Tijdens een scène in de Hamlet van Toneelgroep Oostpool waarin Polonius de psychische toestand van Hamlet beschrijft, gedragen Rosencrantz en Guildenstern zich zenuwachtig en onrustig. De twee vrienden van Hamlet lopen heen en weer en maken armgebaren. Als Polonius die signalen negeert en door blijft praten, onderbreken Ali Ben Horsting en Aafke Buringh hem met de opmerking dat ze dubbelrollen hebben en zich moeten gaan verkleden voor de volgende scène.
Terwijl Guildenstern onmiddellijk de daad bij het woord voegt en haar haar losmaakt, meldt Rosencrantz eerst nog even in een terzijde, met een blik die lijkt te verwijzen naar de aangekondigde bezuinigingen, dat het bij die dubbelrollen niet om een artistieke keuze van regisseur Azzini gaat.
Al vanaf mijn eerste bezoeken aan het theater heb ik acteurs meer dan één rol in dezelfde voorstelling zien spelen. Ik weet dus niet beter dan dat dubbelrollen gangbaar zijn. Of dat nou om artistieke redenen is of om financiële. En of er op dat moment nou een regering zit die de kunstsubsidies ongemoeid laat of een die aankondigt daarop te gaan bezuinigen. Ook van acteurs die uit hun rol stappen voor een terzijde kijk ik al lang niet meer op.
Twee Hamlets
Minder vaak maakte ik tot voor kort het omgekeerde mee: twee of meer acteurs die komen opdraven voor dezelfde rol. En laat ik nou net in de weken dat de nieuwe regering forse bezuinigingen aankondigt drie voorstellingen zien waarin voor één rol twee, drie, en zelfs vier acteurs op het podium staan.
Als die dubbelrollen bij Oostpool geen artistieke keuzes zijn, is de keuze van Luk Perceval voor twee acteurs voor één Hamlet dat dan wel? Die dubbele Hamlet van Perceval heeft in de pers nogal wat aandacht gekregen, afgelopen zaterdag nog bij Kester Freriks in NRC Handelsblad. En hoewel de rol wordt gespeeld door een wat oudere en een jonge acteur, gaat het naar mijn idee niet om een oude en een jonge Hamlet zoals Freriks zegt. Maar om ego en alter ego, om twee identiteiten in één persoon, waarbij de ene het leven accepteert zoals het is, en de andere daar juist geen vrede mee heeft. En daardoor lijdt. Ja, die dubbele Hamlet van van Thalia Theater lijkt me duidelijk een artistieke keuze.
Op het feit dat er in de voorstelling van het Thalia Theater twee acteurs zijn voor één personage valt overigens, als je wilt, nog wel iets af te dingen. Want je zou het, naast twee identiteiten van één en dezelfde persoon, ook als een samenvoeging van Hamlet en Horatio kunnen zien. Zoiets geldt overigens niet voor de vier Ophelia’s in diezelfde voorstelling. Geen samenvoeging van Ophelia en Gertrude, geen alter ego´s of meerdere identiteiten. Gewoon vier actrices voor één Ophelia.
Twee Ismene’s
Hoe zit het met Nederlandse gezelschappen als het gaat om meer acteurs voor één personage? Iets meer dan twee weken voor de dubbele Hamlet en de vier Ophelia’s zie ik Antigone Kreon Oidipous van Toneelgroep Amsterdam omdat die voorstelling voor de grote zaal wordt omgewerkt. Met Hadewych Minis en Celia Nufaar die allebei Ismene zijn. Twee actrices voor één personage, voor twee kanten van dezelfde dochter van Oidipous. Artistieke keuze? Als dat zo is, vind ik die keuze in dit geval niet echt overtuigend.
Drie Alice’s
Dat geldt ook voor Alice in Wonderland van het Noord Nederlands Toneel. In die voorstelling tel ik drie Alice’s: Maartje van de Wetering, Klára Alexová, en Judith De Joode. Ook nu snap ik die artistieke keuze niet helemaal. Gaat het bij de twee actrices voor Ismene en de drie voor Alice dan om iets anders? Om een politieke keuze? Om een protest?
Of is het gewoon een trend? Een trend dwars tegen de angst voor de kaalslag op de kunsten in? Dat zou ik eigenlijk wel mooi vinden.
Illustratie:
Klára Alexová en Maartje van de Wetering als Alice in Alice in Wonderland van het Noord Nederlands Toneel.
reacties
Een reactie van Pieter Bots via de mail:
Beste RiRo,
Ik las je stukje over twee acteurs die dezelfde rol in hetzelfde stuk spelen. Een trend? Misschien wel, maar dan wel een die (zoals iedere mode) al eerder zijn opgang heeft gemaakt. Ik heb ooit (toen ik theatercriticus en redacteur van Theatermaker was) in mijn serie Deja Vu een stukje geschreven over deze trend. Ik kon het stukje niet meer in mijn computer vinden, maar het verscheen in TM mei 2004, en ik noem onder andere een aantal producties van Dirk Tanghe, Proust, Romeo en Julia van Ola Mafaalani, Teorema van TGA/Emio Greco en Stand in van Kas en de Wolf. En een heel vroeg voorbeeld: Kees de Jongen uit de jaren 70.
Met vriendelijke groeten,
Pieter Bots