We zijn in 1932, tijdens de oktoberfeesten in München. Op het kermisterrein vloeit de drank rijkelijk. Chauffeur Kasimir is zojuist ontslagen. Zijn vriendin Karoline besluit, na enige aarzeling, een paar flinke stappen te zetten op de maatschappelijke ladder. Eerst flirt ze met Schürzinger, de coupeur, even later laat ze zich gewillig paaien door Kasimir’s baas, fabrieksdirekteur Rauch. Regisseur Arie de Mol kiest in deze voorstelling voor een boertige aanpak, en dat kan bij zo’n verhaal. Het is leuk. Het is zelfs lollig. En het gaat heel lang goed. Tot iets voorbij de helft van de voorstelling. Dan verliest de humor de zo noodzakelijke wrange kantjes en wordt het vet met nauwelijks nog een knipoog. Eerst Peggy Vrijens met héél veel haar. Dat is al erg. Maar het blijk nog erger te kunnen. Acteurs op handen en knieën met een paardenmasker op. Copulatie simulerend. Misschien is dat Arie’s natte hippodroom. Dat zou kunnen. Toch moet er een tomaat tegenaan.
Voor subtiliteit is weinig ruimte in deze burleske, volkse revue, dat zal duidelijk zijn. Dat Yonina Spijker in de hoofdrol toch nog nuances kan leggen, zegt iets over haar enorme talent.