Deze voorstelling gaat belangrijk over eenden. Ik moest dan ook veel denken aan de voorstelling ‘Alleen alleen is een eend een eend’ van Ine te Rietstap. In die voorstelling ook twee mannen, maar ook gekke kostuums, muziek, bewegen met je lichaam. In deze voorstelling helemaal niets. Behalve Mamet en de acteurs. Wauw, wat is dat weinig. De muzikaliteit van de tekst kwam goed naar boven, maar de acteurs acteerden te veel om het echt muziek te laten zijn. Eén stilte was speciaal goed gelukt, waarvoor gewei. Ik vind Mamet altijd een opgave, maar gelukkig was er gerookte eendeborst toe. Dat ironische culinaire liflafje relativeerde geweldig; het glanzende geel van het toastje, het prille voorjaarsgroen van de tuinkers en het sappige doorregen rose van het vlees waren lekker wild na zo’n ingetogen en grijze voorstelling.
Natuurlijk wil ik dan net zulke mooie woorden als de schrijver Pieter De Buysser gebruiken in deze minirecensie. Komt ie: gipskruid, arabieren, douanier, eekhoorn. De tekst is een soort ‘Duizend en één nacht’ meets ‘Alice en Wonderland’ en woorden en scene’s buitelen over elkaar heen. Toch een hele rustige en intieme voorstelling met drie acteurs die hard aan het werk waren. Gewei voor de invaller, ik had het pas heel laat door en dacht dat alles onderdeel was van een groot ingewikkeld concept. Het einde van de voorstelling kwam erg ineens; ik begreep dat er nog wat technisch misging, wat sippe tomaatjes daarvoor. Maar, Pieter De Buysser onthoudt die naam!
Decor is mooi en gelikt, publiek wordt ronduit hebberig van de commode met handige uitklapconstructie. Publiek wordt ook hebberig van de actrice Roos Drenth, en daardoor heeft het aan het eind geen echte venijn. Zo’n leuke heldin gaat nooit echt dood, let maar op; wegens succes volgend jaar op de Regiedagen ‘Eden 2: the girl strikes back’
Kwartet van Heiner Müller is niet mijn lievelingstekst, maar in de regie van Martine van As (derdejaars Regie opleiding) en gespeeld door Leon Voorberg en Myranda Jongeling heb ik met verwondering gekeken naar een scherp spel van woorden en gebaren. In een totaal witte ruimte met getraliede ramen en licht van buiten ontstaat een enorme concentratie op hetgeen er aan de hand is. De spelers bedienen zich van 18 eeuwse toneelgebaren en staan in prachtige historische kostuums. Door de rust en het subtiele spel, wat consequent werd vastgehouden en nergens uit de bocht vloog werd ik meegenomen in het spel van Madame Tourvel en Valmont. Voelbaar was de enorme strijd van jalouzie die hier onder zit.
Deze voorstelling is totaal het tegenovergestelde van de ‘Kwartet’ die door eerstejaars studente Susanne Kennedy is geregisseerd (gespeeld door Cas Enklaar en Truus te Selle), waarin juist een theatrale, volle speelstijl werd gebruikt. De spelers stonden in een arena en in witte kostuums en met wit gepoederde lichamen bestreden ze elkaar. Beide voorstellingen getuigen van een liefde voor de tekst, dus misschien moet ik het toch nog eens goed gaan lezen.
Een gewei voor alle medewerkers, en een voor de som der delen. Een heel zorgvuldige regie, strak, helder, grappig. De spelers maken gebruik van archaische gebaren, waarmee ze bijna elk woord illustreren of versterken. Myranda Jongeling en Leon Voorberg op het podium zijn erg aan elkaar gewaagd, de beheerste erotiek hangt stroperig tussen hen in.
High-concept voorstelling. Batelaan boekt achteruitgang. Let op: hiermee zet hij een trend. De tweede helft van de voorstelling is veel minder, maar dat is dramaturgisch prima te verdedigen. Hulde!
Zo ongeveer al het theater ontstaat wel uit een zekere drang. Dit stuk heb ik zelfs als noodzakelijk ervaren, en zonder dat de drang opdringerig werd. Toch kan ik het niet uitstaan, dat ik het idee heb iets te hebben gezien wat ik niet had mogen missen en wat per se gemaakt moest worden, maar niet precies weet WAAR-OM. Een smakelijk tomaatje daarom erbij.
Objecttheater is niet dood, het leeft! Erg sympathiek stukje, met veel oog voor detail. Hoewel er genoeg leukje trucjes in zitten, blijft de plot en het spel het belangrijkst. Met veel liefde voor het Hollandsche Landschap. Een soort ‘Kleine Teun’ meets ‘De Grote Oorlog’. Mm, maar dan heel anders. Op deze manier kan ‘Little Alice’ van Albee misschien ook heel amusant zijn.
Een echte jongens voorstelling, omdat er twee jongens op de vloer staan en het over wapens gaat. Maar ook omdat het energiek en wild is, met onderling competitie en enorm slordig. Niet te veel aandoen denk ik. De momenten waarop het iets minder cabaret is, wordt het vanzelf meerlagig en actueel. Speciaal gewei voor het coole degengevecht.
Naast alle overbodige 20e-eeuwse schrijvers op De Regiedagen was er gelukkig ook nog Heiner Müller. Dat vindt ik dan weer mooi. Geregisseerd met visie en geacteerd met kloten.
Giselle Vegter schreef, regisseerde en speelde deze voorstelling zelf, en bedient ook nog het licht; ze verkoopt nog net geen kaartjes. Dat maakt dit zo’n beetje de meest soloïge solovoorstelling die ik ooit heb gezien. Dat werkt mooi door in de voorstelling waarin ze als een god dwaalt door een stad, die Amsterdam blijkt te zijn. Klein, verstild en heel mooi.
Theatrale lezing, yeah! Graag meer, bijvoorbeeld over het Aralmeer, de relativiteitstheorie, Muhammad Ali, het modernisme in de toneelschrijfkunst of de opkomst en ondergang van het Koreaanse voetbal. Dan ook graag met een pietsje minder cabaret en een snufje meer research en dan kunnen dat even legendarische als leerzame avonden worden! Zet ‘m op!
Meer is beter! moet er gedacht zijn. Prikkeling na prikkeling. Nonnen, een gekruisigde, gezang. dia’s, bloemengeuren, vogeltjesgeluiden de hele mikmak. In Sancta Susanna is veel te zien maar weinig te beleven. Door de overdaad weet je niet waar je moet kijken. En alle tekst wordt op dezelfde manier opgedreund. De voorstelling hangt tussen abstract en psychologisch gemotiveerd. Moet ik nu ervaren of meeleven of begrijpen? Kies! Wel af en toe een mooi momentje (gewei dus). Mij boeit het verder niet maar het zal wel camp zijn.
Aha, hoera iets wat ik echt helemaal poep vind. Kijk als je mij bij de vrouwtjes te zet, maak je mij bewust van mijn gender. Ga ik dus ook met mijn pomo-femi-gaze kijken. En dan kan dit dus helemaal niet door de beugel meneer Cladder. Ook als dit een poging was tot ironie, het blijft fout en dan dus ook niet grappig. En nu niet Berkoff de schuld geven, hè!
En de stand is 2-2. Gewoon omdat ondergetekende eigenlijk geen benul heeft wat te denken. Ik sta hier, met een biertje aan mijn voeten, mij af te vragen wat ik zojuist gezien heb… Vooral wat ik ermee ‘moet’, zoals leken als ik plachten te zeggen. Veel gezien. Veel mooie beelden. Mooi. Mooi. Maar dan komt de vraag. Waarom? Geen idee. Ik zie de noodzaak niet (om nog zo’n belachelijk woord te gebruiken, mijn excuses). Waarom is het erg dat zij haar borsten ontdekt? Is dat drama? Gaat zij daar dood aan? En nu de zondvloed??? De stand is, kortom, gelijk. Wel benieuwd naar latere voorstelling van de maker.
Na het zien van Sancta Susanna (kortweg: SS, mocht ik al tikkend de behoefte krijgen de titel nogmaals te noemen) bekruipt mij de vraag: is het nodig te begrijpen/geraakt te worden wanneer je een voorstelling ziet of is de esthetiek al de moeite van het omrijden waard. Om in deze vakantieperiode even in Michelin-termen te blijven. In dit geval het laatste vandaar ook de drie ‘sterren’. De mechaniek van het klooster, met bijbehorende geuren en voor mij onbegrijpelijke rituelen vond ik prachtig om te zien. SS zèlf, die haar sexualiteit ontdekt, mag dat voortaan van mij in haar tienerkamertje of op haar Penny Paard doen. Dat geldt ook voor de betreffende actrice die mij geenszins kon bekoren - door haar spel. Dat geldt eigenlijk voor het gehele ‘menselijke’ aan deze voorstelling (de verliefde kinderen en de vertelster incluis). Zij bleven net zo mechanisch als de mechaniek van het kloosterleven. Dat maakt alles mechanisch en contrast ver te zoeken. Concluderend -zo ik dat onder Ibuprofen en het bier kan- vind ik het menselijke te mechanisch maar het mechanische prachtig. Een blik voor alles dat menselijk is aan deze voorstelling. Drie geweien voor de prevelerende mechaniek.
Kok Wouter heeft ook acteurskwaliteiten, dat is een verrassing. Gewei voor de vormgeving, twee jongens in een soort Ikea-mandala, erg mooi. Plot, hoewel weinig, iets te nadrukkelijk, vooral omdat microfoongeluid zo’n heftig iets is. Hallelujah-momenten waren wat rood op rood. Waarvoor tomaatjes. Verder vooral heel mooi en rustig, het lijkt me wel wat in die testomgeving.
Kijk, hier verstond ik dus echt geen hout van, want het was totaal in het Knäckebröds. Mijn achterbuurman begreep het wel, die moest heel veel lachen. Dat gaf een goed gevoel. Ik heb dan weer tijdens deze voorstelling veel nagedacht over alle Scandinavische kinderseries die ik in mijn jeugd heb gezien. Daar kreeg ik ook een beetje heimwee van. Ik heb gelukkig wel begrepen hoe je dat oplost: met sterke drank! Ik vond het leuk en ik heb nog gevraagd aan de achterbuurman of het ook leuk was. “Ja, morsom. Tre gewir, ingenlunde tomat”. OK, bij deze dan.
Na een waanzinnige openingsscène word ik geraakt door het geweldige toneelbeeld van deze voorstelling. Martijn weet door het gebruik van licht, geur, muziek en dia’s een mooie sfeer te creëren, voeg daarbij de rol van de vertelster aan toe die de absurditeit van hetgeen je ziet nog eens benadrukt en je hebt een krachtig stuk. Helaas gaat veel van die kracht verloren door het slechte spel van de actrice die Susanna speelt en die ik graag ingemetseld in de muur had gezien. Verder was de choreografie van de nonnen niet bepaald synchroom en had dit wat strakker uitgevoerd kunnen worden. Dit suk bewijst voor mij dat als je niets met het onderwerp hebt je ook niet geraakt kan worden. Ik ben benieuwd naar de volgende voorstelling van Martijn zijn Savannah bay was een verademing!