theaterpraat

RiRo's Theaterdagboek: Een nieuwe theaterrevolutie

De-City 01.jpg

‘Een doek is in het theater vaak wat gewone mensen een gordijn zouden noemen’. Zo staat het in het theaterlexicon dat ik altijd bij de hand heb. Wat verderop lees ik in datzelfde naslagwerk: ‘Het voordoek is traditioneel donkerrood van kleur’.

Dat het doek aan het begin van een voorstelling open gaat, heb ik niet meer meegemaakt. Vanaf de allereerste keer dat ik een theaterzaal binnenstapte, zijn er al acteurs op het toneel aanwezig. Dat is de regel. Zowel in de kleine zaal als in de schouwburg. Een heel enkele keer is er nog niemand. In die uitzonderlijke gevallen komen de acteurs aan het begin van de voorstelling vanaf de zijkanten op.

Ooit moet er een tijd zijn geweest dat het gordijn dicht was als je de zaal binnenkwam, open ging als de voorstelling begon, en weer dicht als het was afgelopen. Wanneer dat was weet ik niet. Ik ben als toneelkijker van na de revolutie waarbij het voorgordijn voorgoed werd opgedoekt.

Het begin van De City
De City van De Veenfabriek zie ik in een vlakkevoertheater. De zeven acteurs en de muzikant zijn niet al op het toneel aanwezig als ik op mijn plaats ga zitten. Ze komen even later achter me de zaal in, door dezelfde deur als waardoor ik ben binnengekomen, en lopen dan naar het podium. In hun gewone kleren. De kleren dus die ze aan hadden toen ze uit het busje stapten, waarin ze na de voorstelling aan de bar zitten, en waarin ze uiteindelijk, met een voorraadje drank voor onderweg, weer dat busje in gaan.

In De City houden ze zich dus niet aan mijn regel dat acteurs al voor het begin van de voorstelling op het toneel zijn. De regel die ik nog maar net heb bedacht blijkt dus niet meer te kloppen. Want de voorstelling voldoet ook niet aan mijn omschrijving van de uitzondering op de regel: er komt aan het begin van De City niemand op vanaf de zijkanten.

Een revolutie in het theater
De volgende twee voorstellingen waar ik naartoe ga bevestigen het failliet van mijn nog maar net bedachte regel. Want ook in die twee volgende voorstellingen is er niemand al op het toneel. Ook komt er niemand op uit de coulissen. Bij drie voorstellingen in minder dan twee weken is dat het geval. Daarom heb ik besloten dat ik in die twee weken getuige ben geweest van een nieuwe spectaculaire revolutie in het theater.

Die tweede voorstelling, Out of Context van Les Ballets C de la B, begint als de dansers één voor één de zaal van een schouwburg binnen komen. De eerste komt door de zijdeur links, en net als de acteurs in De City heeft hij zijn gewone alledaagse kleren aan. Hij heeft zijn sjaal nog om en zijn pet nog op alsof hij zo van buiten komt. Dan loopt hij naar voren, gaat het podium op, en begint zich in alle rust uit te kleden. Uiteindelijk pakt hij een rode deken die daar al klaar ligt.

De volgende danser komt door de zaaldeur rechts en kleedt zich ook uit. De dansers wachten niet op elkaar. De eerste danser is al bijna klaar met uitkleden als de tweede de zaal binnen komt, en de derde nog op de gang staat. Het duurt dus even voor ze alle negen in hun onderbroek op het podium staan met een rode deken om zich heen.

Terug naar De City
De acteurs in De City beginnen zich ook meteen uit te kleden zo gauw ze op het podium aangekomen zijn. Maar die trekken nadat ze hun gewone kleren uit hebben gedaan in hoog tempo iets anders aan, lopen daarmee even over het toneel, kleden zich razendsnel weer om, lopen dan weer over het podium, kleden zich weer vlug om, enzovoorts, enzovoorts. Achteraf blijkt dat de acteurs aan het begin van De City alle kostuums die ze zullen dragen al heel even aan hebben gehad. Alsof ze de voorstelling versneld hebben afgespeeld.

Dat ik desondanks de spectaculaire revolutie in het theater niet omschrijf als ‘ze zijn niet al op het toneel, ze komen niet op vanaf de zijkanten en ze verkleden zich pas op het podium’ heeft te maken met de derde voorstelling.

Met een ladder het podium op
Die derde voorstelling, Plenty Coups & Sitting Bull van Dood Paard & Discordia, voldoet aan mijn voorwaarde ‘niemand te zien’ en aan de voorwaarde ‘niemand uit de coulissen’. Maar de acteurs verkleden zich niet. Ze hebben hun toneelpakjes gewoon al aan.

Dat ‘niemand te zien’ blijft bij Plenty Coups & Sitting Bull overigens nog van kracht als de voorstelling al bezig is. Want we horen de acteurs in het begin al wel, maar we zien ze nog niet. In het donker lopen ze hoog boven het toneel heen en weer. Ik heb mijn theaterlexicon nog bij de hand, daarom weet ik dat de constructie waarop ze lopen ‘grid’ heet, de buizen boven het podium waaraan ook de lampen hangen.

Na verloop van tijd dalen de acteurs met behulp van een ladder van dat grid af. Hoewel ze dus niet door een zaaldeur binnenkomen en daarna naar het toneel lopen, voldoen ze natuurlijk wel aan mijn tweede voorwaarde ‘niet uit de coulissen’.

Definitie van de theaterrevolutie
Mijn omschrijving van de nieuwe spectaculaire revolutie in het theater luidt dus: Bij het begin een voorstelling is geen van de acteurs al aanwezig op het toneel. De acteurs kunnen vervolgens van overal opkomen. Zolang dat maar niet uit de coulissen is.

Geraadpleegde literatuur:
Rob Klinkenberg, Drie kluiten op een hondje, klein lexicon van het theater, International Theatre & Film Books, Amsterdam, 2005

Illustratie:
Yonina Spijker en haar double in De City van De Veenfabriek

RiRo op 23/04/2010 - 09:18   3 reacties

reacties

Dit artikel was tijdverspilling. Heb voor de volledigheid nog een paar RiRo’s gelezen… ja hoor, tijdverspilling. Deze reactie ook, trouwens.

Hugo Maerten (niet geverifiëerd) 23/04/2010 - 10:07

Ik ben het niet eens met Hugo’s reactie. Dit is absoluut een interessant topic dat zeker inspeelt op wat er actueel gebeurt in de theaterhuizen.

Of er van een revolutie te spreken is weet ik niet. Ik denk dat het eerder met een verschuiving en acceptatie te maken heeft. Kijkend naar theater op locatie zijn de codes van op en afkomst al met grote mate verschoven. Ik denk dat het geen revolutie is, maar dat de twee vormen elkaar beïnvloeden.

Voorbeeld: de voorstellingen van Schweigmann& hebben altijd een binnenkomst die ervoor zorgt dat je daadwerkelijk een transformatie doorgaat als bezoeker van foyer/hal naar theaterruimte. Dit heeft volgens mij voor een deel te maken met het feit dat de makers locatietheater maken en hierbij tevens de binnenkomst van een publiek moeten faciliteren.

Ik bedoel hiermee te zeggen: dat ik denk dat eerder de code langzaam wordt opgerekt en daarmee openheid biedt voor nieuwe invalshoeken en ervaringen van een voorstelling. Dat het weggaan van een bestaande code ook weer bestaansrecht geeft aan een nieuwe. In dit geval niet met een boem en een knal.

Marin de Boer (niet geverifiëerd) 23/04/2010 - 10:38

In het Theater zijn er altijd een paar trends tegelijk te bespeuren. Ineens staat er een microfoon in bijna alle voorstellingen, ineens is dood bloot, ineens is iedereen bezig met: “Hoe te beginnen”. RiRo’s analyse is niet zinloos, maar zou uitgediept kunnen worden. Waarom wordt er zoveel aandacht besteed aan het begin? Wat betekent het dat de acteurs zich nog moeten omkleden? Ze hebben er per slot van tevoren tijd genoeg voor gehad, zou je zeggen. Wat betekent het dat ze door dezelfde deur komen als het publiek. Kennelijk is het de bedoeling dat we samen beginnen, acteurs en publiek. Dat we samen de transformatie van werkelijkheid naar spel doormaken. Maar waarom? Zijn de theatermakers bang dat het publiek het anders niet begrijpt? Zetten ze een code neer die ze de vrijheid biedt ook verderop nog te spelen met spel en werkelijkheid? Of (en) zijn het gewoon variaties op de traditie van het tooneelspel waarin de ‘troupe’ zich voorstelt aan het publiek alvorens in het drama te duiken.

Erik Snel (niet geverifiëerd) 26/04/2010 - 10:21