Een postmodern vacuüm
Expats, volgens de site van Het Toneel Speelt, “een hilarische en zwartgallige komedie” over vijf succesvolle Nederlanders en één Amerikaan in Beijing die samen praten over alles wat anders zou moeten in de wereld tot plots een kind op de stoep staat en de Nederlanders deze vermoorden omdat dit het beste zou zijn voor het kind. Deze voorstelling gaat zeker over vijf Nederlanders en één Amerikaan in Beijng en ze praten zeker over veel dingen die anders zou moeten. Een generatie die meer dan alle generaties voor haar weet heeft van wat er in de wereld aan de hand is, maar die haar verantwoordelijkheid niet lijkt te nemen. Eigenlijk praten de personages over zoveel verschillende dingen dat er in werkelijkheid bijna niets gezegd wordt. Alles moet anders in de wereld, iedereen wil iets veranderen, voelt zich verantwoordelijk, maar niemand doet iets en hierdoor voert hypocrisie de boventoon. Er is echter één personage die ondanks haar pogingen om het meest irritante persoon in de voorstelling te zijn, uiteindelijk de meest oprechte blijkt. Barber, de vrouw des huizes, is irritant door haar gemaakte hippe taalgebruik en haar botte manier van doen, maar ze is tenminste de enige die weliswaar net als de anderen overal iets op aan te merken heeft , maar in ieder geval heeft ze niet de illusie dat ze iets kan en ook zeker niet wil veranderen aan de problemen in de wereld.
De boodschap is duidelijk, of deze postmoderne boodschap ons als publiek nog iets nieuws en waardevols meegeeft is zeer te betwijfelen en de chaos van futiliteit maakt deze voorstelling saai. Het beeld is star en enkel spannend op het moment waarop de deus ex machina-achtige verschijning van de Chinese hulp de nutteloosheid van het bestaan benadrukt door de enige keuze die de personages weten te maken ongedaan te maken en het kind weer tot leven te wekken. De tekst is ook niet interessant op een enkel taalgrapje die veroorzaakt wordt door het door elkaar gebruiken van het Engels en het Nederlands.
In de voorstelling zegt Mark, als reactie op het door Barber constante uiten van gedachten, dat hij ook veel denkt maar daarbij niet praat. Mijn vraag is of de gedachte voor het maken van deze voorstelling het werkelijk waard was om haar uit te spreken.
Een gepassioneerde Super Pappa spreekbeurt
Maanden geleden hoorde ik al over deze voorstelling van acteur Joris Smit, maar toch lukte het maar niet om het te zien. Joris Smit maakt met ‘Dennendal’ een performatief theaterportret van en met zijn vader, Bartho Smit. De vader van Joris werkte in Dennendal, een in de jaren ’70 vooruitstrevende kliniek voor zwakzinnigen waar gestreden werd voor democratisering en zelfontplooiing. Er waren voor- en tegenstanders van de werkwijzen in Dennendal die hevig op elkaar reageerden.
Joris Smit begint in deze voorstelling met een soort spreekbeurt over zijn met een ‘S’ op de borst gedrukte Super Pappa die geboren is uit een bewondering voor de werkzaamheden die Bartho Smit in Dennendal heeft uitgevoerd. De spreekbeurt is gepassioneerd en bedoeld chaotisch, maar toont de bewondering van de zoon in alle bevlogenheid. Het talent van Joris is echter, zoals hij zelf weet en aangeeft, niet het vertellen van een feitelijk verhaal, maar het gebruiken van fantasie en inleving om een beeld te geven van de reden waarom dit theatrale standbeeld voor zijn vader gemaakt zou moeten worden. Smit vervolgt de voorstelling dan ook door zijn vader op een geromantiseerde manier te spelen, terwijl het origineel op geen drie meter afstand alles met een scherp oog volgt en soms zijn zoon in de rede valt door kritisch, toch liefdevolle en met bewondering bekleed het geromantiseerde beeld recht te zetten.
Een voorstelling over het zoeken naar de identiteit van de mensen die je na staan en de identiteit van jezelf in een periode waar meningen altijd zwakker zijn dan de sterke meningen van vroeger. Een ontroerend echte manifestatie van de liefde van een zoon voor zijn vader, maar ook zeker andersom.
Literatuur en Theater zijn niet hetzelfde
‘De Aanslag’ de klassieker van Harry Mulisch is na te zijn verfilmd door Fons Rademakers nu ook in de theaters te zien onder regie van Ursul de Geer. Het verhaal over Anton van Steenwijk die als twaalfjarige meemaakt dat een NSB’er, tevens de vader van een klasgenoot, voor zijn huis wordt dood geschoten. Zijn vader, moeder en broer worden verdacht en gedood door de Duitsers wat hem zijn hele leven zal blijven achtervolgen. Het verhaal blijft in de kern tragisch en spannend, maar waarom er na een boek en een film nog een theatervoorstelling gemaakt moet worden die in niets verder gaat dan zijn voorgangers blijft onduidelijk.
Het beeld is futloos, het spel bij momenten onoprecht en de enscenering is voorspelbaar zelfs als je het boek, noch de film hebt ervaren. De vrouwelijke acteurs schakelen interessant tussen de verschillende te spelen personages en het personage van de mysterieuze Truus intrigeert, maar verder is de voorstelling erg leeg. ‘De Aanslag’ lijkt niet meer dan een reden om het boek van Mulisch er bij te pakken om te zien hoeveel interessanter, om niet te zeggen beter, het origineel is en net als een aantal eerdere voorstellingen, gebaseerd op boeken, een bewijs dat met het boek in de hand een bepaalde theatrale authenticiteit gezocht moet worden om het daadwerkelijk goed te kunnen gebruiken voor theater.
Achter de bomen van het Weense Woud
Een voorstelling over een politiek en economisch wankele tijd waarin personages rust zoeken in de natuur, fortuin in de loterij of vertier in de nacht, dat is wat ‘Verhalen uit het Weense Woud’ van Toneelgroep Maastricht het publiek te bieden zou moeten hebben. In werkelijkheid zie ik door twijgen van een slechte regie een tekst die in meer respectvolle handen misschien iets interessants en tragisch zou kunnen zeggen over het naïeve en vaak initiatiefloze van de mens. In deze regie van Arie de Mol wordt de tekst van Ödön von Horvátz echter verkracht tot een klucht die op momenten bijna doet herinneren aan het ons allen bekende schooltoneel. Het grootste gebrek van deze voorstelling is het gebrek aan een sterke stem, krachtige standpunten.
Von Horvátz portretteert ontroerende mensen die misschien soms strooien met onbenullige uitspraken, maar wel levensecht zijn. Juist in de onbeholpen echtheid van deze personages zit de combinatie van het komische effect en de tragiek. In deze voorstelling is echter sprake van een enorm overacte manier van spelen waardoor weinig tot niets aankomt bij het publiek. Tekst blijft rond zwerven op het podium en het lukt haar niet achter de bomen van het woud weg te vliegen, recht in het hart van de toeschouwer. Ook het gebruik van de microfoons door de makers van deze voorstelling zorgt niet voor een optimale ervaring; de woorden blijven plat als het papier waar ze op staan geschreven en vooral in de scènes waarin het licht uitgeschakeld is worden stemmen een brij in de schaduw van het Weense Woud waar op momenten noch tak noch bladnerf van elkaar te onderscheiden is.
De Mol lijkt de volksheid van de thematieken in deze tekst te willen benadrukken door het levenslied door de voorstelling te vlechten als klimop. Op de uitzondering van een onvolgroeide nachtegaal na lijkt het woud jammerlijk te zijn bevolkt met een familie kraaien. Waarom acteurs laten zingen als dit niet hun forte is; theatermakers, alstublieft benut uw krachten niet uw zwaktes, we verliezen al zoveel publiek in het theater.
Verbazingwekkend goede voorstelling, waar je ook bent, kom achter de bomen van dit Weense Woud vandaan, neem me op je gewei en breng me ontroering, pijn, plezier, wat dan ook, mijn armen zijn lam van het gooien met tomaten.
Ambetant Chaotesk
Frans Woyzeck, met nadruk op de voornaam van dit tragische hoofdpersonage die gewoonlijk niet in de titel voorkomt, “om hem nog dichter bij ons te brengen, om hem een waardige identiteit te geven”. Niets dan goeds over de doden, maar op deze laatste voorstelling van Eric De Volder, waarvoor hij het bekende wereldrepertoire stuk van Büchner bewerkte, valt jammer genoeg toch het één en ander aan te merken. Ten eerste de bewerking, die door het gebruik van archaïsch Vlaams, volgens de acteurs, typisch is voor De Volder. Interessant was dan ook dat de voor Nederlanders in eerste instantie vreemd voorkomende taal geen enkel obstakel vormt voor het begrip van de voorstelling en een aantal taalgrappen ook werkelijk grappig blijken. Over het algemeen ging de helderheid van acties zoals Büchner deze bedoelde echter wel verloren in de chaos van deze bewerking, waardoor de tekst het diep zwarte en trieste voor mij ook verloor.
In de inleiding op de voorstelling beweren de acteurs dat deze voorstelling juist door het groteske acteren van een aantal acteurs en het in tegenstelling tot de stijl van De Volder naturalistische spelen van het hoofdpersonage enorm persoonlijk is. Niets was echter minder waar, de voorstelling was een uitroepteken van het groteske en naast het gestileerde en uitvergrootte spelen slaagde de heftige grime er in niets in om dichter bij mij te komen.
Een derde punt was de opera-achtige muziek die sfeer versterkend zou moeten werken en op sommige momenten als een extra personage zou moeten fungeren. Het voelde echter alsof de momenten waarin zang en spraak gecombineerd werden dubbelop waren, om niet te zeggen dat de muziek de acteurs vastzette in een kooi waardoor de personages niet ver genoeg konden reiken. Daarnaast heb ik persoonlijk een enorme afkeer voor het gebruik van (gezongen) muziek als dit niet live is omdat dit sowieso vaak beklemmend aanvoelt.
Gelukkig sloot de voorstelling af met een moment waarin muziek, spraak en spel op een ontroerende manier samenvielen in de dochter van Frans en Marie. Het meisje dat niet kan praten, geen moeder meer heeft en geen toerekeningsvatbare vader en zich door het niet kunnen spreken vergrijpt aan muzikale klanken om toch haar tragische gevoelens te kunnen uiten en zo aan het einde van de voorstelling toch nog diep weet te raken als het mes dat net haar moeder van haar heeft weg genomen.
Een verbrokkelde toren van verwachtingen
Blasted, het eerste en misschien meest controversiële werk van Sarah Kane gaat over een meisje, Cate, en een journalist, Ian, die in de veiligheid van hun gezamenlijke hotelkamer de eenzaamheid willen verdringen, warmte en liefde zoeken terwijl de buitenwereld wreed verandert. Het duurde dagen voor ik iets durfde te schrijven over deze voorstelling. Sarah Kane kent vanaf het eerste jaar van mijn studie al mijn grote bewondering en haar teksten weten me dieper te raken dan menig toneelauteur ooit heeft kunnen doen. Door deze waardering ging ik met toren hoge verwachtingen en diep in mijn onderbuik een bangige jeuk naar de interpretatie die de Toneelschuur dit seizoen het publiek voorzet.
Teleurstelling, en daarmee de eerste tomaat, was het eerste gevoel dat zich meester van me maakte. Een bijna infantiele Cate riep een vreemd gevoel bij me op en liet mijn sensitieve armhaartjes lichtelijk rijzen. Het kinderachtige gedrag en gebruik van de stem van Eline Camp nemen de kracht die Cate in de tekst op momenten nog lijkt te kennen totaal weg.
Tomaat numero twee staat voor een, naar mijn mening, verkeerde behandeling van de eerste twee delen. Blasted is opgebouwd in drie delen: een socio-realistisch deel, een surrealistisch deel en een expressionistisch deel. In het eerste deel wordt een conventioneel beeld geschept over een relatie tussen twee mensen, een vreemde relatie misschien, maar een relatie. In het tweede deel wordt de relatie tussen Cate en Ian absurder en dit deel eindigt met het door de soldaat betreden van de hotelkamer. De grootste zwakte van de eerste twee delen in de enscenering van de Toneelschuur is voor mij het gebrek aan een goede opbouw van het verhaal en de spanning. Door dit gebrek komt de soldaat uit het niets waardoor een aantal toeschouwers dit logischerwijs als een grap beschouwt, wat het zeer zeker niet is!
Twee geweien krijgt deze voorstelling daarentegen wel voor het laatste expressionistische gedeelte. Na het exploderen en het instorten van de hotelkamer weten de acteurs, over het algemeen Peter Blok, me te pakken (gewei één). Kane dwingt de personages in een korte opeenvolging tot zoveel afgrijselijk en mythisch voordoende acties die als onwerkelijk en fake over kunnen komen als er door de makers niet enorm veel energie en subtiliteit wordt gestoken in de behandeling ervan. Delpeut en zijn acteurs slagen er in deze laatste scènes goed in om de stof die Kane ze aan heeft gedragen eerlijk te gebruiken, waardoor de eenzaamheid en pijn die de personages in dit laatste deel verdragen, of niet, je ogen uitzuigen (gewei twee).
Tot slot een laatste gewei omdat deze voorstelling, ondanks het niet met een zegenvlag op mijn toren van verwachtingen kunnen staan, er voor heeft gezorgd dat deze tekst net als haar andere parels van tekst niet met Kane ten onder zijn gegaan en nog steeds gevierd worden in het theater van vandaag.
Een te persoonlijke ode.
Van binnen door woede aangevreten heb ik de nieuwste voorstelling van Nieuw West beleefd. “Een roadmovie” noemt dit gezelschap de voorstelling Dalles, “een gehallucineerde trip, een heel persoonlijke ode aan Amerika”, misschien wel een te persoonlijke ode. Van de inhoud is niet veel bij me aangekomen door het onverstaanbare gemompel, constante gekrijs en de grote afleidende ergernis die deze voorstelling bij me op riep door zowel een afgrijselijke manisch gestoorde manier van acteren door de mannelijke acteur, als het amateuristische gehuppel van de ‘danseres’. Toen John de zwalkende Jacky voor de derde keer opdroeg om het één of andere iets ‘af te maken’ en daar op volgende een geweer af te vuren, droomde ik van een ongrijpbare kracht die me meester zou kunnen maken van hetzelfde geweer om het tegen zijn bezitters te gebruiken. Misdadigheid riep deze voorstelling in me op en of dat hetgeen is wat kunst zou moeten doen? Gelukkig heb ik deze draak van een voorstelling maar met weinig mensen moeten verdragen, want geen ander zou ik zo een ervaring toe wensen.
Een ademloze zucht door een lege kamer
Over sommige voorstelling is weinig ander te zeggen dan dat er weinig te zeggen is over de voorstelling, zo ook bij ’In Wankel Evenwicht’ van Impresariaat WallisFinkers. De tekst van Edward Albee laat me op momenten, door haar eigen kracht, verlangen naar mysterie en iets om me aan te branden. In deze enscenering echter, blazen de acteurs ademloos tegen de woorden alsof het veertjes zijn die in de lucht gehouden moeten worden. De voorstelling is te gepolijst en mist klauwen. In tegenstelling tot de wervelwind die huis, dorp, land zou moeten verwoesten is de wervelwind een bruin draaikolkje in een glas whisky die niet verder komt dan de vier wanden van het huis volle huis, vol met leegte. In het spel van Anneke Blok bespeur ik af en toe een waas van mysterie en zij slaagt er daarmee in om me op momenten met haar rol van alcoholistische zus, die in mijn beleving niet geschikt is voor haar, te intrigeren. Maar de vragen die deze voorstelling op zouden moeten roepen omtrent vriendschap, huwelijk en familie blijken zwak en zinken net als de gevallen veertjes, nat van de whiskey.
NNT biedt medicijn zonder bijwerkingen tegen kankerende samenleving
Zacht geel licht en zoetgevooisde klanken vullen de als een uit de jaren veertig afkomstige bar gecamoufleerde Machinefabriek, waar mensen her en der aan tafeltjes knus zitten te genieten van de vaste acteurs van het Noord-Nederlands toneel (jammerlijk met uitzondering van Peter Vandemeulenbroecke) die een voor programma verzorgen voorafgaand aan het grote geweld: ‘Aarsschaafsel en Korrelfotze: eerste oudejaarsconference van 2011’. Het NNT weet wederom een krachtige sfeer te creëren die je thuis laten voelen.
Het hoofdprogramma blijkt een cabareteske chemokuur tegen het gezwel dat de hedendaagse Nederlandse samenleving is, een goed gebalanceerde cocktail bruisend van humor en kritiek. De hoofdpersonages mevrouw Aarsschaafsel (Malou Gorter) en mevrouw Korrelfotze (Ko van den Bosch) vloeken en tieren, als een soort PVV propagandisten, over alles wat los en vast zit en juist door de tirades van deze dames tekent deze voorstelling de inhumane denkbeelden van de heersende politiek op een lichte, maar scherpe manier af tegen de achtergrond van de Nederlandse vlag. Of de voorstelling meer doet dan enkel het tonen van de eerder genoemde inhumane denkbeelden, blijft nog maar de vraag, maar een vermakelijke voorstelling geeft het NNT je zeker.
Malou Gorter blinkt uit in haar humoristische zijn door minimaal gebruik van alles wat ook maar kan duiden op iets dat ‘over de top’ genoemd kan worden. Ze schreeuwt zeker en parodieert, maar anders dan Wil van der Meer, die in het voorprogramma zijn komisch talent in zijn verwijderde appendix lijkt te moeten zoeken, ontploft het publiek van het lachen door de kleinste bewegingen van Gorter. Verder wil ik nogmaals het ultiem geweldige en afgrijsingwekkend sublieme taalkundige talent van Van den Bosch vieren, want wat weet deze man heerlijk geurende en klinkende uitwerpselen van taal te produceren.
Als deze eerste oudejaarsconference van 2011 een bode is van wat het NNT het komende jaar te bieden heeft, dan ben ik blij met de verbondenheid met de samenleving, maar vraag ik nog iets scherpere kanten waar ik me dit jaar aan snijden kan.
Verlies van Sterrencast in het Decor van Duizend Doorgangen.
Toneelgroep Amsterdam is weer in Groningen! ‘Kinderen van de Zon’ van Gorki inclusief sterrencast. Wat wil je nog meer zou je zeggen? Nou dat er beter en meer doordacht gebruik gemaakt wordt van deze gegevens, want bij deze voorstelling heeft de vaak zo gouden formule van Toneelgroep Amsterdam me niet weten te pakken tot de laatste 10 à 15 minuten. De bewerking van deze tekst van Maxim Gorki was te lang waardoor de spanningsboog plaats leek te hebben gemaakt voor een homp saaiheid in het eerste deel en een brok afwikkeling in het laatste deel. Ook bevatte de bewerking te veel nietszeggende personages. Het decor van duizend doorgangen doet me de talloze keren herinneren dat ik naar amateur kluchten ging en ook wordt door deze sterrencast te veel overdreven gespeeld, wat me irriteert omdat deze acteurs zoveel meer kunnen. Dan, op het einde weet de oprechtheid in de persoon van Halina Reijn diep in me te dringen, maar ik weet niet wat ik ermee moet omdat ik gedurende de gehele voorstelling diep in mijn rode pluche heb zitten krabben op zoek naar betekenis, maar geen tekens kon vinden. Later, in het laatste deel van de voorstelling wordt ik dan overspoeld met tekens die ik zelfs nu, een dag later, nog niet heb weten te plaatsen. Een voorstelling met af en toe een lach, geweldige acteurs die de voorstelling tot een draagbare voorstelling weten te maken, een luie dramaturgie en een explosief schoon einde.
Als een verveelde voyeur glurend door het luchtrooster
‘Jaloezie’ is het verhaal van drie vrouwen die verliefd zijn op dezelfde man. De wettelijke echtgenote van de man en twee minnaressen strijden voor de man en onderhouden ondertussen een emailcontact met elkaar.
Op een grote rode sofa, die reikt van het ene uiteinde van het podium tot het andere, voltrekt zich het gevecht tussen de drie vrouwen. Het beeld is tot de kern terug gebracht, maar hoewel dit de nadruk op de tekst legt zorgt dit er vaak voor dat ik in een concentratie-dip raak. Het beeld is statisch doordat de enige beeldwisseling gevormd wordt door de actrices die wisselen in hun plaatsing op de bank. Dit zorgt af en toe voor wat verveling. De lichteffecten en projecties op de achterwand zorgen er in het begin voor dat ik denk dat ik scheel ben omdat ik geen logica of herkenbare vorm kan ontdekken. Na verloop van tijd lijkt de projectie echter op de ramen van de flat waar de dames woonachtig zijn. Ik krijg het gevoel dat ik ook in de flat aanwezig ben en heb het idee dat ik als een voyeur de minnaressen in hun slaapkamer bekijk, glurend door luchtroosters.
Op het acteerwerk van Anne-Wil Blankers, Anneke Blok en Hannah Hoekstra is niets aan te merken, het verhaal is bij tijd en wijle absurd en de taal is vaak scherp waardoor ‘Jaloezie’ zorgt voor een vermakelijke avond. Verder dan een avond entertainment reikt de voorstelling echter niet. Maar veel mensen vinden een avondje vermaak genoeg. Ik was echter blijer geweest met een aantal nieuwe en spannende perspectieven op de idee van de jaloerse vrouw.