Na afloop werd het dus nog heel leuk, maar daarvoor vond ik het niet al te best. Joke Tjalsma als demente bejaarde die sommige dingen nog stukken beter in de gaten heeft dan drukke dochter Beppie Melissen. Het meeste ben ik inmiddels alweer vergeten…
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: Joke Tjalsma. Zoals zij een dementerende vrouw speelt, prachtig.
Wat moet je nog meer van deze voorstelling zeggen? Ja, Beppie Melisssen is gewoon goed. Jammer dat ze altijd maar één ding laat zien: dat wat ze zo goed kan. Dus een verrassing, nee.
Maar zet Tjalsma op een stoel, of laat haar ergens in de ruimte staan of voortschuifelen, de wereld om haar heen niet meer begrijpend en je blijft gefascineerd kijken.
Maar dat is kennelijk niet voldoende: er moeten karrevrachten toeters en bellen bij. Wij mogen onze fantasie niet gebruiken. De beelden worden ons in een niet aflatende stroom door de strot geduwd. Die twee acteurs die de kleinkinderen spelen, dan wel de fantasieën in Joke’s hoofd: laat die jongens ergens anders leuke dingen doen. Nu word je alleen maar afgeleid en mag je zelf niet meer nadenken. Jammer. Die twee geweien zijn alleen voor Tjalsma. En van de tomaten mag de rest een salade maken, regisseur Rijnders voorop.
Wat is dat nou? Geen enkele minirecensie tot nog toe over de beste Carver sinds Café Lehmitz? Wat een prachtig theater, wat een gelukkig idee om Gerardjan Rijnders erbij te halen, wat een schitterende mengeling van tekst, mime, dans en muziek. Gods Wachtkamer is een prelude op de dood, een danse macabre op stokoude benen, een refrein dat Hein heet. Ik heb ervan genoten. Van Beppies superieure vermoeidheid, van Jokes aandoenlijke gekte, van alles wat de twee jongens in huis hebben om de verveling en de dodelijkheid daarvan vorm te geven. Voor de rest mag de fantasie van de toeschouwer lekker zijn eigen gang gaan, en zo hoort het. Ga er naar toe!