Wat een lelijke parade van clichés. Wat een lelijke, lelijke, lelijke parade van clichés over travestieten en theaterclichés zoals melancholische blikken in denkbeeldige leegten, een versleten dansvloer met Pina Bausch caféstoeltjes die uiteraard een keer worden weggeschopt. En hoe schokkend blij en opgelucht de hele zaal is, want alle aanwezigen, inclusief de hoogintelligente programmeur snáppen alles aan deze voorstelling, iedereen ként en herkent alles en iedereen heeft uiteraard door hoe SLIM het is dat er een jonge man mee doet, anders is er geen contrast met de oude mannen en men hoort de handig gemonteerde soundscape en ziet de overgangen tussen licht vrolijke groepsdansjes en kunstzinnig lege scènes met geënsceneerd ‘heftig’ gevecht, geënsceneerde huilbui en smaakvol galmende operamuziek van achter de coulissen uit zogenaamde ‘verten’. Oh wat vreselijk! En waarom máákt iemand dit? Het is zo leeg dat zelfs de leegte eruit verdwenen is. Wat zegt dit over de maker? Dat hij het clichéboekje beter uit zijn hoofd kent dan de slager op de hoek? Dat hij travestieten aandoenlijke oude apen vindt? Oh kon ik voorstellingen verbieden dan verbood ik deze meteen.
Nu snap ik Laura wél. Haar werk draait om vertellen, niet om toneelspelen. En als vertellen niet de kern van haar werk is, dan op zijn minst van deze voorstelling. Ik was blij dat het gedoe over ´wel of niet echt spelen´ aan de kant was gezet en ik moest tijdens Iemand moet het Doen steeds denken aan hoe het begin van theater moet zijn geweest: Iemand vertelt welke avonturen zij heeft meegemaakt en hoe die haar hebben veranderd. Het vuur is nog aan. De anderen luisteren en stellen zich voor dat zij die dingen ook zouden meemaken en ook zo zouden veranderen. Het was niet moeilijk´, zegt de heldin, 'mijn opa kon het ook'. Iedereen is opgelucht en denkt
hoe zal ik eens beginnen?’
Iemand moet het Doen heeft grote indruk op mij gemaakt.
Als Gekken van Laura van Dolron gaat over acteren en niet-acteren en is gebaseerd op The Idiots van Lars von Trier. In die film gaat een groep jonge hippe mensen gekken nadoen. Dat doen ze om domme burgers te confronteren die zijn opgesloten in de zinloze sleur van hun middelmatige bestaan. Die domme burger zit overigens ook in henzelf, en moet eruit. In Als Gekken van Laura van Dolron staat het publiek voor de domme burger, de acteurs staan voor de hippe mensen en Laura staat waarschijnlijk voor Lars von Trier. In tegenstelling tot de film, die soms té pijnlijk is om naar te kijken, wordt Als Gekken nergens confronterend of gevaarlijk. De spelers spelen dat ze van Laura niet mogen spelen (geen gekken, niks) en dat ze het heel graag zouden willen. Ze spelen dat ze soms tóch iets spelen. En ze spelen dat ze dat weer evalueren. Ze spelen persoonlijke teksten (die waarschijnlijk ooit spontaan door hen zijn gezegd maar nu door Laura zijn bewerkt), ze spelen dat ze een spelopdracht moeilijk vinden die niet moeilijk is, ze spelen dat ze in het moment zijn, ze spelen dat het niet erg is dat ze niet in het moment komen, ze spelen kortom wél de hele tijd. Ze zijn dus ook steeds beschermd door hun rol, net als acteurs bij klassiek toneel en net als brave burgers. Oké, het is wel een beetje brutaal en gênant om te liegen dat je niet liegt en daarna te spélen dat je dat toegeeft. Maar als je vervolgens spéélt dat je bekent dat het een beetje brutaal en gênant was dat je net loog en dat je zogenaamd toegaf dat je loog, is het brutale er wel weer af en wordt het gewoon vermoeiend. De acteurs hebben misschien ooit anders gewild, maar ze mogen geen oprechte actuele betrokkenheid aan de dag leggen, omdat Laura, zoals in de voorstelling tot vervelens toe wordt herhaald, niet gelooft in de oprechtheid van acteurs. Ze gelooft ook niet in haar eigen oprechtheid. Tenminste niet waar wij bij zijn. Wij, het publiek, zijn trouwens inwisselbaar. We hadden net zo goed elk ander publiek kunnen zijn. We reageren voorspelbaar. We zijn ‘een typisch publiek’. Als Gekken is een openlijke schijnvertoning en dat is de bedoeling, want het is een voorstelling, dus een schijnvertoning, zegt de voorstelling, voor de schijn, niet echt, want de voorstelling zegt niets echt, de voorstelling liegt, niet echt, want ook het liegen is niet echt. De noodzaak van Als Gekken is kortom theoretisch. Het stuk gáát over theater en is het niet. Wat zegt ons dat? Gaat de voorstelling over Laura’s twijfel aan de echtheid van het bestaan? Is Laura van mening dat zijzelf een droom is? Speelt Laura de rol van regisseur, maar ís ze geen regisseur, maar net zo burgerlijk als wij? Zijn wij misschien allemaal mieren van bovenaf gezien? Waarschijnlijk is het werk van Laura van Dolron zo populair omdat het vrijblijvend is maar toch intelligent aandoet en lekker een beetje humor heeft en hier en daar (subtiel genoeg) met een regievondstje op de proppen komt (herhaling, flash forward, omkering), dus op ‘talentvol theater’ lijkt, en omdat het een aansprekend onderwerp heeft: Confronterende voorstellingen waarin echt iets gebeurt, jemig, dat zou spannend zijn! Jammer dat het niet kan,(maar ook wel goed hoor, want waar bleven we anders.). Ik (inwisselbare kijker) wil dat Laura haar nek uitsteekt en ophoudt met kwaken over de zin van het eventuele nek uitsteken, ophoudt mij te behandelen als een idioot. Haar vrijblijvende geklets over de ‘onmogelijkheid om iets echts te doen op een toneel’ is een uitvlucht. Het is wél mogelijk iets echts te doen op een toneel. Dat weet iedereen. Het is alleen doodeng. Het wordt zelden met staande ovaties ontvangen. En de meeste programmeurs hebben er een hekel aan.
Alles is goed hoor, behalve de vrijblijvende regie. Deze voorstelling wordt gespeeld in een slapkomische stijl en het is niet duidelijk of dat de bedoeling is. De herten springen braaf rond (een geweitje voor het Vietnamese hert!), maar trekken ook sesamstraatgezichten naar het publiek. De hoofdpersonen, Willem de Wolf en Maureen Teeuwen (ze noemen elkaar bij de naam) mompelen geinige teksten over huilen en elkaar verliezen. Willem en Maureen spelen de twee laatste mensen op aarde. Ze hebben in die hoedanigheid kennelijk wél een zaal met publiek, want ze praten regelmatig tegen ons en doen helemaal niet hun best ons te laten geloven dat wij een fictieve zaal zijn. Het lijkt erop dat we zogenaamd niet letterlijk aanwezig zijn, maar wél alles luidruchtig goed moeten vinden. De herten kijken ons ook al verwachtingsvol aan. ‘Schmieren’ was denk ik een betere titel geweest. Zelfs de vormgeving schmiert. De stenen uit de muur zijn opeens gewoon lekker van piepschuim en we mogen de nummers op de achterkant gerust zien, een zogenaamde zware vloertegel wordt zomaar lollig gebruikt als papier, aan de geweien van herten zitten stukken plastic omdat de wereld bijna vergaan is en niets rest dan vuilnis en dat mogen wij gedurende het stuk niet vergeten, en de schedel met diamanten hoef ik niet uit te leggen. Wij worden als publiek openlijk voor gek gehouden. Wij denken dat we naar een serieus stuk kijken, maar dat is helemaal niet zo. Wil de regisseur het daarover hebben? Over het feit dat wij achterlijk zijn? Dat je ons alles moet uitleggen en ons moet vermaken omdat we ons anders vervelen? Zijn wij op weg naar het einde en verdienen we daarvoor straf? Zijn wij misschien decadent? Wil de regisseur dat ontmantelen? Misschien moet ze de volgende dan niet zo halfslachtig de lolbroek uithangen. Dat vinden wij te moeilijk, verwarrend, snappen we niet. Scheld ons maar gewoon uit.
Oh, wat zou het toch mooi zijn als je al je geluk bij elkaar kon hebben en aan iedereen kon laten zien dat de waarheid geen volle zalen nodig heeft, integendeel, zelfs makkelijker op bezoek komt in zo’n mooie stille ruimte met een paar individuen die daar persé willen zijn, omdat ze een aantal dingen in het leven belangrijk vinden en het idee hebben dat er meer mensen zijn die een aantal dingen in het leven belangrijk vinden, ook al leidt dat tot niets en verdien je er geen cent mee en dat is zachtjes uitgedrukt. De voorstelling amateurs heeft mij vanaf het kaartjes scheuren ontroerd. Marja bleeding Kok, wat mij betreft koningin van het Nederlands theater, die mijn kaartje scheurt en Cas Enklaar, wat mij betreft de enige échte acteur die dit land kent, die schuchter bij Marja staat en vraagt of we in het midden plaats willen nemen: daar word ik gelukkig van! Nu goed, en dan begint het stuk en is het stil ook al praat Marja, of praat Cas. Stil. Leeg. Eerlijk. Er is alleen een tekst van Rob de Graaf die soms samenvalt met Marja en soms samenvalt met Cas en er zijn een paar mensen die daarnaar kijken. Zo nu en dan lacht er eentje en dat hoort iedereen. Zo nu en dan huilt er eentje zo stil mogelijk. Zo’n zaal zou een nieuw begin kunnen zijn. Het begin van een revolutie die tot een nieuw begin leidt. Ik ben zo blij dat Nieuw West bestaat! Dat meen ik echt. Ik zou het anders niet meer volhouden denk ik.
Wat een lelijke parade van clichés. Wat een lelijke, lelijke, lelijke parade van clichés over travestieten en theaterclichés zoals melancholische blikken in denkbeeldige leegten, een versleten dansvloer met Pina Bausch caféstoeltjes die uiteraard een keer worden weggeschopt. En hoe schokkend blij en opgelucht de hele zaal is, want alle aanwezigen, inclusief de hoogintelligente programmeur snáppen alles aan deze voorstelling, iedereen ként en herkent alles en iedereen heeft uiteraard door hoe SLIM het is dat er een jonge man mee doet, anders is er geen contrast met de oude mannen en men hoort de handig gemonteerde soundscape en ziet de overgangen tussen licht vrolijke groepsdansjes en kunstzinnig lege scènes met geënsceneerd ‘heftig’ gevecht, geënsceneerde huilbui en smaakvol galmende operamuziek van achter de coulissen uit zogenaamde ‘verten’. Oh wat vreselijk! En waarom máákt iemand dit? Het is zo leeg dat zelfs de leegte eruit verdwenen is. Wat zegt dit over de maker? Dat hij het clichéboekje beter uit zijn hoofd kent dan de slager op de hoek? Dat hij travestieten aandoenlijke oude apen vindt? Oh kon ik voorstellingen verbieden dan verbood ik deze meteen.