discussies

spelregels

over stuggezaal

nieuwsbrief

bijeenkomsten

archief



gasthuis



Schrijvers op gespannen voet met Makers?

de discussie liep van 18/6/01 tot 1/11/01

Door de redactie
Het gaat best goed met toneelschrijvend Nederland (volgens sommigen zelfs wonderbaarlijk) en de relatie tussen schrijvers en makers - uitgangsvraag van deze discussie - is precair, maar levensvatbaar. Al pratend komen schrijver en maker er meestal wel uit. Zo blijkt uit de discussie tot nu toe. Tijd voor een nieuwe wending:

In zijn samenvatting van de live-bijeenkomst van 24 juni beschrijft Rob de Graaf hoe makers en schrijvers met elkaar verweven zijn binnen de Nederlandse theatercultuur.

"Ik heb wel de indruk dat de methode van werken waarbij de auteur dicht bij het gezelschap staat en waarbij de tekst voor juist deze spelers in juist deze context wordt geschreven een soort Nederlandse traditie begint te worden: je ziet steeds meer van dit soort samenwerkingsverbanden in het theater en ik merk ook op de dramaschrijfopleiding in Utrecht waar ik af en toe werk dat veel van de studenten op deze manier betrokken worden bij groepen en groepjes. Een nadeel van deze werkwijze zou kunnen zijn dat de tekst die in een dergelijk samenwerkingsverband tot stand komt niet voldoende autonoom is om ook buiten het kader van die ene voorstelling te blijven bestaan. Dat kan dan leiden tot een situatie waarin er weliswaar veel geschreven wordt maar waar toch geen 'repertoire' ontstaat."

Vervolgens stelt hij dat het wel mogelijk is dat nieuwe teksten repertoire worden, men is daarbij echter afhankelijk van de vraag of anderen een tekst opnieuw ter hand nemen. Vele teksten blijven echter na een keer gespeeld te zijn op een stoffige plank liggen.

Is dit cultuurdelving? Moeten we niet meer moeite doen om repertoire te maken? En hoe zouden we dit het beste kunnen doen?


De oorspronkelijke stelling door Rogier Schippers
Op de theateropleidingen word je vooral geleerd, op zoek te gaan naar je eigen identiteit. Vervolgens moet je je in de theaterwereld zo snel mogelijk onderscheiden, je moet je 'handtekening' zetten. Op basis daarvan word je gevraagd en krijg je subsidies. 'Hamlet', of 'Lulu', wordt uit de kast getrokken, niet om het stuk zo goed mogelijk te spelen, maar om het gedachtengoed van de regisseur of maker te etaleren.

Met nieuw Nederlands repertoire is dat een stuk moeilijker. Het heeft geen geschiedenis. Het is nooit eerder opgevoerd. Dan krijg je het als regisseur een stuk moeilijker om je handtekening te zetten. Ja, als regisseur, of voornamelijk als gezelschap, zet je je handtekening als ontdekker, of brenger van een nieuwe schrijver. Maar daar gaan dan credits ineens naar de schrijver.

Vanuit de regisseurs en dramaturgen is er meer vertrouwen in datgene wat er buiten de grenzen geschreven en goed gevonden wordt, of in wat er al was, dan in wat er hier geschreven wordt. Een verbintenis, zoals tussen Peer Wittenbols en Rob Lighthert, en zoals dat met Dood Paard gebeurt, blijft redelijk exoties. Wij kennen sinds de Actie Tomaat eigenlijk geen theatertraditie meer, behalve dan dat we geen traditie mogen hebben. Als dat doorschiet, is dat net zo kleinburgerlijk, als dat waar toen tegen geprotesteerd werd.

Printversie >


Samenvatting:

Deze discussie is gestart op 18 juni 2001 met een aftrap door Rogier Schippers. Op deze aftrap kwamen 13 reacties. In september 2001 kreeg de discussie een nieuwe wending, hierop kwamen nog twee reacties.

In een eerste reactie richt de discussie zich op buitenlandse teksten. Bram Verschueren verklaart een voorkeur van makers voor buitenlandse teksten met de afstand die een vreemde taal schept. Door die afstand is er meer ruimte voor een objectieve beoordeling van de tekst. Hij is het overigens niet eens met de zogenaamde voorkeur. Het valt hem juist op hoeveel nieuwe Nederlandse teksten gespeeld worden. Later in de discussie komt Floortje Bakkeren hier op terug. Zij geeft aan dat bij veel voorstellingen onduidelijk blijft of er nu een nieuwe tekst gespeeld wordt of dat je naar een voorstelling kijkt, die 'vanaf de vloer'gemaakt is. De taligheid van een tekst valt eerder op bij buitenlandse teksten, waardoor automatisch meer aandacht ontstaat voor de schrijver.

De wrijving tussen jonge makers 'die hun eigen handtekening willen zetten' en schrijvers die 'gewoon hun tekst gespeeld' willen zien, blijkt verderop in de discussie. Christiaan Mooij stelt dat de tekst voor de schrijver een eindprodukt is, maar voor de maker een van de elementen. Elke Geurts stelt dat het uitvoeren van een tekst betekent: goed lezen en uitvoeren wat er staat. Voor veel makers zou dit niet genoeg zijn, zij willen teveel hun eigen stempel drukken. Er wordt gesproken over een hierarchie van de elementen van de voorstelling (waar staat de tekst?) en over de angst, bij zowel schrijver als maker dat de ander zijn werk teveel wil dirigeren. Ramon Diez merkt op dat regieaanwijzigingen vooral een poging zijn van de schrijver 'om controle te houden' en Jasper Langedijk vindt andermans teksten 'kostbaar leermateriaal', maar gebruikt voor het maken van een voorstelling 'vanzelfsprekend' teksten van eigen hand. Schrijvers en makers vinden elkaar uiteindelijk in het gezamenlijke doel: het maken van een goede voorstelling.

Willem de Vlam gaat vervolgens in op het feit dat een schrijver nauwe contacten aan moet gaan met een maker om zijn tekst gespeeld te krijgen. Op dit punt haakt de nieuwe wending in de discussie aan: moet er meer moeite gedaan worden om teksten uit te geven of rond te sturen? Vonneke Beeker stelt voor dat het Schrijverspodium een produktiebudget zou moeten hebben om teksten uitgevoerd te krijgen. Op de vraag of er nu teveel teksten onopgemerkt op de plank blijven liggen (zonder uitgegeven of gepubliceerd te zijn) wordt niet gereageerd.



De koppeling van de oude met de nieuwe vraagstelling is een beetje een merkwaardige: hoe kan je enerzijds roepen om nieuwe en verrassende teksten, en anderszijds daarbij als kwaliteitscriterium stellen dat de tekst levensvatbaar moet zijn als repertoire-stuk? Dat terzijde:
Ik wil even afblijven van de vraag of repertoire-opbouw ueberhaupt belangrijk is. Dat het voor een auteur een aardig idee is om posthuum nog gespeeld te worden, is de attractie van onsterfelijkheid waar mensen wel gekkere dingen voor doen dan alleen een toneelstukkie schrijven. Laat dat even voldoende legitimatie zijn.

Wil een tekst een blijvertje worden, dan moeten interpretatie-mogenlijkheden niet gebonden zijn aan de interne realiteit van de tekst. Deze interne realiteit moet zo inwisselbaar zijn, dat deze aan willekeurig welke externe realiteit kan worden aangepast, zonder dat de zeggingskracht van het stuk verloren gaat.

Een probleem is, dat we, met onze sociaal-realistische erfenis, maatschappelijke relevantie zijn gaan verwarren met artistieke kwaliteit. Het is daarentegen alleen maar een richting die kwaliteit kan nemen.
Wil men een blijvend repertoire opbouwen, dan is die relevantie echter je vijand. Relevantie betekent per definitie tijdgebondenheid. Een voorstelling kan en moet sociaal relevant zijn, blijvende teksten zijn dat per definitie niet.
Als (en het is een grote 'als') repertoire-scheppen het doel is, dan moet je maatschappelijke relevantie als waardecriterium voor schrijvers schrappen, en het relateren aan de dag van vandaag overlaten aan de regisseurs en dramaturgen van vandaag en de toekomst. Wie voor de eeuwigheid gaat, moet zich niet kapotstaren op vandaag.
Omgekeerd geldt: wie misstanden van vandaag aan de kaak wil stellen, hoeft er niet op te rekenen in de toekomst iets te vertellen te hebben. Weinig strelend voor de eerzucht, maar daarom waarschijnlijk wel grootser.
Willem de Vlam, (devlam1879@hotmail.com)
Willem de Vlam is student theaterwetenschap en schrijver voor amateurtoneel.
27/09/2001 02:57



In Nederland zijn schrijvers op makers aangewezen.Maker en schrijver moeten elkaar vinden, het moet klikken en dan kan een tekst een succesvolle uitvoering krijgen. De relatie tussen schrijver en producent lijkt onderontwikkeld. Om te vergelijken met onze Oosterburen, in Duitsland wordt een tekst naar verschillende theaters gestuurd, waar verschillende huisgezelschappen ermee aan de gang kunnen gaan. Natuurlijk, de hele theaterinfrastructuur is daar anders, maar hier in Nederland is het opvallend dat productiehuizen niet zomaar een nieuwe tekst programmeren. Grotere gezelschappen spelen nieuwe teksten, soms, maar zou er niet een produktiebudget voor schrijvers moeten komen? Het Schrijverspodium, maar dan met geld om te produceren. Zakelijk en nuchter. Als tegenhanger van de mijns inziens vaak nuffige 'ik hou van jou, hou jij van mij'-relatie tussen maker en schrijver.
Vonneke, (vonneke@moose.nl)
Vonneke is redacteur stuggezaal
19/09/2001 13:51



Toneelschrijvers zijn de enige kunstenaars in de podiumsector die actieve concurrentie ondervinden van de doden. Let wel: De hoeveelheid overgeleverde kwaliteits-stukken lijkt gigantisch, maar als een land twee behoorlijke, blijvend interessante auteurs in een eeuw voort weet te brengen, noemen we het al een buitengewoon vruchtbare periode. Je moet nu eenmaal een hoop oesters uit het slijk wroeten voor je een parel vindt. Dit heeft een aantal oorzaken:
De positie van de toneelschrijver is wat tweeslachtig. Enerzijds is hij of zij zelf een kunstenaar, die zijn uiting over wenst te brengen aan een publiek, anderszijds schrijft hij in eerste instantie voor regisseurs en acteurs. Deze laatsten moeten het voor zichzelf artistiek interessant genoeg vinden om het uit te voeren. Daarnaast stelt het publiek zijn eisen. Dit dilemma op te kunnen lossen is een ambachtelijke, bijna diplomatieke vaardigheid, die niet iedereen beheerst.
De spoeling is dun; de meeste auteurs waren, voor zij hun nobele werk begonnen, al als uitvoerend kunstenaar actief. Van de groep potentiele en getalenteerde toneelauteurs komen dus in het algemeen alleen de (reeds gevestigde) theatermakers tot wasdom. Zoals we hebben gemerkt betekent dit lang geen garantie voor kwaliteit of talent. De rest kiest een ander eerbaar beroep als advocaat of docent Nederlands, en piekert er niet over om aan de zware en eenzame arbeid te beginnen.
Voor kleine groep 'leken' die toch zo gek is te krijgen, is het niet eenvoudig hun stukken op het professionele podium opgevoerd te krijgen. Ze ontberen domweg de intieme contacten met theatermakers. De toneelschrijver moet niettemin zijn kunst uitgevoerd zien, om die te kunnen ontwikkelen, anders krijgt deze ontwikkeling het karakter van geblinddoekt leren autorijden. Dat inzendingen bij schrijf-wedstrijden vaak tegenvallen zou hiermee te maken kunnen hebben.

Kortom: Dat kwaliteit zeldzaam is onder de weinigen, die zo gek zijn om het werk te ondernemen, hoeft dus niet zo verbazingwekkend te zijn. Het is eerder verbazingwekkend dat de toneelschrijfkunst in Nederland nog redelijk weet te gedijen!


Willem de Vlam, (devlam1879@hotmail.com)
Willem de Vlam is is student theaterwetenschap en schrijver voor amateurtoneel.
19/08/2001 14:08



Ik vind het zelf soms moeilijk om (zonder flyer of andere voorkennis) te weten of een voorstelling gebaseerd is op een nieuwe Nederlandse tekst of op basis van gesprekken en improvisaties met de acteur. Dat komt door het herkenbare en particuliere van veel nieuwe Nederlandse teksten. Pas als een tekst minder als communicatiemiddel wordt gebruikt en erg talig wordt en zo de aandacht voor zichzelf opeist, ga ik denken goede/slechte tekst.
Deze taligheid van een tekst valt mij eerder op bij buitenlandse teksten, door die afstand waar Bram Verschueren het eerder over had. Oudere en buitenlandse teksten zijn dus niet perse beter maar eisen wel meer aandacht voor zich zelf op en dus meer aandacht voor de schrijver.
Floortje Bakkeren, (floortje@moose.nl)
Floortje Bakkeren is student en redacteur van Moose
26/07/2001 13:08



Het lijkt alsof we het in deze stugge zaal uiteindelijk allemaal wel eens zijn. Ik vraag me nu af of schrijvers/ster (en vrijheidstrijdsters) voldoende mogelijkheden zien om hun werk gespeeld te krijgen. Of grijpt de hedendaagse regisseur te veel terug op veilige bestaande teksten die hun kwaliteit al bewezen hebben. Steekt een nieuwe tekst niet al gauw als middelmatig af ten opzichte van de grote berg van reeds bestaand materiaal.?????????
Christiaan Mooij, (cmooij@hotmail.com)
Christiaan Mooij is regie student
13/07/2001 06:30



Dat imiteren is een beetje een dwaalspoor. In de hitte van het moment koos ik weloverwogen deze kleinerende term. Pesterig de coverbands en de interpreterende bands over één kam scheren.

Ik ben het helemaal met je eens. Maar wanneer ik zelf aan een voorstelling begin (regisseren), kies ik liever voor een eigen tekst. Het schrijven van die tekst is meer geholpen door de klassiekers dan dat het regisseren dat is, in mijn geval.
Jasper Langedijk, (jasperl@wanadoo.nl)
Jasper Langedijk is schrijver/regisseur voor Anomie
01/07/2001 16:55



Ik kan mij niet voorstellen dat de aan de weg timmerende muzikanten waar jij het over hebt het woord imiteren zullen gebruiken. Zij zullen waarschijnlijk interpreteren bezigen. En dat is ook wat veel makers doen met toneelteksten. Zij geven er hun draai aan. In die zin denk ik dat het noodzakelijk is voor jonge makers, muzikant, regisseur, het maakt niet uit, veelvuldig het reeds bestaande materiaal te herinterpreteren. Of, zoals Strijards het mij een keer zei: als je er even niet uit komt met het schrijven, bekijk een stuk van Shakespeare, Tsjechov etc en kijk hoe zij het deden.
Gebruik de klassiekers om je eigen stijl te creeeren, dat is de beste manier!

Of je moet doelen op de vele coverbands voor bruiloften en partijen die nederland rijk is. Dat is inderdaad imiteren.
Ramon Diez, (ma.an@wolmail.nl)
Ramon Diez is Toneelschrijver
01/07/2001 12:37



Als schrijver die zijn eigen teksten regisseert of regisseur die zijn eigen teksten schrijft (met alle horizonvernauwing/verbreding die dat oplevert), heb ik gemerkt dat mijn werkwijze begon met de tekst als Heilig Uitgangspunt (de kip). Vervolgens mocht ik concluderen dat het repetitieproces/de regie net zo'n Heilig Uitgangspunt is (het ei). Momenteel schrijf ik met ruime regieaanwijzingen en veel voorstellingsvermogen aan een tekst, om bij oplevering diezelfde regieaanwijzingen terug te brengen naar opkomen/afgaan/leven/sterven. Ik laat de acteurs één keer de tekst met nog wat verduidelijkende cursieven lezen. Bij aanvang van de repetities krijgt iedereen een sobere versie. En de opmerking dat de schrijver van de tekst nu het land verlaten heeft om nooit meer terug te keren (en dat we vrij zijn de tekst te interpreteren/manipuleren binnen de nog vast te stellen code van de voorstelling).

Ik merk dat dat een werkbare en eerlijke methode is.

Los daarvan (maar binnen het onderwerp) heb ik nooit de behoefte gevoeld andermans teksten te regisseren. Gevestigde werken, niet-Nederlandse auteurs, etcetera; allemaal kostbaar leermateriaal. Maar wanneer er een voorstelling gemaakt moet worden (drang en keuze), wend ik mijn tijd en middelen vanzelfsprekend aan om mijn eigen materiaal te regisseren.
//Off-topic:Ik kan me zo bijvoorbeeld ook niet voorstellen waarom er aan de weg timmerende muzikanten bestaan die zelf geen muziek en tekst produceren, maar in plaats daarvan repertoire imiteren. Toch lijkt de meerderheid dat te doen.//
Jasper Langedijk, (jasperl@wanadoo.nl)
Jasper Langedijk is schrijver/regisseur voor Anomie
01/07/2001 02:47



Ik heb zelf altijd een afkeer gehad tegen schrijvers die als een leeuw op hun toneeltekst blijven zitten. Dat een nieuwe tekst gespeeld moet worden zoals hij bedoeld is, is volkomen onzin. Daarmee ga je inderdaad voorbij aan het feit dat een repetitieproces een levend organisme is dat zich in bochten wringt die je als schrijver niet voorzien had.
Ik laat mij graag verassen door makers die een tekst van mij spelen, hoe nieuw die ook is. Ik zou ze willen uitdagen iets volkomen anders te doen dan ik bedoeld heb.
Het is ook de reden waarom ik in mijn teksten zo min mogelijk regieaanwijzingen probeer te stoppen, die zijn immers vooral een poging van de schrijver om controle te houden op de uitvoering.

Weg met regieaanwijzingen, of gebruik ze in iedergeval zo spaarzaam mogelijk.

Hier laat ik het voorlopig bij.
Ramon Diez, (Ma.an@wolmail.nl)
Ramon Diez is Toneelschrijver
26/06/2001 14:11



Ik ben blij dat we als schrijver en regisseur na een aantal online reacties het eigenlijk eens blijken te zijn. Mijn opmerkingen over de verhouding tot tekst was er inderdaad opgericht om aan te geven dat het de voorstelling is die het uiteindelijk moet doen en niet (alleen) de tekst. Wanneer schrijvers opmerken dat 'je gewoon moet uitvoeren wat er staat' zoals Elke Geurts in een eerder reactie deed, dan wijst dat in een ander richting. Er komt dan geen angst om de zoek zetten, maar de vrijheidsstrijder dreigt een openheid en mogelijkheden te vernietigen. En voor mij staat dat ver van theater af.
Christiaan Mooij, (cmooij@hotmail.com)
Christiaan Mooij is Regie student
24/06/2001 14:51



Waarom is het nou zo angstaanjagend voor een regisseur dat een schrijver met z'n tekst de voorstelling wil dirigeren? Zoals Christiaan Mooij dat noemt.
Dat wil een schrijver natuurlijk ook. Een stuk schrijft ie meestal niet voor niets.
Of de schrijver dat lang na zijn overlijden nog steeds wil, is nog maar de vraag (en geen interessante). Maar zijn toneelstuk wil dat wel.
Mijns inziens overschat Christiaan Mooij de schrijver behoorlijk. De schrijver is niet almachtig.
Hij kan niet veel meer doen dan die woorden op papier zetten. En dat probeert hij dan ook zo duidelijk mogelijk te doen.
Zodat er geen misverstanden over kunnen bestaan.
Dat moet het 'dirigeren' zijn dat Christiaan Mooij bedoelt.
Nou dat lijkt mij niets om zo bang voor te zijn. Dat hoeft geen enkele angst te versterken.
Je zou dat ook eens in een ander licht kunnen zien. De angst omdraaien. Het zou namelijk ook iets toe kunnen voegen. Het zou je vrijheid als regisseur juist kunnen vergroten i.p.v. verkleinen.
Juist omdat je als regisseur met zoveel verschillende elementen te maken hebt.
Want 'een gedrukte tekst is iets anders dan een voorstelling.'
En dat ben ik helemaal met Christiaan Mooij eens.
Daarom juist.
Daar doen we het uiteindelijk allemaal voor. Die voorstelling.
Wellicht dat daar de focus iets meer moet liggen.
Elke Geurts, (elke.geurts@hetnet.nl)
Elke Geurts is vrijheidsstrijder
23/06/2001 22:18



"Een stuk als 1 van de vele elementen van een voorstelling zien, zoals Christiaan Mooij dat ziet, is dan ook een veel voorkomende misvatting. Als je een voorstelling maakt op basis van een toneelstuk, dan begint het allemaal met die tekst." Het is opvallend dat het beschouwen van de tekst als 1 van de elementen van de voorstelling gelijkgesteld wordt aan het negeren van de inhoud van deze tekst. Natuurlijk start je met het bestuderen van het materiaal dat je uitgekozen hebt. Je hebt niet voor niets die specifieke tekst gekozen. Vervolgens komt er alleen wel meer bij kijken om met die tekst een voorstelling te maken. En in die fase is, misschien jammer* voor de schrijver, de tekst een van de vele elementen van de voorstelling. Uit de reactie van Elke Geurts blijkt impliciet dat ze een hiërarchie aanbrengt in deze elementen en daarbij (uit angst?) de tekst laagste bestempelt. Elementen kunnen echter ook naast elkaar staan en elkaar versterken. De angst van Elke Geurts versterkt de angst van de regisseur dat de schrijver met zijn tekst de hele voorstelling wil dirigeren (soms zelfs tot 70 jaar na zijn dood). Een gedrukte tekst is echter iets anders dan een voorstelling.

* eigenlijk moet hier 'gelukkig voor de schrijver' staan omdat de tekst in een bredere context wordt geplaatst.
Christiaan Mooij, (cmooij@hotmail.com)
Christiaan Mooij is Regie student
22/06/2001 06:39



Bij de lezing en uitvoering van een nieuw Nederlands stuk is het niet van het eerste belang te weten waar die tekst in de geschiedenis staat of zal gaan staan.
Het is van het grootste belang te weten wat er staat. En waarom. En na te denken over hoe de tekst het beste uitgevoerd kan worden. Hoe de inhoud ervan zo helder mogelijk vorm te geven in een voorstelling.

Een stuk als 1 van de vele elementen van een voorstelling zien, zoals Christiaan Mooij dat ziet, is dan ook een veel voorkomende misvatting. Als je een voorstelling maakt op basis van een toneelstuk, dan begint het allemaal met die tekst. En dat wordt nog te vaak over het hoofd gezien, mijns inziens.
De inhoud van het stuk zou de inhoud van de voorstelling moeten zijn. De andere 'elementen' zouden enkel de inhoud van het stuk moeten dienen.

In Nederland is tekst lang een ondergeschoven elementje geweest. En nog steeds. Stukken zijn er voor regisseurs om eruit te halen wat je eruit wil halen. En om erbij te voegen wat je erbij wil voegen. In plaats van eruit te halen wat erin zit. En erbij te voegen wat het stuk nodig heeft. Of er niets bij te voegen.
Er wordt nog te weinig gekeken naar het stuk als zodanig. Gewoon uitvoeren wat er staat, is eerder een uitzondering op de regel, dan regel. Terwijl dat laatste weleens verrassend goed zou kunnen werken.

Ik denk dat de reden, waarom regisseurs niet allemaal staan te springen om nieuwe Nederlandse stukken, eerder hierin schuilt. De kans bestaat dan immers dat een schrijver er 'bovenop' zit. Hij kan ook elk moment op de stoep staan. De regisseur voelt zich beknot in zijn artistieke idee. En zijn vrijheid. Dientengevolge neemt hij liever teksten van ver buiten de landsgrenzen. Terwijl het ook zo mooi en buitengewoon functioneel kan zijn, om aan een schrijver zelf te vragen wat hij met deze monoloog bedoelt.

Maar de toneelschrijvers zijn in opmars, hun stukken worden gewaardeerd, hun diensten bewezen. We zien steeds meer nieuw Nederlands repertoire. Tegelijkertijd wordt het verlangen naar eenvoud en meer inhoud in theater groter.
Momenteel zitten we op een weg die leidt naar de basis.
Het basiselement. De tekst.
Elke Geurts, (elke.geurts@hetnet.nl)
Elke Geurts is toneelschrijver
21/06/2001 22:52



Vragen en opmerkingen rond handtekeningen zijn volgens mij niet relevant. Voor de schrijver is zijn tekst een eindprodukt, maar voor de voorstelling is de tekst een van de vele elementen.
Christiaan Mooij, (cmooij@hotmail.com)
Christiaan Mooij is regiestudent
21/06/2001 01:21



Er is volgens mij een verklaring voor Rogiers' vermeende voorkeur voor buitenlandse teksten (waar ik het overigens niet geheel mee eens ben): doordat een theatertekst op een zekere afstand (zowel letterlijk als figuurlijk) van het Nederlandstalig theater is geschreven, kan een regisseur of een dramaturg deze objectiever (van op een afstand, inderdaad) beoordelen, en is de positie die deze tekst inneemt in -gebruik eens een groot woord- de theatergeschiedenis helderder. Een tekst die in Nederland of Vlaanderen geschreven is, zit dermate dicht op de huid van de theatermaker, dat het voor hem/haar veel moeilijker is een goed beeld te krijgen van waar die tekst nou precies staat. Overigens geldt dat in veel mindere mate voor de 'grote namen' in de Nederlandstalige nieuwe theaterliteratuur; die hebben zich reeds een plekje veroverd, hun 'handtekening' gezet.
Ik ben het niet eens met de stelling van Rogier dat regisseurs en dramaturgen een voorkeur hebben voor buitenlandse nieuwe teksten, of tenminste niet op die manier dat daardoor het nieuwe Nederlandstalige repertoire geen of te weinig kans zou krijgen. Het valt me regelmatig op hoeveel nieuwe materiaal er gespeeld wordt. Een groot deel daarvan krijgt weliswaar de kans geboden in een vaste structuur binnen een gezelschap, een langdurige samenwerking tussen auteur en regisseur, en niet zelden ís de auteur de regisseur, maar ook jonge, min of meer onbekende schrijvers kunnen hun ei kwijt. Het is mede te danken aan initiatieven als het Schrijverspodium dat er een verhoogde aandacht voor het nieuwe Nederlandstalige repertoire is, waarvan de kwaliteit van een gerede deel daarvan volgens mij op lange termijn niet hoeft onder te doen voor wat er buiten de taal- en landgrenzen momenteel geschreven wordt.
Bram Verschueren, (annabram@dds.nl)
Bram Verschueren is student Theaterwetenschap
19/06/2001 08:15