Een verhoogd decor in een stalen omlijsting waar binnen een houten gemeubileerde huiskamer. Daarin lopen Maarten, zijn vrouw en de hond rustig rond. Het begint als een alledaagse dag. Op enorme videoprojecties kijken we ‘door de ramen heen’ waar een besneeuwd landschap te zien is. Maarten klaagt over de winter, want alles raakt ondergesneeuwd en onherkenbaar, hij vindt de winter maar verwarrend. Maar langzaam begint het door te dringen dat Maarten zijn geheugen aan het verliezen is. Eerst vergeet hij kleine dingen en probeert deze nog te maskeren en aan de winter te wijten, maar geleidelijk takelt hij steeds verder af. Hij zoekt excuusjes en heeft het zelf niet eens zo door, maar zijn vrouw wordt steeds banger. Wat heerlijk ook om weer eens wat klein en naturel spel te zien, zonder dat het, als in Proust, heel abstract wordt gebracht. Gewoon weer eens een beetje herkenbaar en ‘echt’ toneel (gewei daarvoor). De videoschermen schokken en ineens is het ‘s avonds geworden, of ‘s middags, het is even omschakelen. Ook voor Maarten zo te zien, die zijn besef van tijd kwijt begint te raken. De dokter vergelijkt zijn herinneringen met bomen in een ondergesneeuwd landschap. Maarten ziet de boom en herkent haar als zodanig, maar weet haar niet meer te plaatsen in de context. Ook op de schermen flitsen er soms wat groene takken tussendoor. Eenzame, ongeplaatste bomen, of de verstoorde vertakkingen in zijn hersens, in ieder geval speelt het lekker op de associatie, zonder al te vaag te worden (nog een gewei). Retesterk gespeeld en met een mooi decor (dat uiteindelijk af(of op)takelt en even abstract wordt als de waarneming en het besef). Het is hartverscheurend om te zien hoe dit eens zo gelukkige echtpaar de gezamelijke herinneringen kwijtraakt, zeker als Maarten met een fotoboek van hun trouwdag wordt geconfronteerd. Die Keesmaat is een ware kampioen (gewei speciaal voor hem)! Verder prachtige tekst (gewei!) en wederom mooie, ondersteunende beelden. Het enige minpuntje vond ik het einde. Een lange, monotome monoloog van de hoofdpersoon, die mij iets te abstract en eentonig was; ik kon mijn aandacht er niet meer bijhouden (kleine tomaat, helaas). Aan het eind kreeg de crew een staande ovatie en eindelijk weer eens een welgemeende! Collectief had Publiek het idee iets heel bijzonders meegemaakt te hebben.
De voorstelling komt wat moeizaam op gang doordat de verstaanbaarheid in het begin te wensen over laat. Sommige dialogen zijn niet zo sterk, vooral de scènes met de dokter zijn niet geloofwaardig. Naarmate de voorstelling vordert neemt echter de beklemming toe. De drie videopanelen benadrukken de steeds meer verwarde toestand waarin Maarten verkeert. Alles lijkt te zweven, wat op een gegeven moment met enkele decorstukken ook letterlijk gebeurt. Dat blijkt de opmaat voor een verdere kaalslag van het decor die de onttakeling van Maarten op fraaie en zeer indringende wijze symboliseert. De kracht die de voorstelling daardoor krijgt neemt steeds verder toe, ook door de videoprojecties die steeds groter worden en op een bepaald moment het hele toneelbeeld bepalen. Aan het einde zie je in subtiel licht alleen nog de hoofden van Maarten en zijn vrouw. Het zijn doodshoofden geworden. Het visuele, technische vernuft blijft, zoals altijd bij Cassiers, in dienst van het verhaal. De zeggingskracht daarvan èn het spel van Joop Keesmaat zijn bijzonder sterk. Het snijdt dwars door je ziel op een manier die je maar zelden ervaart in het theater. Groots afscheid van Cassiers.
De toneelbewerking van Bernlefs juweeltje Hersenschimmen door het ro theater haalde lovende kritieken. ‘Hoogstaand literair theater,’ noemde NRC het. Het Algemeen Dagblad sprak van een ‘meesterlijke symbiose van theater, literatuur en beeldende kunst.’
Inderdaad, het decor is schitterend en het gebruik van live videobeelden verfrissend. Joop Keesmaat overtuigt in de rol van Maarten Klein. Hond Robert vertedert. De slotscène, waarin het decor wordt onttakeld als metafoor voor de geestelijke aftakeling van Maarten, is een gouden vondst. Het zal dus aan mij liggen, dat ik het oersaai vond.
Je strekt je rug, je kucht even, je verzit nog eens, en slechts twee minuten zijn verstreken. Het grootste probleem zat hem voor mij in de tekst. Als één groot audioboek met uitbeeldingen trok de voorstelling aan mij voorbij. Waar in Platform van NTGent de dialogen spontaan leken te ontstaan, verdronk vanavond elk spoor van realisme of zelfs overtuiging in de gortdroge teksten die gelezen zouden moeten worden, niet gesproken.
Hersenschimmen stelde teleur, maar is in één ding buitengewoon goed geslaagd: in een uur en drie kwartier wordt duidelijk hoe langzaam de tijd gaat als je dagen in elkaar verstrikt raken in je dementerende hoofd.
Noem mij maar een cultuurbarbaar.