Uit het gesprek tijdens deze maaltijd, uit de interviews in TM en ook uit de discussie die op het web gevoerd is (met name door Elke Geurts en Christiaan
Mooij) kun je afleiden dat er ten aanzien van de positie van de
toneelschrijver twee elementen zijn die om aandacht vragen. Ten eerste gaat
het om wat ik, variërend op de woorden die Kees Roorda vanavond gekozen
heeft, de 'liefdes'-kant van de zaak zou willen noemen: hoe verhouden de
verschillende betrokkenen bij het artistieke product zich tot elkaar, met
welke gevoeligheden en wrijvingen krijgen zij te maken - en wat betekent het
wanneer je als verschillende makers 'op elkaars terrein komt'. Het tweede
onderdeel heeft vooral te maken met de praktijk van het schrijven en van het
gelezen en gespeeld worden: Alexandra Koch heeft een duidelijk inzicht
gegeven in wat door initiatieven als het Schrijverspodium wordt ondernomen
om ervoor te zorgen dat nieuwe theaterteksten onder de aandacht van
potentiële producenten en makers worden gebracht.
Als het gaat over de delicate verhouding tussen de verschillende makers van
een stuk (schrijver, regisseur, spelers...) zal ieder zijn eigen ervaringen
hebben en denk ik niet dat het zinvol is om te zoeken naar een ideale vorm.
Voor mij heeft altijd gegolden dat ik de samenwerking met die anderen als
een groot goed zie - ik maak iets, maar zij maken er een voorstelling van.
Ik kan het in 't algemeen ook wel verdragen dat de tekst nog ter discussie
blijft staan tijdens het maken van de voorstelling. Wat dat betreft denk ik
niet dat het goed is om van de dominantie van een van de elementen uit te
gaan - noch de schrijver, noch een van de anderen zou 'het laatste woord'
moeten hebben. Het laatste woord is de voorstelling zelf en voor hoe dat
weoord klinkt ben je gezamenlijk verantwoordelijk. Je hebt het dan niet meer
over het betreden van elkaars terrein, omdat je beseft dat je op hetzelfde,
gezamenlijk beheerde terrein werkt. Maar, inderdaad: samen iets maken komt
neer op het aangaan van een heftige, emotioneel geladen relatie en die kan
haast niet bestaan zonder botsingen of momenten van opperste wanhoop.
Deze 'betrokken' manier van werken heeft mijn voorkeur - maar, nogmaals, dat
er nog altijd veel schrijvers zijn die afstand willen bewaren tot het
productieproces van de voorstelling is niet iets dat ik voor slecht of voor
minder eigentijds houd.
Ik heb wel de indruk dat de methode van werken waarbij de auteur dicht bij
het gezelschap staat en waarbij de tekst voor juist deze spelers in juist
deze context wordt geschreven een soort Nederlandse traditie begint te
worden: je ziet steeds meer van dit soort samenwerkingsverbanden in het
theater en ik merk ook op de dramaschrijfopleiding in Utrecht waar ik af en
toe werk dat veel van de studenten op deze manier betrokken worden bij
groepen en groepjes.
Een nadeel van deze werkwijze zou kunnen zijn dat de tekst die in een
dergelijk samenwerkingsverband tot stand komt niet voldoende autonoom is om
ook buiten het kader van die ene voorstelling te blijven bestaan. Dat kan
dan leiden tot een situatie waarin er weliswaar veel geschreven wordt maar
waar toch geen 'repertoire' ontstaat.
Voor een deel is dat waarschijnlijk wel waar, maar ik heb toch ook een
enkele keer mogen meemaken dat een tekst die ik voor een bepaalde productie
en in nauwe samenwerking met de spelers geschreven had door anderen opnieuw
ter hand werd genomen en dat er een heel ander soort voorstelling mee werd
gemaakt dan de oorspronkelijke. Het kán dus wel!
Daarmee kom ik op de thema's die door Alexandra al zijn besproken. Ik ben
het met haar eens dat het van groot belang is dat teksten gelezen worden en
onder de aandacht van geïnteresseerden worden gebracht. Voor een tekst
begint het leven bij het lezen. Het Schrijverspodium en soortgelijke
initiatieven kunnen in dit opzicht een belangrijke functie vervullen, maar
ook denk ik aan iets wat ik zelf ooit meegemaakt heb: een samenwerkingsweek
tussen dramaschrijf-studenten en toneelschoolstudenten (al kwam het er toen
vooral op neer dat de acteurs bleken te willen schrijven terwijl de
schrijvers wilden spelen).
Bij de vanuit de zaal gedane suggestie dat het goed zou zijn als TM
integrale theaterteksten af ging drukken kan ik me van harte aansluiten.
Ik denk, tenslotte, dat er geen reden is om te spreken van een 'probleem'
van de toneelschrijver: er wordt veel geschreven en er zijn veel
theatermakers die met schrijvers willen samenwerken. Waar in het buitenland
(zo is althans mijn indruk) de verschillende disciplines ver uit elkaar
staan en je als schrijver maar moet hopen dat de een of andere onbereikbare
producent of regisseur iets ziet in je manuscript, daar hebben wij het
voordeel van de nabijheid en van de relatief eenvoudige 'benaderbaarheid'
van mensen van wie je vindt dat ze je werk moeten kennen. Laten we die
openheid blijven koesteren - en laten we een bijeenkomst als deze avond
beschouwen als een fragment in het voortgaande gesprek tussen
toneelschrijvers, spelers, regisseurs, programmeurs en wie er nog meer nodig
zijn om een op vernieuwing en onderzoek gericht theatercultuur in stand te
houden.
Rob de Graaf
zie ook: www.regiedagen.nl
en ook: Moose op de Regiedagen
|