discussies

spelregels

over stuggezaal

nieuwsbrief

bijeenkomsten

archief



gasthuis



Verslag

Op zondag 24 juni 2001 vond op de Regiedagen de tweede live-bijeenkomst van Stuggezaal.nl plaats in de studio's van de Theaterschool op de Lindengracht 93. Hieronder kunt u de samenvatting lezen zoals Rob de Graaf die aan het eind van de avond heeft gemaakt.

Lees ook de bijdrage van Simone Hogendijk, die een inventarisatie maakte van meningen over het thema 'de verhouding tussen schrijver en regisseur'

Uit het gesprek tijdens deze maaltijd, uit de interviews in TM en ook uit de discussie die op het web gevoerd is (met name door Elke Geurts en Christiaan Mooij) kun je afleiden dat er ten aanzien van de positie van de toneelschrijver twee elementen zijn die om aandacht vragen. Ten eerste gaat het om wat ik, variërend op de woorden die Kees Roorda vanavond gekozen heeft, de 'liefdes'-kant van de zaak zou willen noemen: hoe verhouden de verschillende betrokkenen bij het artistieke product zich tot elkaar, met welke gevoeligheden en wrijvingen krijgen zij te maken - en wat betekent het wanneer je als verschillende makers 'op elkaars terrein komt'. Het tweede onderdeel heeft vooral te maken met de praktijk van het schrijven en van het gelezen en gespeeld worden: Alexandra Koch heeft een duidelijk inzicht gegeven in wat door initiatieven als het Schrijverspodium wordt ondernomen om ervoor te zorgen dat nieuwe theaterteksten onder de aandacht van potentiële producenten en makers worden gebracht.

Als het gaat over de delicate verhouding tussen de verschillende makers van een stuk (schrijver, regisseur, spelers...) zal ieder zijn eigen ervaringen hebben en denk ik niet dat het zinvol is om te zoeken naar een ideale vorm. Voor mij heeft altijd gegolden dat ik de samenwerking met die anderen als een groot goed zie - ik maak iets, maar zij maken er een voorstelling van. Ik kan het in 't algemeen ook wel verdragen dat de tekst nog ter discussie blijft staan tijdens het maken van de voorstelling. Wat dat betreft denk ik niet dat het goed is om van de dominantie van een van de elementen uit te gaan - noch de schrijver, noch een van de anderen zou 'het laatste woord' moeten hebben. Het laatste woord is de voorstelling zelf en voor hoe dat weoord klinkt ben je gezamenlijk verantwoordelijk. Je hebt het dan niet meer over het betreden van elkaars terrein, omdat je beseft dat je op hetzelfde, gezamenlijk beheerde terrein werkt. Maar, inderdaad: samen iets maken komt neer op het aangaan van een heftige, emotioneel geladen relatie en die kan haast niet bestaan zonder botsingen of momenten van opperste wanhoop.

Deze 'betrokken' manier van werken heeft mijn voorkeur - maar, nogmaals, dat er nog altijd veel schrijvers zijn die afstand willen bewaren tot het productieproces van de voorstelling is niet iets dat ik voor slecht of voor minder eigentijds houd.
Ik heb wel de indruk dat de methode van werken waarbij de auteur dicht bij het gezelschap staat en waarbij de tekst voor juist deze spelers in juist deze context wordt geschreven een soort Nederlandse traditie begint te worden: je ziet steeds meer van dit soort samenwerkingsverbanden in het theater en ik merk ook op de dramaschrijfopleiding in Utrecht waar ik af en toe werk dat veel van de studenten op deze manier betrokken worden bij groepen en groepjes.

Een nadeel van deze werkwijze zou kunnen zijn dat de tekst die in een dergelijk samenwerkingsverband tot stand komt niet voldoende autonoom is om ook buiten het kader van die ene voorstelling te blijven bestaan. Dat kan dan leiden tot een situatie waarin er weliswaar veel geschreven wordt maar waar toch geen 'repertoire' ontstaat.
Voor een deel is dat waarschijnlijk wel waar, maar ik heb toch ook een enkele keer mogen meemaken dat een tekst die ik voor een bepaalde productie en in nauwe samenwerking met de spelers geschreven had door anderen opnieuw ter hand werd genomen en dat er een heel ander soort voorstelling mee werd gemaakt dan de oorspronkelijke. Het kán dus wel!

Daarmee kom ik op de thema's die door Alexandra al zijn besproken. Ik ben het met haar eens dat het van groot belang is dat teksten gelezen worden en onder de aandacht van geïnteresseerden worden gebracht. Voor een tekst begint het leven bij het lezen. Het Schrijverspodium en soortgelijke initiatieven kunnen in dit opzicht een belangrijke functie vervullen, maar ook denk ik aan iets wat ik zelf ooit meegemaakt heb: een samenwerkingsweek tussen dramaschrijf-studenten en toneelschoolstudenten (al kwam het er toen vooral op neer dat de acteurs bleken te willen schrijven terwijl de schrijvers wilden spelen).
Bij de vanuit de zaal gedane suggestie dat het goed zou zijn als TM integrale theaterteksten af ging drukken kan ik me van harte aansluiten.

Ik denk, tenslotte, dat er geen reden is om te spreken van een 'probleem' van de toneelschrijver: er wordt veel geschreven en er zijn veel theatermakers die met schrijvers willen samenwerken. Waar in het buitenland (zo is althans mijn indruk) de verschillende disciplines ver uit elkaar staan en je als schrijver maar moet hopen dat de een of andere onbereikbare producent of regisseur iets ziet in je manuscript, daar hebben wij het voordeel van de nabijheid en van de relatief eenvoudige 'benaderbaarheid' van mensen van wie je vindt dat ze je werk moeten kennen. Laten we die openheid blijven koesteren - en laten we een bijeenkomst als deze avond beschouwen als een fragment in het voortgaande gesprek tussen toneelschrijvers, spelers, regisseurs, programmeurs en wie er nog meer nodig zijn om een op vernieuwing en onderzoek gericht theatercultuur in stand te houden.

Rob de Graaf

zie ook: www.regiedagen.nl
en ook: Moose op de Regiedagen