November 2006
‘Zou ik niet doen’, waarschuwt Simon.
‘Luister toch niet naar hem’, zegt C. terwijl hij de deur voor me open houdt, ‘kom we gaan’.
Simon merkt dat ik heel even aarzel: ‘Er zijn voorstellingen, een paar per jaar, die ik je oprecht wil afraden.’
Hij laat een kleine stilte vallen. ‘Breekbaar is er zo een.’
Dat overtuigt me. We gaan. Wat denkt die Simon wel.
Al na een kwartier hoor ik een diepe zucht. Een vrouw in de rij voor me draait zich om en zoekt medestanders. Ik beantwoord haar blik, we begrijpen elkaar zonder woorden. Terwijl ik de lijdensweg van Ria Eimers en de tomeloze inzet van Nanette Edens op het podium van de Amsterdamse schouwburg blijf volgen, zie ik uit mijn ooghoeken hoe langzamerhand steeds meer lichamen van taal veranderen. Vrouwen die uitvoerig vermoeide oogleden masseren, mannen die zorgvuldig hun baardstoppels op de juiste lengte controleren. Zelfs complete lichamen die van het ene op het andere moment van aandachtig rechtop in berustend uitgezakt veranderen. Na ongeveer drie kwartier geeft, als laatste, ook C. het op.
Ruim een maand eerder bij de première
‘Wat ouder worden met je doet, hoe je omgaat met de twijfel die daarbij komt kijken, is dat het onderliggende thema dat ik had moeten zien?’, vraagt Hein zich in Eindhoven na afloop van de première in oktober enigszins wanhopig af.
‘Volgens mij was het toch vooral als tragikomisch satire over het theater bedoeld’, oppert Simon die bewust negeert dat Hein’s vraag retorisch is bedoeld, ‘maar wat is het een quasi-filosofisch samenraapsel geworden! En wat een bittere ondertoon! Ik kan me wel voorstellen dat regisseur Matthijs Rümke totaal geen vat heeft gekregen op dat magere verhaal.’
Wilfred is er ook. ‘Ik ben het met je eens Simon’, zegt hij, ‘het verhaal is echt veel te simpel. Ik denk dus dat we vooral Frans Strijards, de schrijver ervan, deze mislukking moeten aanrekenen.’
‘Dat maak ik nog altijd zelf wel uit’, roept Hein strijdlustig. ‘Weg met Rümke! Opdoeken dat Zuidelijk Toneel! Jullie houden me echt niet tegen. Als ik dat wil zeggen, zeg ik dat.’
‘Had Ria Eimers, die de docente speelt, niet gewoon een black-out’, suggereer ik voorzichtig, ‘was het niet ook gewoon haar eigen vertwijfeling, omdat ze haar tekst niet meer wist?’ Drie paar ogen kijken me aan. Drie paar wenkbrauwen fronsen.
Drie keer dezelfde boodschap die geen ruimte laat voor enig misverstand: ‘Bemoei je er nu even niet mee. Daar is de zaak echt te ernstig voor.’
Terug naar een maand later na de voorstelling
‘Na drie kwartier merkten we natuurlijk wel dat we het publiek hadden verloren’, vertelt een jonge, wat opgewonden maar vriendelijke actrice in november in Amsterdam. ‘We hebben de laatste weken nog geprobeerd de voorstelling wat anarchistischer te maken, maar helaas, dat heeft ook niet geholpen.’
Dus de regisseur heeft er nog wat aan gesleuteld, denk ik in mijn onervarenheid en onwetendheid. Misschien wel naar aanleiding van de opmerkingen van Hein en Simon. Dat hoor je wel eens, dat een regisseur na de première nog wat verandert.
‘O ja, hoor je dat wel eens?’
Het is een andere, wat oudere actrice, een boze, die dat vraagt.
‘Waarom zou Rümke wat veranderen? Die vindt het toch nog steeds geweldig allemaal?’
De vriendelijke actrice neemt me apart. ‘Ik háát die liedjes!’, hoor ik de boze actrice nog net roepen voor we buiten gehoorafstand zijn. ‘We hebben zelf wat veranderd, dat bedoelde ik. Meer kan ik nu niet zeggen,’ fluistert de vriendelijke actrice me toe. Als ik aanstalten maak om weer naar de boze actrice te gaan omdat ik sterk het idee heb dat die juist wel wat wil zeggen, legt de vriendelijke actrice haar hand op mijn arm: ‘Doe dat nou maar niet. Laat haar maar even.’ Ik begrijp het. Ook nu moet ik me er even niet mee bemoeien.
Een paar dagen later
‘Daphne heeft de voorstelling nu ook gezien’, zegt Simon.
‘Wie?’
‘Daphne, die ook in de jury van het theaterfestival zit.’
‘O, die Daphne. En, wat vond ze?’
‘Ze vond het geen goede voorstelling.’
‘Dus jullie zijn het met elkaar eens.’
‘Nou, niet helemaal.’
‘Hoezo?’
‘Ze vroeg zich af of we in Nederland niet gewoon te weinig affiniteit hebben met Brechtiaans theater. Of het ook niet aan ons ligt dus. Dat we ons niet zo aangetrokken voelen tot dat groteske en die overvloed aan theatrale middelen.’
‘Wij in Nederland? Ze bedoelt dus de toeschouwers. Oké, interessante invalshoek.’
Nog een paar dagen later
Het Zuidelijk Toneel stopt met onmiddellijke ingang met Breekbaar. Het gezelschap kondigt meteen ook een koerswijziging aan. Zakelijk leider Gerard Tonen voert voor dat besluit verschillende redenen aan, maar ook hij legt de schuld voor een deel bij de toeschouwers. Als ik het goed heb onthouden zei hij het zo: ‘Wat in de kleine zaal wel kan, kan in de schouwburg blijkbaar niet. Voor de kleine zaal worden elk jaar veel nieuwe toneelstukken geschreven. Maar ja, die blijven niet zo lang op het repertoire staan. Dat is minder riskant dan wat wij hebben geprobeerd. Jullie in de schouwburg staan blijkbaar niet erg open voor het experiment.’
Wij in de schouwburg? Nee, ik blijf consequent, ook nu bemoei ik me er niet mee.
Breekbaar van Het Zuidelijk Toneel ging in première op 13 oktober 2006
Tekst: Frans Strijards
Regie: Matthijs Rümke
Spel: Ria Eimers, Bert Luppes, Ryan van den Akker, Nanette Edens, Jorrit Ruijs en Heike Wisse