moosers

Praatjes van RiRo

Damiaan De Schrijver in Brandhout. Een irritatie.jpg

Over voortijdige oordeellozingen, rode lopers en bonbonnières. Drie premières

Amsterdam, 14 januari Ik doe mijn ogen dicht en concentreer me op wat ik hoor. Wat moet ik anders? Niet alleen is de enscenering heel statisch, door de grote afstand kan ik ook niks zien van de lichaamstaal en van de mimiek van de acteurs. Kijken heeft dus geen enkele zin. Want door een misverstand met kaartjes zit ik op het tweede balkon. Voor het eerst hoog boven het podium. Dat zou misschien nog te doen zijn bij een voorstelling van Guy Cassiers met videoprojecties. Maar niet bij de première van Op Hoop van Zegen van Het Toneel Speelt. Dat is van die afstand niet veel meer dan een hoorspel. En dan heb ik ook nog de pech dat ik het stuk vrij goed ken. Dus niet wordt verrast door de kwaliteit van Heijermans’ drama.

Na afloop bij de champagne in de foyer is iedereen positief over de voorstelling. Eigenwijs blijf ik zeggen dat ik het een bezoeking vond. Als het effect van de enorme kloof tussen de zaal en het tweede balkon in volle omvang tot me begint door te dringen, ga ik toch twijfelen. Uiteindelijk ontkom ik er niet aan om bakzeil te halen. Pijnlijk. Heel pijnlijk. Want ik heb mijn oordeel niet onder stoelen of banken gestoken. Integendeel. Ik ben zo iemand die meteen na het applaus van wal steekt. Die al ín de zaal, in dit geval dus al óp het balkon, zijn mening geeft aan iedereen die het horen wil. En aan iedereen die het niet horen wil. Een kwalijke gewoonte. Die me vanavond goed opbreekt.

Groningen, 25 januari
Bij het oude Noord Nederlands Toneel (God hebbe zijn ziel) deden ze niet aan premières. Hoewel hij er niet woonde, was toenmalig artistiek leider Koos Terpstra waarschijnlijk toch besmet met het Groningse minderwaardigheidscomplex. ‘En als die recensenten uit het westen nou niet komen? Dan hebben we dat geld voor die bitterballen toch voor niks uitgegeven?’ Zoiets moet het zijn geweest.

De première van Medea is op een zondagmiddag. Om vier uur. Gewoontegetrouw ben ik vanaf de zijkant, de kant van café De Souffleur, de trappen voor de ingang van de schouwburg aan het beklimmen. Ik stuit op een afzetting, een goudkleurig koord. Nu dringt het pas tot me door. Ik moet over de rode loper. Nu pas zie ik ook dat links en rechts van de ingang de artistiek en zakelijk leider van het nieuwe NNT klaar staan om iedereen persoonlijk te verwelkomen. Ola Mafaalani doet aan uitbundige omhelzingen weet ik. Ik kies dus voor rechts en schud de hand van Hans Kraaijeveld.

Na afloop staat de champagne al klaar. Wat is er verder zoal te zien? Veel lokale hoogwaardigheidsbekleders natuurlijk, maar ook nogal wat recensenten uit het westen. Alleen al van NRC Handelsblad tel ik er twee. Er zijn geen bitterballen.

Ik eet me ongans. Eerst val ik in de benedenfoyer ongegeneerd aan op de quiche’s, de dolma’s, en het stokbrood met tapenade. De gehaktballetjes laat ik voor wat ze zijn, die doen me teveel aan bitterballen denken. Volledig voldaan ga ik naar boven waar de band speelt, maar daar krijg ik ogenblikkelijk een dienblad met calamares a la romana onder mijn neus. Champagne en calamares! Daar kun je me voor wakker maken! Ik tast ruim toe. En ik ben om! Het oude NNT is dood! Leve het nieuwe NNT!

Groningen, 9 februari
De moppermonoloog Brandhout. Een irritatie van tg Stan, naar de roman Holzfällen. Eine Erregung van Thomas Bernhard, wordt gespeeld in tien zogenaamde bonbonnières. In Nederland zijn dat de schouwburgen van Groningen, Leiden, Amsterdam en Den Haag.

Aan niets is te merken dat ik een Nederlandse première bijwoon. Dat er geen rode loper ligt op de trappen van de schouwburg, soit. Dat er niemand van tg. Stan in de kou staat om me welkom te heten, ik heb er begrip voor. Maar dat de programmeur van Grand Theatre, verantwoordelijk voor het naar deze schouwburg halen van de voorstelling, zelfs na mijn uitdrukkelijke verzoek, me een persoonlijk woord van welkom weigert, doet het ergste vermoeden.

En ja hoor. Ook na afloop is er helemaal niks. Zelfs geen bitterballen. En natuurlijk ook geen champagne. Maar waarom dan die misselijkmakende geur van oud frituurvet in het Groningse Schouwburgcafé waar een handjevol mensen op de toneelspeler staat te wachten? Lang voordat die komt opdraven, ben ik al gevlucht naar café De Souffleur aan de overkant.

Illustratie: Damiaan De Schrijver in Brandhout. Een irritatie van tg Stan

Lees meer

Hedda Gabler Nationale Toneel Foto Deen van Meer.jpg

Darwinistisch toneel, mimicry, en de eetbaarheid van muskusrat

Frascati Amsterdam, vrijdag 3 januari 2009 In de Darwinbijlage van NRC Handelsblad van 27 december 2008 staat een stuk van Tijs Goldschmidt. Dat kon je verwachten. Maar ook een artikel van vogelkijker en toneelrecensent Kester Freriks. Dat vind ik nogal verrassend. Want zijn artikel Toneel van een mannetjesdier gaat niet over vogels maar over Henrik Ibsen. Freriks schrijft daarin dat ‘zonder Darwins ideeën over evolutie en strijd om het bestaan Ibsens toneelwerk ondenkbaar is.’ Laat nou mijn eerste voorstelling in het Darwinjaar Ibsens Hedda Gabler zijn.

Naturalis Leiden, zondag 21 december 2008
De Kerstmislezing waarmee in Leiden het Darwinjaar 2009 officieus wordt geopend, de officiële opening is op 12 februari, trekt veel meer belangstellenden dan er zitplaatsen zijn. De vijftig laatstbinnengekomenen zouden dus eigenlijk moeten staan. Maar Bert van der Zwaan, wetenschappelijk directeur van het Darwin Centrum voor Biogeologie, stopt de tekst die hij heeft voorbereid weer in zijn binnenzak. Zo’n kans laat hij natuurlijk niet liggen. Goochelend met Darwiniaanse termen als survival of the fittest, gebruikt hij bijna het hele kwartier dat hij voor zijn inleiding ter beschikking heeft om de sterken onder de zittenden te overreden hun plaats af te staan aan de zwakken onder de staanden. Hij geniet er zichtbaar van. Schitterend theater is dit. Nu al. En dan moet de voorstelling met Tijs Goldschmidt nog beginnen.

Na het verschijnen van zijn bestseller Darwins Hofvijver in 1994 heeft Goldschmidt al honderden lezingen gegeven en hij zal zich inmiddels wel meer schrijver voelen dan geleerde. Toch speelt hij vanmiddag overtuigend de onhandige wetenschapper die steeds weer de verkeerde afbeelding projecteert. Met flair vertolkt hij de spreker die onhandig lijkt maar wel op het goede moment ogenschijnlijk aarzelend zijn verhaal doorspekt met grapjes, en daardoor de zaal voor zich inneemt. Met als motto ‘Eet meer muskusrat’ behandelt zijn voorstelling de negatieve gevolgen van invasieven, van exoten die het ecosysteem nadelig beïnvloeden. Een thema waarop hij in zijn stuk in de Darwinbijlage van NRC Handelsblad zal terugkomen.

Frascati Amsterdam, vrijdag 3 januari 2009
Nu weer over echt toneel. Als we de zaal in Amsterdam binnenkomen zit Çigdem Teke onderuitgezakt in een stoel, benen wijd, mijn aandacht naar haar in een panty gehuld kruis trekkend. Haar lachje is licht superieur, net niet té, haar spottende blik glijdt langs de toeschouwers. Die ogen! De Hedda Gabler van het Nationale Toneel in de regie van Suzanne Kennedy doet er alles aan om op Amy Winehouse te lijken. Hetzelfde haar, dezelfde kleding, dezelfde lichaamstaal, ze kijkt zelfs op de manier waarop Winehouse dat doet.

Honderdvijftig jaar na het verschijnen van Darwins On the Origin of Species zie ik een actrice de uiterlijke kenmerken van een zangeres nabootsen. Een bruggetje van Hedda Gabler naar de evolutiebiologie is dan snel gemaakt. Want dat doet me denken aan mimicry, aan het nabootsen van uiterlijke kenmerken als bescherming tegen een roofvijand, volgens Darwinisten een sterk bewijs voor het belang van natuurlijke selectie.

Kester Freriks doelt overigens niet op mimicry als hij in zijn Darwinartikel zegt dat zonder de evolutietheorie Ibsens toneelwerk ondenkbaar is. Freriks heeft het over de seksuele selectie. En dan vooral over die waarbij de vrouwelijke voorkeuren doorslaggevend zijn. Dat gedrag vergelijkt hij met dat van Hedda Gabler, ook daar is het ‘de vrouw die de man kiest en niet andersom.’

Naturalis Leiden, zondag 21 december 2008
Na afloop van de Darwinlezing in december komt er een zin bij me op: ‘Mimicry is het theater van planten en dieren die niet slim genoeg zijn om toneel te spelen.’ Een zin van Goldschmidt. Van drieëneenhalf jaar geleden. Het is de ondertitel van Mimi Cry, een voorstelling van Opera Noir waarvoor hij adviezen gaf. Was dat dan een Darwinistische voorstelling? Nee, want evolutietheorie gaat over populaties, niet over individuen. En ook deze voorstelling, zoals bijna alle toneel, gaat over relaties tussen mensen, met in dit geval Jack Vecht als een evolutiebioloog. Vandaar de adviezen van Goldschmidt. Die bioloog, Nathan, een al wat oudere in vlinders gespecialiseerde onderzoeker, heeft een verhouding met de jonge Mimi, gespeeld door Mariecke van der Linden. Die laatste hult zich in het rood om begeerlijker voor hem te zijn dan zijn vrouw, haar concurrent.

‘Zou het niet meer voor de hand liggen als Nathan in het rood gekleed is? Als Jack Vecht een rode maillot aan heeft bijvoorbeeld?’ Dat dacht ik toen ik die voorstelling zag. Want meestal zijn het mannetjes die met een kleur aan vrouwtjes laten weten: Neem mij! Ik ben de beste om mee te paren! Als ik me goed herinner heb ik in Goldschmidt’s Darwins Hofvijver gelezen dat ook vrouwelijke stekelbaarzen voor rood gaan. Niet omdat ze emotioneel en esthetisch door rood worden aangetrokken, zoals de bioloog Nathan verondersteld wordt te doen, maar omdat de felheid van die kleur informatie geeft over de conditie van haar mogelijke partner. Intens rode stekelbaarsmannetjes zijn het gezondst, dus de beste keus als het om seks gaat.

Frascati Amsterdam, vrijdag 3 januari 2009
Van Hedda Gabler heb ik genoten. Niet omdat het Darwinistisch is, de vergelijking van de seksuele kieskeurigheid van stekelbaarsvrouwtjes met de opstandigheid van een aristocratische generaalsdochter gaat me een beetje te ver. Nee, omdat regisseur Suzanne Kennedy voor een eigenzinnige, beeldende interpretatie heeft gezorgd. En omdat Çigdem Teke met haar vertolking de concurrentieslag met de andere Hedda’s in mijn hoofd heeft gewonnen.

Het Darwinjaar is begonnen. We zullen wel flink wat publicaties over de evolutietheorie en het nodige gemopper daarover van creationisten te verstouwen krijgen. En natuurlijk de onvermijdelijke versimpelingen. Ook over toneel en Darwin. Daar heb ik dan alvast maar mijn steentje aan bijgedragen.

Illustratie: Çigdem Teke in Hedda Gabler van het Nationale Toneel (foto Deen van Meer)

Lees meer

RiRo op 13/01/2009 - 15:28  

Hedda Gabler (Het Nationale Toneel)
I'm rubber Noorderlingen.jpg

Burka’s aan het begin, tranen in Het Kruithuis, en wellustig gekronkel tot slot

Vrijdag 21 november, een museum, openingsvoorstelling van het festival Jonge Harten begint deze keer in het Groninger Museum. Met Dieplink, naar een concept en in de regie van Anne Karin ten Bosch. Het is ervaringstheater, dus eigenlijk mag ik er niks over verklappen. Maar ik vind de manier waarop we door het museum surfen zo bijzonder, dat ik het niet kan laten er toch iets over te zeggen.

Meteen bij binnenkomst krijgen we een fel gekleurd tasje in onze handen gedrukt dat we mee moeten nemen naar een centrale ruimte. Iemand ontdekt dat je dat tasje kunt openvouwen en aan kunt trekken. Even later sta ik in een burka. Een oranje. Door het ooggaasje zie ik dat er zes kleuren burka’s zijn. Zonder dat iemand een woord zegt, vormen zich nu zes groepen. Met de zeven andere oranje burka’s volg ik de oranje gids het museum in.

Het idee van een willekeurige groep mensen die elkaar niet kennen en niet herkennen, komt het best tot zijn recht bij De Bespeelbare Stad van Chantalla Pleiter. Niet alleen zonder elkaars gezicht te zien, ook zonder te weten wie man is en wie vrouw, werken we samen. Er staan bokken die gebouwen voorstellen. De een verschuift ze. Een ander stapelt ze. Kortom we proberen gewoon maar wat. Dan ontdekt de slimste van ons (niet ik dus) dat er codes op die blokken staan. Hij of zij gebaart naar een scanner boven ons hoofd die de codes leest en daardoor muziek activeert. Als we een verkeerde keus maken, klinkt de muziek vals, als we op de goede weg zijn juist harmonieus. Geleid door muziek bouwen we nu de stad.

De zes groepen komen weer samen. Uit een speaker klinkt een stem die opsomt wat er voor en tijdens de voorstelling is verzameld. Onze namen. Antwoorden die we hebben ingevuld op een formulier. Niet alleen het idee om zo’n compilatie te laten horen, ook de manier waarop het wordt uitgevoerd, is regelrecht gekopieerd van U bevindt zich hier, een voorstelling van Dries Verhoeven. Op de eerste dag van Jonge Harten, aan het eind van Dieplink, voel ik me dus een beetje bedrogen.

Zaterdag 22 november
Tranen tijdens een première in Het Kruithuis

Een wit toneel, een wit achterdoek, geen decor, wel sneeuw, en wit licht. Regisseur Ine te Rietstap laat de jonge acteurs van De Noorderlingen in I’m rubber you are glue met winterse tableaus een sfeer creëren waarin angst om te worden verlaten overheerst. Het werkt. Weemoed is ook in de zaal voelbaar. Na het laatste beeld gaan de acteurs af. Behalve Peter van Til. ‘Het is afgelopen hoor’, zegt hij, ‘maar ik wil nog een lied zingen. Het heet You are my sister.’ Op zijn iPod luistert hij naar Antony and The Johnsons. Denk ik. En zingt gewoon mee. Zo klinkt het in ieder geval.

Van Til is zichtbaar geëmotioneerd. Is er iets met zijn zus? Toch niet dood hoop ik? In de zaal wordt hier en daar gesnift. Als hij halverwege zijn lied het oortje uit doet, horen we door de speakers de begeleidende muziek. Nu blijkt dat hij wel degelijk kan zingen. Mooi kan zingen. Een theaterdiehard naast me pinkt een traantje weg. Wat verderop in de zaal wordt volop gehuild.

Na afloop doe ik wat speurwerk. De zus zat gewoon in de zaal, kom ik te weten, levend en wel. En Peter van Til hoorde in zijn oortje niet Antony and The Johnsons. Dat had ik dus mis. Het was de stem van Ine te Rietstap. Met een persoonlijk verhaal dat alleen zij twee kennen. En dat hem gegarandeerd zou ontroeren. Gelukkig. Het blijkt allemaal bedrog te zijn geweest.

Zondag 23 november
Vlaams jeugdtheater in Grand

Bij Cement van de Antwerpse theatergroep Jan is de uitverkochte zaal voor driekwart gevuld met zeventienjarige meisjes. Die bij seksueel getinte scènes allemaal tegelijk hun adem inhouden. Ook bij de incestscène aan het slot van deze op The cement garden van Ian McEwan gebaseerde voorstelling. Dan kun je werkelijk een speld horen vallen. Toch is er eigenlijk niets schokkends te zien. Een acteur in de rol van een jongen van vijftien maakt het nachthemd van een actrice die zijn zus van zeventien speelt voorzichtig een klein stukje open. Dat is alles. Maar door het effect op dit publiek wordt het een heel heftige scène. Ook voor mij. Want de reactie van het publiek hoort nou eenmaal ook bij een theaterervaring.

Maandag 24 november
Hoe Ola Mafaalani kwam, zag, en verdween

Vier noordelijke jeugdtheatergroepen spelen hun versie van het ontbrekende slot van Woyzeck. Bij elkaar duurt dat ongeveer een uur. Ola Mafaalani, vanaf januari artistiek leider van het Noord Nederlands Toneel, zit ook in de zaal. Ze is een van de deskundigen die na afloop commentaar zal geven. De jonge acteurs verheugen zich er op. Ik ook. Maar we komen bedrogen uit. Mafaalani meldt zich af. ‘Ik moet nu echt weg’, zegt ze, ‘mijn acteurs wachten, ik moet repeteren.’ Vol onbegrip kijken we haar aan. Niemand zegt iets. Ach, wat valt er te zeggen.

Vrijdag 28 november
De allerlaatste toeschouwer van het festival

Ik ben de laatste. Het is toeval, maar het is nu eenmaal zo. Als het slotfeest op het punt staat te beginnen, word ik met een auto naar een geheime locatie gebracht voor een voorstelling van Franzis Wiese die Beautiful Stranger heet. Ik moet een deur door, in m’n eentje, kom in een slaapkamer, kijk even rond, ga op het tweepersoonsbed zitten, en wacht af. Naast me verschijnt een jonge vrouw in Kamp Holland outfit. In een wit hemdje en een wit slipje. Ze kronkelt wellustig, ze kijkt heel zwoel. Kortom ze wil me verleiden. Maar ik ga naar theater om aan de sleur van alle dag te ontsnappen, ik ga er dus niet op in.

Ik sta op en bestudeer de kamer. Het is een installatie met bovenin een constructie met spiegels waarmee Sarah Eshuys, want die is het, op het bed wordt geprojecteerd. Via vier verborgen camera’s kan ze mijn bewegingen volgen. Ik ga weer naast haar zitten en kijk op mijn horloge. Gaat dit lang duren? Gebeurt er nog wat anders? De projectie van Sarah op het laken naast me ergert zich blijkbaar, want ze gaat mijn bewegingen nadoen. Ik verveel me.

Weer dwalen mijn gedachten af naar de voorstelling van Dries Verhoeven. Ook in U bevindt zich hier ben ik alleen in een kamer, een hotelkamer. Maar er zijn ook anderen alleen. In hun hotelkamer. Dat alleenzijn wordt na verloop van tijd opgeheven. Want als het spiegelplafond van de hele installatie langzaam omhoog gaat, kan ik ook de anderen op hun bed zien liggen. Het effect van de voorstelling op het publiek wordt zichtbaar. Vanaf dat moment is U bevindt zich hier niet meer alleen ervaringstheater, dan is het ook een theaterervaring. En hoe knap de installatie van Wiese ook is en hoe verleidelijk Eshuys, dat wordt het bij Beautiful Stranger niet.

Illustratie: Nick Bos, Jorien Cleveringa, Sam Gosschalk, Marius Mensink, Vera Mulder en Peter van Til in I’m rubber you are glue van De Noorderlingen

Lees meer

RiRo op 10/12/2008 - 22:32   1 reactie

ESC_8224-B2_klein.jpg

Bindervoet en Henkes: ‘Witte en Lageveen hebben zich laten betalen.’

Zondag 9 november, een studio in Amsterdam, rond het middaguur De schermutselingen beginnen naar verluid in het radioprogramma Opium. Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, vertalers van De laatste dagen der mensheid, een tot voor kort onspeelbaar geacht toneelstuk over de Eerste Wereldoorlog, worden als eersten geïnterviewd. Na het journaal en de reclame is het de beurt aan Geert Lageveen en Leopold Witte, makers van Kamp Holland, een voorstelling over Nederlandse soldaten in Uruzgan. De vertalers hebben zich geërgerd aan eerdere opmerkingen van de Afghanistanreizigers. En laten dat merken ook.

Zondag 9 november
Een winkel in Groningen, diezelfde dag

Later die middag jagen de acteurs van ’t Barre Land De laatste dagen der mensheid van Karl Kraus er in precies vijfendertig minuten doorheen. Want in boekhandel Godert Walter staat niet de voorstelling centraal maar de vertaling. Drank gaat rond. De stemming is opperbest. Totdat de nog maar enkele uren daarvoor in Amsterdam geïnterviewde vertalers plotseling een uiterst cynische verdedigingsaanval inzetten.

Bindervoet: ‘Die Witte en Lageveen hebben zich laten inpakken door defensie!’
Henkes: ‘De onnozele schapen hebben zich op sleeptouw laten nemen!’
Bindervoet: ‘Want in Uruzgan zijn geen Nederlandse soldaten!’
Henkes: ‘Nee, dat zijn ónze jongens die héél zwaar werk doen!’
Bindervoet: ‘Die hebben het daar héél zwaar en héél moeilijk!’

Dinsdag 11 november
Een theater in Groningen, een lange avond

Het lijkt weer rustig te zijn aan het front. Gelukkig maar. Want ik heb geen zin om weer zo’n dorpsruzie bij te wonen. Daarvoor ga ik niet naar theater. Wel voor ’t Barre Land, want die groep is iets interessants van plan. Over precies tien jaar zal het grootste en langste toneelstuk ooit worden gespeeld. Op de dag dat de Eerste Wereldoorlog honderd jaar geleden eindigde, zal de integrale uitvoering van De laatste dagen der mensheid beginnen. Tenminste, dat willen ze me doen geloven.

Vandaag, precies negentig jaar na de wapenstilstand, spelen de acteurs aangevuld met het vertalersduo Bindervoet en Henkes voor het eerst een avondvullende versie. Van wat wel eens een hele goede voorstelling zou kunnen worden. Want wat ik in deze drieëneenhalf uur heb gezien is bepaald niet mis.

Donderdag 13 november
Een theater in Groningen, twee dagen later

De acteurs betreden het podium voor de tweede speelavond. De een is nog tot vlak voor aanvang door een arts behandeld, een ander strompelt voort op krukken, een derde moet regelmatig rust nemen op een brancard. Geen idee wat de oorzaak is van al die malheur, maar de voorstelling van gisteren moest er om worden afgelast. Hoe dan ook, een dag later dan ik van plan was, zie ik het stuk nog een keer.

Er zal wel het nodige zijn veranderd, zo gaat dat nou eenmaal bij ‘t Barre Land weet ik inmiddels. En ja hoor, van de inleiding is zo goed als niets overeind gebleven. Maar aan de eerste scène lijkt weinig veranderd. Een verteller kondigt vanachter de schrijftafel aan: ‘Wenen. Ringbaanpromenade. De Sirk-hoek. Een zomerse zondagavond. Drukte en bedrijvigheid. Er vormen zich gróepen!’ Een krantenverkoper: ‘Extra edietsiiiie!!! Troonopvolger vermoord! De dader gearresteerd.’

In een van de volgende scène’s tonen de acteurs een kaart van Europa. Net als twee dagen geleden wijzen ze daarop Wenen aan. Maar wat doen ze nou? De aanwijsstok gaat naar Nederland. Naar Amsterdam. Naar het Leidseplein. En verwijzend naar operettes van vlak na de Eerste Wereldoorlog zegt een van de acteurs: ‘Daar staat Kamp Holland, de hedendaagse operette.’ Nee hè! Niet weer! Wel dus. Het blijkt een teken voor de vertalers om het podium op te komen voor wat ze ‘De allerlaatste dagen der mensheid’ noemen.

Henkes: ‘Lageveen en die andere, die lange van Gooische Vrouwen.’
Bindervoet: ‘Die hebben hun reis naar Afghanistan gemaakt op kosten van defensie.’
Henkes: ‘Ze hebben zich laten betalen.’
Bindervoet: ‘Om recht te doen aan onze jongens.’
Henkes: ‘Geen enkele andere gedachte ligt aan hun voorstelling ten grondslag.’
Bindervoet: ‘Daarvoor hoef je de voorstelling niet te zien.’
Henkes: ‘Daarvoor volstaat het om dit te lezen.’
Erik Bindervoet toont het publiek het programmaboekje van de voorstelling Kamp Holland.

Vrijdag 14 november
De foyer van een theater, de eerste uren van de volgende dag

Aan de bar, met een glas in je hand, dan moet het kunnen vind ik. Dan mag je ongezouten je mening spuien. Dat is wat anders dan tijdens een boekpresentatie of een voorstelling. In de foyer na afloop heb ik dus maar eens links en rechts wat toeschouwers aangeschoten. Tot mijn grote verbazing blijkt iedereen die ik er naar vraag zeer verguld te zijn met de aanval op Kamp Holland. Allemaal staan ze er volledig en zonder voorbehoud achter. Van de hoogstgeleerde heer tot de laatstopgeleide student.

Ik heb op dat moment Kamp Holland nog niet gezien. Niemand die ik in de foyer sprak trouwens. De een heeft een artikel in een krant gelezen, een ander hoorde een fragment op de radio, een derde zag een flits op televisie. En dat blijkt meer dan genoeg om hun harten sneller te doen kloppen en hun gemoed in een verwachtingsvolle oorlogsstemming te brengen. Maar ach, zo bijzonder is dat nou ook weer niet. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog waren er tenslotte ook nogal wat intellectuelen, dichters, kunstenaars, en zelfs vertalers, die popelden om te kunnen vechten voor de goede zaak.

Illustratie: Ingejan Ligthart Schenk, Vincent van den Berg, Martijn Nieuwerf en Margijn Bosch in De laatste dagen der mensheid van ’t Barre Land (foto Fran van der Hoeven)

Lees meer

Juan en Joanne.jpg

Maria Kraakman leest Rilke, Paul Slangen recenseert Vincent Kouters

Woensdag 8 oktober My dearest …my fairest van Sacha Waltz & Guests, Grand Theatre Niet zozeer dans. Zoals ik had verwacht. Meer een soort muzikaal diner for two. Een tafelduet met ingetogen gebaren, tekst en zang. Door Joanne Dudley en Juan Kruz Diaz de Garaio Esnaola. Wat een mooie naam! En wat een mooie man! Alleen al die blik! ‘Nero com’il diavolo, caldo come l’inferno, dolce come l’amore’, dichtte Die Welt. Om er in gewoon Duits aan toe te voegen ‘Vorsicht ist geboten. Wir fordern Anschnallpflicht für das weibliche Publikum’. Dat was in 2000. Na de première op het Berliner Theatertreffen.

Nu pas, acht jaar later, gaan danser en countertenor Juan en de toch ook wel lieftallige Joanne hier in Nederland aan tafel. Met een dialoog van subtiele bewegingen creëren ze meteen al bij hun opkomst een verwachtingsvolle spanning. Dan zingen ze ons, terwijl ze zichzelf begeleiden op speelgoedinstrumenten, door de geschiedenis van het liefdeslied. Hun lichaamstaal en hun mimiek veranderen daarbij van statisch in de vroege middeleeuwen, via ietsje losser bij onder meer My dearest, my fairest van Purcell, al een stuk expressiever bij de vijftigerjaren hit Historia de un amor, tot uitbundig in het heden. Wat een juweeltje deze voorstelling. Ik kan er weer even tegen.

Dinsdag 14 oktober
Vrede van Keesen & Co, De Brakke Grond

Voor Vrede gegeten in De Blincker. Aan de ronde tafel Maria Kraakman. Ze leest. Rilke. Natuurlijk. Over iets meer dan een week begint De Warme Winkel de tournee van Rainer Maria. Op Oerol vorig jaar vond ik dat een voorstelling waarin ‘in een briljante mix, waarbij alle uitersten worden opgezocht van sereen gefluisterde versregels tot woest agressieve fysieke uitbarstingen, de dichter Rilke tot leven wordt gebracht.’ Misschien moet ik nog maar een keer gaan kijken.

Na Vrede wat gedronken. Ben niet tevreden. De voorstelling is na de première, bijna twee jaar geleden, stevig bejubeld. Ook op Moose. Daardoor had ik hoge verwachtingen. Daar zal het aan liggen. Esthetisch en emotioneel te weinig aan mijn trekken gekomen. Mijn ogen en oren zijn niet gestreeld door wat op het podium gebeurde. De acteurs hebben me met hun spel nauwelijks geraakt. Wel met hun woorden. Fraaie tekst. Daar heb ik weinig op aan te merken. De Prosceniumprijs van vorig jaar voor Rob de Graaf heeft bij deze mijn zegen.

Donderdag 23 oktober
Gen van NTGent, Stadsschouwburg Groningen

Nare boeken schrijft Houellebecq. Die ik altijd in één adem uit lees omdat ik me na de eerste twintig bladzijden al wentel in mijn eigen somberheid. Gen is grotendeels gebaseerd op Elementaire deeltjes. Ben een beetje bang dat Johan Simons in zijn bewerking het cynisme uit die roman heeft weggepoetst met romantiek. Onterechte angst zo blijkt. Genoten van Jeroen Willems. Vooral omdat hij zowel de deprimerende als de humoristische kant laat zien van de misantrope loser achter de door seks geobsedeerde Bruno die op de naaktcamping zijn opwinding tegen de wasbak duwt terwijl hij twee douchende meisjes begluurt.

Mijn gesprekspartner na afloop blijkt vooral oog te hebben gehad voor de actrices. Terwijl ik vrolijk ben omdat ik fantastisch acteerwerk heb gezien, ziet zij het van geen kant meer zitten. Haar geloof in de liefde is ze kwijt. Volledig gedesillusioneerd vreest ze een toekomst van sneue seks, is ze bang net zo te worden als de door Elsie de Brauw en Betty Schuurman vertolkte eenzame vrouwen. Dat wordt dus een leuk gesprek. Pluim voor de programmeur die deze zes jaar oude voorstelling naar Groningen heeft gehaald.

Vrijdag 24 oktober
Talk of the Town van NTGent, Het Kruithuis

Praatprogramma, meestal in Gent, deze keer in Groningen. Vanavond met als thema theaterkritiek. Eerst Henk van Ulsen met anekdotes. Dan een intermezzo door Audiotransparent. Als de muzikanten klaar zijn leest NTGent-dramaturg Paul Slangen een door Aus Greidanus geschreven dialoog tussen een maker er een criticus voor. Alweer de band? Misschien is het de bedoeling dat het op een tv-programma lijkt, bedenk ik me. De chef kunst van het Dagblad van het Noorden en de Gentse recensent Evelyne Coussens doen hun zegje. Weer trage Indierock.

Paul Slangen roept Vincent Kouters van de Volkskrant uit tot Slechtste Toneelrecensent. Drie dagen eerder was ik er getuige van hoe in De Blincker elke voor De Gouden Tomaat genomineerde voorstelling werd aangevallen met een eloquent betoog. Oscar Kocken wierp zelfs zijn erectie in de strijd. Slangen krijgt het vanavond blijkbaar heel benauwd bij het idee iets dergelijks in de mond te moeten nemen. Want zijn argumentatie komt niet verder dan ‘Vincent Kouters. Die lamhannes!’, waarna hij stikkend van verontwaardiging stilvalt. ‘Jongens muziek. Maar nu alsjeblieft heavy metal!’, smeekt discussieleider Servé Hermans. God nog aan toe, wat een slappe vertoning dat Talk of the Town.

Lees meer

RiRo op 31/10/2008 - 20:28   2 reacties

NRC Handelsblad, 27 juni 2008
"In zijn toneelstuk A Streetcar Named Desire, van Tennessee Williams, laat De Vroedt zijn acteurs elke voorstelling een heel pakje sigaretten oproken. ‘Lucky Strike, zoals in de oorspronkelijke tekst.’ Roken is volgens De Vroedt van fundamenteel belang om ‘de broeierige, jazzy sfeer’ van New Orleans rond 1950 op te roepen. ‘Het stuk gáát over roken.’ Niet alleen ‘Streetcar’, maar alle drama gaat volgens De Vroedt over mensen die ‘psychisch ongezond’ zijn. ‘Dat uit zich in verslavingen’, zegt De Vroedt, ‘en die neurose kun je tonen met een sigaret.’ Daarbij meent De Vroedt dat acteurs beter spelen als ze roken. ‘Die handeling geeft ze een vanzelfsprekende ontspanning, concentratie en houding.’ Het rookverbod gaat ten koste van de kwaliteit van het spel, concludeert hij.
Bron: Leonie van Nierop, Een stervende longkankerpatiënt - met ‘supersmoker’, NRC Handelsblad, 27 juni 2008

NRC Handelsblad, 29 juni 2009
In zijn nieuwste toneelstuk laat De Vroedt zijn acteurs elke voorstelling voortdurend rukken. Rukken is volgens De Vroedt van fundamenteel belang om ‘de broeierige, hitsige sfeer’ van San Francisco rond 1970 op te roepen. ‘Het stuk gáát over rukken.’ Niet alleen zijn eigen voorstelling, maar alle drama gaat volgens De Vroedt over mensen die ‘seksueel ongeremd’ zijn. ‘Dat uit zich in perversiteiten’, zegt De Vroedt, ‘en die kun je tonen met publiekelijk rukken.’ Daarbij meent De Vroedt dat acteurs beter spelen als ze rukken. ‘Die handeling geeft ze een vanzelfsprekende ontspanning, concentratie en houding.’ Het rukverbod gaat ten koste van de kwaliteit van het spel, concludeert hij.
Klik hier voor het volledige Handelsbladartikel over het rookverbod op toneel.

Lees meer

RiRo op 29/06/2008 - 17:29   3 reacties

604_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

In de tweede klucht van Molière die we vanavond te zien krijgen, speelt Frank Vercruyssen een cocu imaginair, een man die denkt dat zijn vrouw hem bedriegt. Woedend is hij op zijn vermeende rivaal. Zo snel mogelijk wil hij hem van kant maken. Maar waarmee? De hoeveelheid vervaarlijk ogende glimmende ijzerwaren waaruit hij kan kiezen, mag dan indrukwekkend zijn, het lukt de wantrouwige echtgenoot niet om een keus te maken.

Met vier totaal verschillende slag- en steekwapens stapt hij uiteindelijk de planken op. Het is toneel op toneel, we zitten dus op het podium, aan drie kanten van een ongeveer anderhalve meter hoge speelvloer. Tussen die verhoogde speelvloer en de achterwand van de schouwburg zit geen publiek. Daar kleden de acteurs zich om. En daar wachten ze als ze even niks te doen hebben.

De man die er ten onrechte vanuit gaat dat zijn vrouw het met een ander doet, heeft zijn zestiende-eeuwse moordtuig schots en scheef in zijn gordel gestoken. Terwijl hij zorgvuldig buiten het blikveld van zijn rivaal blijft, want hij wil hem van achteren neersteken, haalt hij het ene na het andere wapen te voorschijn. Maar steeds, op het laatste moment, slaat de twijfel toe en stopt hij het weer terug. Dan is het zover. Met een ferme greep omklemt hij het heft van zijn zwaard, aarzelt toch weer, overweegt de sabel, lijkt alsnog voor het zwaard te gaan, en trekt tenslotte met een woest gebaar de dolk. En de schede waarin die dolk zit.

Dat was natuurlijk niet de bedoeling. De lafaard heeft de dolk weliswaar stevig in zijn hand, maar de huls slaat met een enorme klap tegen de achterwand. Vlak boven het hoofd van Tine Embrechts die geen rol heeft in deze scène. Als versteend blijven Vercruyssen en zijn tegenspelers staan. Met van angst vertokken gezichten kijken ze achterom. Zeker een halve minuut gebeurt er niks. Dan, heel langzaam, komt Embrechts overeind. Ze steekt haar duimen op ten teken dat ze ongedeerd is.

Gecontroleerd?
Af en toe vraag je je bij een voorstelling af of het er nou bij hoort of niet. Bij deze vier kluchten van Molière waarbij misleiding en bedrog de gemeenschappelijke thema’s zijn, verwacht ik eigenlijk dat alles er bij hoort. Maar dat dolkomhulsel heeft me aan het twijfelen gebracht. Dat had toch ook een toeschouwer kunnen raken? Als Tine Embrechts een veilig heenkomen heeft gezocht en de scène weer wordt opgepakt, vraagt Vercruyssen tot twee maal toe aan zijn tegenspelers of ze opnieuw willen inzetten. Logisch, hij is ontdaan na het bijna-ongeluk. Of speelt hij dat? En zijn vermeende rivaal Adriaan Van den Hoof? Krijgt die even later, als hij van de ergste schrik is bekomen, echt de slappe lach? Of word ik weer misleid?

Spreekt Tine Embrechts na afloop aan de bar eigenlijk wel de waarheid? Op mijn bezorgde vraag hoe het met haar is na die onbehouwen actie van Vercruyssen, antwoordt ze schouderophalend: ‘Pff, hij zegt dat het gecontroleerd was.’ Ondertussen drukt haar gezicht op niet mis te verstane wijze uit: ‘Dat zal dan wel! Maar ik ben me rot geschrokken!’

Een dolk?
Ik bel Karin. Ik wil weten hoe deze scène verliep toen zij de voorstelling zag.
‘Oei, dat is lang geleden. Waarom vraag je dat?’
‘Ik kom er niet uit. Hoort het er nou bij of niet? Dat met die dolk?’
‘Een dolk? Dat weet ik niet meer. Ik herinner me nog wel dat toen Vercruyssen in die middeleeuwse wapenrusting de scène onveilig kwam maken zijn tegenspelers het niet meer hadden. Op een gegeven moment leken ze zelfs meer lol te hebben dan wij. Ondertussen ging dat natuurlijk wel ten koste van de vaart van het geheel. Waar ben je trouwens?’
‘Gent. Ik spreek je nog. Bedankt hè.’

Het kan bijna niet anders. Het is vast zo dat Frank Vercruyssen improviseert. Dat hij elke voorstelling weer iets anders kiest uit die enorme stapel blanke wapens die voor hem klaar ligt. Elke avond iets verrassends probeert te bedenken. Met de bedoeling dat de anderen in de lach schieten. Maar deze keer scheelde het een haar of het was heel slecht afgelopen.

Een lamp?
Tine Embrechts begint genoeg te krijgen van het onderwerp en probeert het gesprek een andere wending te geven. Ze vertelt dat ze niet zo lang geleden met Saint Amour in Groningen was. En hoe Jan Mulder toen…
‘Sorry, ik krijg een telefoontje. Hé Cécile!’
‘RiRo, ik hoor net van Karin dat je Poquelin hebt gezien en je nu afvraagt of het er bij hoort.’
‘Klopt.’
‘Je bedoelt zeker dat met die kroonluchter?’
‘Kroonluchter? Nee, met die dolk.’
‘Een dolk zegt me niks. Maar toen ik de voorstelling in Haarlem zag, wanneer was het, oktober 2003 denk ik, knapte een van de lampen. Tot grote hilariteit van het publiek. En van de spelers zelf. De scène moest zelfs een paar keer opnieuw worden ingezet … RiRo? Ben je er nog?’

Poquelin van tg Stan ging in première op 21 mei 2003 in het Kaaitheater in Brussel
Gezien op 9 april 2008 in de Schouwburg NTGent in Gent
Tekst: Molière
Spel: Natali Broods, Jolente De Keersmaeker, Sara De Roo, Damiaan De Schrijver, Tine Embrechts, Adriaan Van den Hoof en Frank Vercruyssen

Lees meer

RiRo op 23/05/2008 - 00:07   4 reacties

Poquelin (Stan)
594_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

Met een grote schaar knipt Matthias de Koning een bescheiden maar vorstelijke kroon uit een glimmend stuk blauw papier. Dat doet hij ijsberend over een inmiddels lege plankenvloer. Aan het begin van de voorstelling stond die nog vol rekwisieten die vanavond blijkbaar niet nodig zijn. Het heeft dan ook even geduurd voor de vloer leeg was. De acteurs zijn meer dan tien minuten in opperste concentratie bezig geweest met opruimen. Af en toe aarzelen ze even en kijken ze elkaar vragend aan, maar dan werken ze weer gestaag door. Zonder daarbij een woord met elkaar te wisselen.

Matthias de Koning heeft de vier andere acteurs ook zo’n papieren kroon gegeven. Jorn Heijdenrijk krijgt er zelfs twee. Die zet hij allebei op. De vier gaan links en rechts van De Koning staan en wachten af. Dan, eindelijk, zegt hij iets: ‘Nu zijn we allemaal koning.’ Ik besluit om niet te lachen. Er hangt iets in de lucht waardoor dat ongepast lijkt. Een fototoestel klikt en flitst. Vijf somber kijkende mannen en vrouwen met een papieren kroontje op hun hoofd zijn vastgelegd voor het nageslacht. Een digitale herinnering in kleur. Picturale geschiedenis op het moment dat de gebeurtenis nog in volle gang is. Een gebeurtenis waar we, wie zal het zeggen, misschien ooit aan terug zullen denken.

Een herinnering
Wat hebben we gezien? Is er stem gegeven aan een herinnering? Maar welk verleden heeft in deze voorstelling dan een stem gekregen? Voor S. is het haar eerste Discordia. Voor mij mijn tweede. We moeten het dus niet hebben van onze eigen ervaringen met het rijke verleden van de groep. Toch wordt onze poging betekenis te geven aan wat we hebben gezien belemmerd door respect. Door ontzag. Want het is moeilijk om je niet te laten beïnvloeden door de geschiedenis. Door het beeld van Jan Joris Lamers die een paar meter van ons vandaan ineengedoken in een stoel zit. Moederziel alleen. Naar buiten starend.

Met enige schroom formuleren S. en ik in ons nagesprek dan ook onze gemeenschappelijke analyse: we denken dat we naar teleurgestelde acteurs hebben gekeken die eerst maar weer eens hun rommelzolder opruimen en allerlei andere voorbereidende handelingen verrichten voor ze eindelijk besluiten wat te gaan zeggen. Tot zover de vorm. Aan de inhoud hebben we geen touw vast kunnen knopen.

Een nieuwe groep
De Koning heeft halverwege de voorstelling een opengevouwen krant op de planken vloer gelegd. Met blauwe tape markeert hij de omtrekken. Ik zie dat het NRC Handelsblad van vandaag is, want ik herken de foto van de bouwput van het Stedelijk Museum. Rechts van die foto moet dan dat stukje staan over de boze Pierre Audi. Onder de foto het bericht dat Discordia na jaren mogelijk weer subsidie krijgt. Het bericht waardoor ik besloot vandaag nog een nieuwe groep op te richten: Theatergroep Drift en Drang. Omdat S. laaiend enthousiast reageert als ik haar dat vertel, wordt zij de artistiek leider.

Vier van de vijf acteurs van de Discordiavoorstelling zijn aan de bar in een verhit gesprek verwikkeld. De vijfde zit nog steeds bij het raam. Verzonken in gedachten. Of luisterend maar de stem van zijn herinneringen. Wie zal het zeggen. Weemoed. Alles in de foyer van Grand ademt vanavond weemoed. En verleden. En herinnering. De artistiek leider van Drift en Drang trekt haar jas aan. Maar ik wil, voor we gaan, nog iets weten.

Een advies
Voor mijn gevoel sta ik al minutenlang te wachten tot een van hen mijn kant op kijkt. Maar dat gebeurt niet. Ik moet dus nu òf gewoon weggaan òf het er maar op wagen. Ik waag het erop: ‘Dat met die krant, was dat…?’ Verder kom ik niet. Als één man draaien de vier acteurs zich naar me toe. O jee! Nu gaan ze me natuurlijk inpeperen hoe onbeschoft het van me is om hun gesprek te onderbreken. Ik voel me hoogst ongemakkelijk. Het is De Koning die het zwijgen verbreekt: ‘Ja. Dat was die van vandaag. Maar dat advies is…’ Verder komt hij niet. Ook hij niet. De andere drie laten, alle drie tegelijk, ook hun waterval van woorden over me neerkomen. Vier over elkaar heen buitelende woordenstromen over het advies van de Amsterdamse Kunstraad en over wat er aan dat advies vooraf ging overspoelen me. Al heel snel begint het me te duizelen. Als ik niet gauw ergens houvast vind, verdrink ik in die kolkende rivier van stemmen.

Onze plannen
En ik wilde alleen maar even weten of die krant er alleen maar vanavond lag. Omdat vandaag bekend is geworden dat de Amsterdamse Kunstraad vindt dat er weer behoefte is aan een gezelschap als Discordia, maar tegelijkertijd het gebrek aan vernieuwingsdrift en ontwikkelingsdrang van die zevenentwintig jaar oude groep betreurt. Heb ik door die krant op het podium vanavond iets unieks meegemaakt? Als we in iets rustiger vaarwater terecht zijn gekomen, zegt De Koning glimlachend: ‘Je ziet bij ons altíjd een unieke voorstelling.’ De andere drie glimlachen ook. Ik glimlach terug.

Dan vertrek ik met de artistiek leider van Theatergroep Drift en Drang naar café De Souffleur. Waar we voor iedereen die het horen wil onze plannen voor de komende vijftig jaar gaan presenteren.

Ad memoriam revorcare 2 – de lange reis van Maatschappij Discordia
Van en met: Annette Kouwenhoven, Matthias de Koning, Jorn Heijdenrijk, Jan Joris Lamers en Miranda Prein
Gezien op vrijdag 18 april 2008 in Grand Theatre in Groningen

Lees meer

RiRo op 25/04/2008 - 23:09  

Ad Memoriam Revocare 2 (Discordia)
587_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

‘Bullshit natuurlijk. Maar het is ook een bullshit stuk.’ Een antwoord op een niet gestelde vraag. Van een acteur die in de voorstelling speelde die nog maar nauwelijks tien minuten geleden is afgelopen. Hij laat even een stilte vallen. We zouden nu een tegenwerping kunnen maken. Maar dat doen we niet.

Als de voorstelling begint, kijken we naar een beschilderd voordoek dat tot ongeveer een meter van de vloer is neergelaten. Dat beschilderde doek stelt een theater voor met theaterbezoekers. Daarachter zijn tien onderlijven te zien. Die onderlijven maken danspasjes. Voor het doek, met hun benen over de rand van het podium, zitten twee acteurs. Als de muziek stopt, staan die twee acteurs op en beginnen tegen elkaar te schreeuwen.

Een hertog
Even later steekt Paul R. Kooij, de hertog, zijn bovenlijf onder het doek door om zich er mee te bemoeien. Dat kost hem enige moeite, hij moet flink bukken. Paul R. Kooij schreeuwt niet. Ik zit bijna vooraan, maar ik weet zeker dat de woorden van de hertog, ondanks zijn wat ongemakkelijke houding, ook achterin goed zijn te verstaan. Zijn zoon Orlando en de worstelaar Charles, want dat zijn de ruziemakers, trekken zich overigens niks aan van de sussende woorden van de hertog. Ze zetten hun ruzie krijsend en tierend voort en besprenkelen de voorste rijen overvloedig met speeksel. Ik zit op de tweede rij.

Een clown
Het verhaal begint en eindigt aan het hof, maar speelt zich voor het grootste deel af in een bos. Het is toneel, dus het is een namaakbos. Maar er zijn wel echte dieren. Kippen. Een schaapherder voert die kippen stukjes brood. Alsof het eenden zijn. Er zijn ook namaakkippen. De schaapherder doet het niet met een kip. Ook niet met een namaakkip. Vier andere personages neuken, rukken, en pijpen ondertussen dat het een lieve lust is. Vooral de clown laat zich daarbij danig gelden.

‘Die clown heeft een chagrijnige Toorop-kop.’
‘Toorop-kop? Hoe bedoel je Wilfred?’
‘Hij kijkt grimmig, en dat doet hij omdat de acteur een irritante, onleuke clown moet spelen. Gewaagd tegendraads hoor. Heeft regisseur Rijnders zo’n natuurleuke acteur in huis als Jochum ten Haaf, laat hij hem op afgemeten toon alle grappen weggooien! En dan die seks. Spuiten of slikken, in de keel of in de artiesteningang, alles mag in het bos. Maar moest jij erom lachen? Om wat Rijnders daarvan heeft gemaakt?’
‘Artiesteningang?’
‘Voor Shakespeare is totale seksuele vrijheid voer voor een luchtig blijspel. Bij Rijnders leidt het tot deprimerende ledigheid! Moest jij nou lachen of niet?’
‘Nee, nauwelijks.

Een satire
De regisseur heeft ervoor gekozen de jonge geitenhoedster, het stralende middelpunt van de totale seksuele vrijheid, te laten spelen door een acteur, niet door een actrice. Dat geeft aan dat geruk en gepijp net dat extra’s waardoor ik het toch wel een beetje leuk vind. Voor Rosalind, het vrouwelijke hoofdpersonage, heeft hij jammer genoeg een andere keus gemaakt. Die rol wordt niet door een acteur vertolkt. Geen man dus, die een vrouw speelt, die een man speelt, die als vrouw verliefd is op een man. Het is natuurlijk aan de regisseur om keuzes te maken. Maar de voortdurende aanblik van een actrice die met een hoog opgetrokken riem haar borsten plet, mag Wilfred dan wel onberoerd hebben gelaten, bij mij heeft het geleid tot een zodanig gevoel van deprimerende leegheid, dat ik er, tot nu toe helaas zonder merkbaar resultaat, voor in behandeling ben.

Het is satire. Van alles en nog wat wordt dus bespot. Het probleem bij satire is dat je er alleen om kunt lachen als je kent en herkent wat bespot wordt. En als je het dan ook nog eens enigszins de moeite waard vindt dat daarmee de spot wordt gedreven. Veel van wat voor de toeschouwers in Shakespeare´s tijd bespottelijk was, zegt mij niet zoveel. Het is daarom goed dat de regisseur hier en daar het een en ander heeft geactualiseerd. Hij staat net aan Karin te vertellen hoe hij dat heeft gedaan. Dat komt goed uit. Laten we even meeluisteren.

‘Ik zal je een voorbeeld geven Karin.’ Dat is Rijnders dus. ‘Ergens wordt een opmerking geplaatst over hoe juweliersvrouwen eruit zien: met schoudervullingen. Tja. Daar heb ik dan maar voetbalvrouwen met dikke lippen van gemaakt.’
‘Dikke lippen?’, vraag ik.
Rijnders doet of hij mijn vraag niet heeft gehoord. Karin kijkt verstoord. Ik denk dat ze daarmee tot uitdrukking wil brengen dat ze vindt dat iedereen geacht wordt te weten dat vrouwen van voetballers opgespoten lippen hebben. Ik wist dat niet. Maar nou begrijp ik het misverstand. Rijnders was blijkbaar in de veronderstelling dat ik dat, net als iedereen, wel wist. En dat ik het, net als iedereen, de moeite waard vind dat daarmee de spot wordt gedreven.

Een trouwjurk
Aan het begin van de voorstelling draagt Anniek Pheifer vrouwenkleren, want ze is Rosalind, de dochter van de hertog. Ze heeft dan natuurlijk geen snor en geen baard. Later in het bos is ze Rosalind die een jongen speelt. Pas dan heeft ze een snor en een baard. Helemaal aan het eind is ze weer gewoon Rosalind zoals in het begin. Ze is dan terug aan het hof om met Orlando te trouwen. Haar jongenskleren heeft ze uitgetrokken en verruild voor een prachtige witte trouwjurk. Maar haar baard en snor heeft ze nog. Als dit weer satire is, heb ik weer een probleem. Want ik heb geen flauw idee wat hiermee wordt bespot. Na afloop van de voorstelling gaan alle driehonderd toeschouwers staan. Op twee na. Toch vindt niemand met wie ik erover napraat dat het een goede voorstelling is. De staande ovatie was dus waarschijnlijk ook bullshit.

As You Like it van Het Nationale Toneel ging in première op 16 februari 2008
Gezien op 5 maart in de Stadsschouwburg Groningen
Tekst: William Shakespeare
Vertaling: Gerrit Komrij
Bewerking en regie: Gerardjan Rijnders
Spel: Anniek Pheifer, Antoinette Jelgersma, Bob Wind, David Lucieer, Eline ten Camp, Jan-Paul Buijs, Jochum ten Haaf, Paul R. Kooij, René van Zinnicq Bergmann, Ruben Brinkman, Saskia Rinsma en Xander van Vledder

Lees meer

585_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

In den beginne zijn er beelden: Acht lampen (10 E / 300 W) hangen boven het podium en verlichten een vloer van geschaafde planken (€ 2352,60 exclusief BTW bij Houthandel Quaeyhaege). Uiterst behoedzaam schuiven drie acteurs zesendertig panelen in de juiste positie (BeeBoard karton 600 x 160 x 4). Na dit in een religieuze stilte volbrachte ritueel gaan de drie acteurs, Marlies Heuer, Dirk Roofthooft en Marij Verhaevert, het trapje af om in de zaal te gaan zitten.

Dan zijn er woorden: Lotte van den Berg komt door een zijdeur de zaal in en gaat het podium op. Daar spreekt ze ons toe. Ze legt uit dat we gaan luisteren naar een bandopname waarop haar vader is te horen die zegt dat hij niet zal spelen, nooit meer zal spelen, dat we ons geld terug kunnen krijgen bij de kassa. Tijdens het afspelen van de band blijft het podium leeg. Op twee eenvoudige houten stoelen na. Het zaallicht blijft aan zodat iedereen kan zien dat de dochter, die zich in haar eentje heeft teruggetrokken in een lege zijloge, tijdens het luisteren naar die achttien jaar oude opname bijna voortdurend een lichte glimlach om haar mond heeft. Je zou daardoor het vermoeden kunnen krijgen dat ze trots is op haar vader. De vader zegt ondertussen waarom hij niet zal spelen. Dat is vanwege Christus.

De rituelen
Daarna zijn er weer beelden: We zien hoe Dirk Roofthooft keer op keer half van achter een paneel te voorschijn komt, zich bedenkt, zich weer terugtrekt, er door die herhaling een ritueel van maakt. We zien hoe Marlies Heuer steeds op identieke wijze diagonaal het podium oversteekt met een vol dienblad, op een stoel gaat zitten, en daar, ook steeds op dezelfde manier, doet wat er bij theedrinken zoal komt kijken, hoe ze de laatste keer dezelfde theeceremonie zonder dienblad uitvoert, zonder theepot, zonder kopjes. Ook geluiden worden herhaald: We horen Sainkho Namtchylak op onverwachte momenten met traditionele keelzangen, Judith Vindevogel met steeds dezelfde fragmenten uit een cantate van Bach, Dirk Roofthooft die twee keer hetzelfde gedicht van Joseph Brodsky voordraagt.

Karin is van mening dat verschillende vormen van geloofsbeleving het thema is van deze voorstelling, en dat ‘prudent aftasten van het thema’ de geëigende omschrijving is voor wat er op het podium gebeurt. Ik weet het niet. Ik heb daar zo mijn twijfels over. Voor je het weet begint iemand een discussie over de betekenis van het woord prudent. Dat zou niet de eerste keer zijn. Maar ach, misschien zou ik me daar ook niet door hebben laten weerhouden als niet Karin maar ik deze zin had bedacht: ‘De voorstelling is niet een lineair verhaal, eerder een geheel van impressies, van sferen en rituelen, van een samengaan van beweging, muziek en dichtkunst in wat een prudent aftasten van het thema lijkt te zijn.

De vingers
Bijna honderdvijftig toeschouwers zijn bij de nabespreking op de eerste verdieping. De tientallen die er niet meer bij kunnen, versperren de ingang. Alle stoelen zijn bezet, er zitten zelfs mensen op de grond. Van den Berg zit vooraan op een verhoging in een fauteuil. Ze zegt:’Ik wordt geraakt door stille beelden. Ik heb niet het gevoel dat ik daar iets aan toe moet voegen.’ Dit zou moeten volstaan. Hierna zou ze moeten zwijgen.Maar dat doet ze niet.Ze vertelt dat ze het er als puber moeilijk mee had toen haar vader zich als kluizenaar terugtrok. Ze laat dat volgen door: ‘Nederigheid kan ijdel zijn, dat bracht me in de war.’ Als ze ons er ook nog van op de hoogte heeft gesteld dat haar vader in het Russisch-orthodoxe geloof zekerheid heeft gevonden, dat hij ervan overtuigd is dat hij daar in zijn eentje in zijn hutje de acteur van God is, steken zeker twintig mensen hun vinger op. Ze willen allemaal weten wat Lotte van den Berg zelf gelooft.

De verlossing
Beelden en geluiden laten zien en horen dat de kracht van rituelen van alle tijden is. Althans dat vind ik. Ik vind dat de voorstelling daarover gaat. Het kan ook zijn dat Karin gelijk heeft en dat verschillende vormen van geloofsbeleving het thema is. Maar maakt dat de maakster van de voorstelling tot de leider van een religieuze of spirituele sekte? Waarom kijkt iedereen dan zo verwachtingvol? Wat willen ze in godsnaam van haar horen? Willen ze dat ze zegt dat zij juist geen zekerheid heeft? Blijkbaar. Want ze raken haast in extase als Lotte van den Berg ze geeft wat ze willen horen: ‘Ik hoop met deze voorstelling duidelijk te hebben gemaakt dat er twijfel is, geloven gaat over twijfel’, ze laat even een pauze vallen, ‘twijfel is het wezen van geloven’. Mijn God, dat ik dat allemaal moet meemaken. In een schouwburg.

Jozef van den Berg (vader) : stapte op 14 september 1989 in De Singel in Antwerpen na een korte toespraak definitief het podium af en leeft sindsdien als kluizenaar
Lotte van den Berg (dochter) : stapt vanaf 4 januari 2008 kort na het begin van de voorstelling het podium op voor een toelichting nadat in de eerste voorstellingweek van Winterverblijf in de Bourlaschouwburg in Antwerpen sommige toeschouwers tijdens de bandopname met de woorden van haar vader de zaal verlieten

Winterverblijf van Toneelhuis ging in première op 13 december 2007
Gezien op 12 januari 2008 in de Stadsschouwburg Amsterdam
Concept en regie: Lotte van den Berg
Toneelbeeld: Jan Joris Lamers
Spel: Dirk Roofthooft, Marlies Heuer en Marij VerhaevertZang: Judith Vindevogel en Sainkho Namtchylak


Lees meer

<< < 345 > >>
Syndicate content