouderlijke huis. Ze hebben het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen en er hangt ook een constante spanning in het huis. Op een dag komt oudste zoon Teddy na jarenlange afwezigheid terug naar huis met zijn vrouw Ruth, waarvan Max en de rest het bestaan zelfs niet afwisten. Aanvankelijk lijken ze meer dan welkom, maar gaandeweg neemt de spanning tussen de personages toe … Pinter zou Pinter niet zijn als hij zijn stuk niet zou volstouwen met rare plotwendingen en onbegrijpelijke keuzes van de personages. Dit is zo’n typisch bevreemdend stuk waar de toeschouwer op de duur kop noch staart aan krijgt, maar toch geboeid en met groeiend ongeloof naar zit te kijken.
Het is en blijft een briljant stuk, maar het is niet ieder gezelschap gegeven om dit tot een goed einde te brengen. Theater Pact slaagt daar wel in. De keuze om dit in arena te spelen, blijkt een goeie keuze te zijn. Als publiek word je vanaf het begin betrokken in het stuk. De acteurs spelen achter, voor en naast ons. We bevinden ons als het ware zelf in de woonkamer van Max. Zo worden de eerste replieken van Lenny gegeven van achter een gordijn en lijkt de rest van het publiek gewoon deel uit te maken van het strakke decor. Het geheel wordt ook heel mooi uitgelicht en de nodige accenten worden gelegd zonder dat dit storend overkomt. Op een bepaald moment beginnen Lenny en Joey te dansen met Ruth, terwijl ze baden in een zwoel rood licht. Heel mooi allemaal.
De acteurs voelen zich precies allemaal als vissen in het water en brengen hun rollen met de grootst mogelijke naturel. Van de intellectueel Teddy (Vincent Vanhoutteghem) tot de norse Max (Ronald Schollaert) en de ondoordringbare Lenny (Bart Danckaert). Deze laatste levert een hele knappe prestatie met de nodige tics die hij ook consequent het hele stuk door volhoudt. Maar ook de rest van de cast speelt schitterend. De knappe regie, het strakke decor, de mooie belichting en het beheerste spel zorgen ervoor dat er iets magisch gebeurt op scène, iets waardoor je van meetaf aan meegezogen wordt door het verhaal en je pas loslaat na de laatste blackout. Proficiat, Pact, met deze hele mooie voorstelling.
Twee stukken over actrices en over toneel. En over emoties. Gebaseerd op een tv script en een film van Ingmar Bergman. In Na de repetitie zit regisseur Hendrik Vogler op een avond in de repetitieruimte. Hij praat met Anna, een jonge actrice, over Droomspel van Strindberg. Ze speelt toneel, en af en toe speelt ze met hem. Als ze dat doet, vergelijkt hij haar met haar moeder.
Anna (Karina Smulders) licht hysterisch: ‘Mijn moeder was een hysterica.’
De regisseur (Gijs Scholten van Aschat): ‘Jij niet.’
Het spel tussen Scholten van Aschat en Smulders is vakkundig, maar ik zit er onaangedaan naar te kijken. Pas als Marieke Heebink als de depressieve, licht aangeschoten overleden moeder op het toneel verschijnt, wordt het anders. Wat doet die het goed! Die weet echt te raken.
Bergman’s film Persona uit 1966, over personages die met elkaar versmelten, heeft iets magisch. Het is een film die ook bij een tweede of derde keer zien vraagtekens blijft oproepen. Genoeg vraagtekens. Toch voegt Van Hove er aan het begin van het verhaal nog een paar aan toe. Waarom? Waarom ligt de actrice die besloten heeft niet meer te praten naakt op haar ziekenhuisbed? Waarom is ze verkrampt? Waarom zijn haar aders blauw bijgetekend?
Afgezien van dat begin met dat naakte verkrampte lichaam volgt hij Bergman’s film juist wel heel nauwgezet. Vreemd.
Net als in Na de repetitie voor de pauze speelt Marieke Heebink ook na de pauze in Persona een kwetsbare en gekwetste actrice. En ook nu doet ze dat fantastisch. Vooral de manier waarop ze, na al dat zwijgen, voor het eerst emoties laat zien, aan het slot als het over haar zoon gaat, is heel indrukwekkend.
Sadettin Kirmiziyüz (Zutphen,1982) is bezig aan een serie waarbij zijn Turkse afkomst inspiratiebron is. De eerste drie zijn al geweest: over zijn moeder, over zijn vader, en over zijn broer. Dit is de vierde. Over zijn zus Sare, de Schone van Zutphen. Het decor is haar bruiloft. In Istanboel. Tussen de confetti en de muzikanten speelt Kirmiziyüz zijn en haar verhaal. Het verhaal van twee culturen. Aan de ene kant de jongen met vwo en toneelschool die het allemaal zo goed weet, aan de andere kant het meisje met mavo dat voortdurend twijfelt.
Eerst gaan we als publiek volledig mee met Sadettin. We zijn het helemaal met hem eens. We vinden het ook maar niks dat zijn zus chattend op maroc.nl haar identiteit zoekt en een hoofddoek gaat dragen. Maar dan krijgen we begrip voor de situatie van Sare. Die als meisje haar weg moet vinden in de door mannen gedomineerde Turks-Nederlandse cultuur. Voortdurend gecontroleerd door haar oudere, voortdurend bekritiseerd door haar jongere broer. Dat die jongere broer haar verhaal vertelt, geeft er een extra laag aan. Heel mooi is dat. Aan het eind blijven de vragen. Heeft hij eigenlijk wel gelijk, die Sadettin met zijn goede opleiding? Hád zijn zus wel een andere keus? Heel sterk hoe Kirmiziyüz naar mate de voorstelling vordert meer en meer ook die andere kant laat zien. En het antwoord open laat.
De inbreng van The Sadists (Victor Griffioen, Erik van der Horst, Kaspar Schellingerhout) is ondertussen niet gering. Ze maken heerlijke muziek, en spelen net zo makkelijk hitsige gitaarsolo’s (Van der Horst) als Turkse meezingers. Als acteur - ze zijn alle drie ook goede acteurs - doen ze de andere rollen, van de zalvende Imam Arnold (Griffioen) tot de macho grote broer (Schellingerhout).
Op een indringende maar toch heel vermakelijke manier laat Kirmiziyüz ons zien hoe niet alleen eigen cultuur en religie maar ook de verminderde tolerantie ten opzichte van migranten het leven van een jonge Turks-Nederlandse vrouw beïnvloeden. Somedaymyprincewill.com is een voorstelling die ergens over gaat en waar je ook nog eens blij van wordt.
Gezien in Frascati, The Dry Piece. Een visueel spectaculaire dansvoorstelling. Vier geheel naakte danseressen brengen de intieme ruimte overtuigend naar de toeschouwer. Maar een overtuigende boodschap komt niet over. En technisch wordt er soms gewoon slecht gedanst. Maar zeker geen afknapper. Een aanrader voor het oog.
Eigenzinnig, origineel, filosofisch, grappig, ernstig, intellectueel, gevoelig,…. Laura van Dolron wordt in Nederland de theatermaakster van het moment genoemd. Wie haar aan het werk ziet en hoort, alleen op scène en zonder decor, begrijpt waarom.