Met dit stuk brengt De Trust een Londens soort theater. Bekend repertoire, zeer goede acteurs, veelbetekenende accenten, veel figuratie, wat platte humor, een zweem van maatschappijkritiek, geliefd bij de upper class en SAAI. Anneke Blok en hond zijn hartverscheurend dus toch een gewei.
Fabelachtig mooi decor waarin sterk gespeeld wordt. Hoog tempo, weinig dipjes. Met name het stil spel is uitmuntend. Vervreemdend, en dus soms storend, werkt het versterken van de acteurs, waardoor stemmen plots van totaal andere kanten komen dan waar acteurs staan.
Jappe Claes kan echt wat meer dan koffie drinken in Katz. Tijn Docter had de tijd van z’n leven. Maar de show werd gestolen door het natuurlijke spel van het hondje dat tijdelijk bij Anneke Blok logeert en (dus) meedeed in de voorstelling. (Het talent onder de viervoeters is de laatste jaren duidelijk gestegen. Misschien moet iemand Wim T. Schippers eens bellen voor een reprise…)
Na de ‘Drie Zusters’ is De Trust opnieuw met glans geslaagd voor het examen Tsjechov-op-z’n-smalst. Onder regie van Theu Boermans mogen wij een herhaling van de carnavalsoptocht uit de ‘Drie Zusters’ van Globe herbeleven. Maar daar waar destijds het fenomeen klassiekers nog met Brabantia Samovars doeltreffend kon worden afgestoft, is de aaneenschakeling van gevonden repetitievondsten nu een doelloze onderneming geworden. Vermakelijk, dat wel, maar de collectieve lach vol gezelligheid beklijft nergens. Van Lopachin maakt Boermans een betekenisloze holle kies. Hij rammelt wat met zijn sleutels, loopt hobbezakkend over het toneel, maar nergens krijgen wij het vermoeden dat hij wat en wie dan ook maar uit het evenwicht zal krijgen. Laat staan de toeschouwers. Die kunnen zich lekker gezellig met z’n allen verkneukelen aan Anneke Blok die haar rol als een van de weinige nog enig cachet weet te geven. Juist deze tweede violen in het ensemble zoals Firs en de tuinman Pisjtsjik geven deze voorstelling nog lucht en betekenis. En dat kan dit afscheid van een tijdperk niet afdoende recht doen.