Darwinistisch toneel, mimicry, en de eetbaarheid van muskusrat
Frascati Amsterdam, vrijdag 3 januari 2009 In de Darwinbijlage van NRC Handelsblad van 27 december 2008 staat een stuk van Tijs Goldschmidt. Dat kon je verwachten. Maar ook een artikel van vogelkijker en toneelrecensent Kester Freriks. Dat vind ik nogal verrassend. Want zijn artikel Toneel van een mannetjesdier gaat niet over vogels maar over Henrik Ibsen. Freriks schrijft daarin dat ‘zonder Darwins ideeën over evolutie en strijd om het bestaan Ibsens toneelwerk ondenkbaar is.’ Laat nou mijn eerste voorstelling in het Darwinjaar Ibsens Hedda Gabler zijn.
Naturalis Leiden, zondag 21 december 2008
De Kerstmislezing waarmee in Leiden het Darwinjaar 2009 officieus wordt geopend, de officiële opening is op 12 februari, trekt veel meer belangstellenden dan er zitplaatsen zijn. De vijftig laatstbinnengekomenen zouden dus eigenlijk moeten staan. Maar Bert van der Zwaan, wetenschappelijk directeur van het Darwin Centrum voor Biogeologie, stopt de tekst die hij heeft voorbereid weer in zijn binnenzak. Zo’n kans laat hij natuurlijk niet liggen. Goochelend met Darwiniaanse termen als survival of the fittest, gebruikt hij bijna het hele kwartier dat hij voor zijn inleiding ter beschikking heeft om de sterken onder de zittenden te overreden hun plaats af te staan aan de zwakken onder de staanden. Hij geniet er zichtbaar van. Schitterend theater is dit. Nu al. En dan moet de voorstelling met Tijs Goldschmidt nog beginnen.
Na het verschijnen van zijn bestseller Darwins Hofvijver in 1994 heeft Goldschmidt al honderden lezingen gegeven en hij zal zich inmiddels wel meer schrijver voelen dan geleerde. Toch speelt hij vanmiddag overtuigend de onhandige wetenschapper die steeds weer de verkeerde afbeelding projecteert. Met flair vertolkt hij de spreker die onhandig lijkt maar wel op het goede moment ogenschijnlijk aarzelend zijn verhaal doorspekt met grapjes, en daardoor de zaal voor zich inneemt. Met als motto ‘Eet meer muskusrat’ behandelt zijn voorstelling de negatieve gevolgen van invasieven, van exoten die het ecosysteem nadelig beïnvloeden. Een thema waarop hij in zijn stuk in de Darwinbijlage van NRC Handelsblad zal terugkomen.
Frascati Amsterdam, vrijdag 3 januari 2009
Nu weer over echt toneel. Als we de zaal in Amsterdam binnenkomen zit Çigdem Teke onderuitgezakt in een stoel, benen wijd, mijn aandacht naar haar in een panty gehuld kruis trekkend. Haar lachje is licht superieur, net niet té, haar spottende blik glijdt langs de toeschouwers. Die ogen! De Hedda Gabler van het Nationale Toneel in de regie van Suzanne Kennedy doet er alles aan om op Amy Winehouse te lijken. Hetzelfde haar, dezelfde kleding, dezelfde lichaamstaal, ze kijkt zelfs op de manier waarop Winehouse dat doet.
Honderdvijftig jaar na het verschijnen van Darwins On the Origin of Species zie ik een actrice de uiterlijke kenmerken van een zangeres nabootsen. Een bruggetje van Hedda Gabler naar de evolutiebiologie is dan snel gemaakt. Want dat doet me denken aan mimicry, aan het nabootsen van uiterlijke kenmerken als bescherming tegen een roofvijand, volgens Darwinisten een sterk bewijs voor het belang van natuurlijke selectie.
Kester Freriks doelt overigens niet op mimicry als hij in zijn Darwinartikel zegt dat zonder de evolutietheorie Ibsens toneelwerk ondenkbaar is. Freriks heeft het over de seksuele selectie. En dan vooral over die waarbij de vrouwelijke voorkeuren doorslaggevend zijn. Dat gedrag vergelijkt hij met dat van Hedda Gabler, ook daar is het ‘de vrouw die de man kiest en niet andersom.’
Naturalis Leiden, zondag 21 december 2008
Na afloop van de Darwinlezing in december komt er een zin bij me op: ‘Mimicry is het theater van planten en dieren die niet slim genoeg zijn om toneel te spelen.’ Een zin van Goldschmidt. Van drieëneenhalf jaar geleden. Het is de ondertitel van Mimi Cry, een voorstelling van Opera Noir waarvoor hij adviezen gaf. Was dat dan een Darwinistische voorstelling? Nee, want evolutietheorie gaat over populaties, niet over individuen. En ook deze voorstelling, zoals bijna alle toneel, gaat over relaties tussen mensen, met in dit geval Jack Vecht als een evolutiebioloog. Vandaar de adviezen van Goldschmidt. Die bioloog, Nathan, een al wat oudere in vlinders gespecialiseerde onderzoeker, heeft een verhouding met de jonge Mimi, gespeeld door Mariecke van der Linden. Die laatste hult zich in het rood om begeerlijker voor hem te zijn dan zijn vrouw, haar concurrent.
‘Zou het niet meer voor de hand liggen als Nathan in het rood gekleed is? Als Jack Vecht een rode maillot aan heeft bijvoorbeeld?’ Dat dacht ik toen ik die voorstelling zag. Want meestal zijn het mannetjes die met een kleur aan vrouwtjes laten weten: Neem mij! Ik ben de beste om mee te paren! Als ik me goed herinner heb ik in Goldschmidt’s Darwins Hofvijver gelezen dat ook vrouwelijke stekelbaarzen voor rood gaan. Niet omdat ze emotioneel en esthetisch door rood worden aangetrokken, zoals de bioloog Nathan verondersteld wordt te doen, maar omdat de felheid van die kleur informatie geeft over de conditie van haar mogelijke partner. Intens rode stekelbaarsmannetjes zijn het gezondst, dus de beste keus als het om seks gaat.
Frascati Amsterdam, vrijdag 3 januari 2009
Van Hedda Gabler heb ik genoten. Niet omdat het Darwinistisch is, de vergelijking van de seksuele kieskeurigheid van stekelbaarsvrouwtjes met de opstandigheid van een aristocratische generaalsdochter gaat me een beetje te ver. Nee, omdat regisseur Suzanne Kennedy voor een eigenzinnige, beeldende interpretatie heeft gezorgd. En omdat Çigdem Teke met haar vertolking de concurrentieslag met de andere Hedda’s in mijn hoofd heeft gewonnen.
Het Darwinjaar is begonnen. We zullen wel flink wat publicaties over de evolutietheorie en het nodige gemopper daarover van creationisten te verstouwen krijgen. En natuurlijk de onvermijdelijke versimpelingen. Ook over toneel en Darwin. Daar heb ik dan alvast maar mijn steentje aan bijgedragen.
Illustratie: Çigdem Teke in Hedda Gabler van het Nationale Toneel (foto Deen van Meer)