Kijk, dat bedoel ik! Van de week schreef ik over dat Juliana-stuk van de Kern, dat het niet bepaald een koningsdrama was geworden als bij Shakespeare, en dat ze zo braaf waren blijven staan bij een keurig historisch en moreel verantwoord verhaal, maar zonder overtuigende dramatiek. - En nu is Driekoningenavond wel geen koningsdrama, eenvoudig een blijspel, maar het is wel 100% Shakespeare, en door Theu Boermans en de Theatercompagnie opgepakt en omgestulpt, gemetamorfoseerd tot een werkelijke belevenis! Dit is Shakespeare 2006. Humor, muziek, fantastische speltechniek, allemaal in dienst van een stuk, blijspel of niet, dat ook echt ergens over gaat. Over hoe mensen in elkaar zitten vooral en wat ze beweegt. Daar zie je jezelf en elkaar staan, en je kunt er nog om lachen ook. Zo’n avond haalt je ziel weer helemaal uit de knoop. De mijne in elk geval wel. De jouwe ook, wedden?
Dit is een braaf stuk, voor een braaf publiek, over een brave koningin. Ook ditmaal geeft de Kern ons weer precies wat we van dat gezelschap verwachten: duidelijk vertelde en helder vormgegeven stukken over met name sterke vrouwen (Hildegard von Bingen, Belle van Zuylen, Lou Andreas Salomé, George Sand, Virginia Woolf). Jan-Jaap Jansen en Ineke ter Heege weten feilloos aan te sluiten bij de smaak van een groot publiek voor door de tijd onschadelijk gemaakte progressiviteit, en bij algemene warme gevoelens voor onbegrepenen die inmiddels geruststellend zijn gecanoniseerd. Gezien de onderwerpen moet daarbij de term salon-feminisme al wel eens gevallen zijn, lijkt me.
Juliana’s derde weg is gebouwd op uitgebreide en degelijke research. Het behandelt Juliana’s persoonlijkheid, en dan met name haar idealisme en esoterische belangstelling. Het gaat natuurlijk over de Hofmans-affaire, over de moeizame relatie met Bernhard, over Juliana’s verhouding tot de macht, hier vooral in de persoon van Willem Drees. Alle belangwekkende onderwerpen uit haar biografie zijn erin samengebald, en hoewel daarbij wel wat te vaak toespelingen worden gemaakt vanuit het heden, met kennis en inzichten van 2006, komt die tekst toch vooral heel degelijk over. Dat is, zoals dat gaat, meteen ook het grote nadeel van deze aanpak, want daardoor wordt het stuk toch eigenlijk meer een soort gedramatiseerde documentaire. Dat is mijn belangrijkste bezwaar: dat niet dwingend duidelijk gemaakt wordt waarom dit een toneelstuk is geworden. Het zou als tekst volstaan, het is geen theater, er is geen dramatische spanning. De spelers zeggen hun teksten volkomen adequaat, maar het vonkt niet tussen de personages, de scènes bevatten geen conflict, er is geen werkelijk plot. De belangrijke motieven uit het leven van Juliana zijn geconcentreerd op een moment in 1956, en dat is knap gedaan, maar daar had het eigenlijk moeten beginnen. Daar had de hele boel weer stukgeslagen moeten worden om er theater van te maken. Weg met de verantwoorde citaten en de kloppende brillen, hier met de leugens en de list en de schande. Het verdriet willen we zien en het verraad, de hoop en de hilariteit die er waren.
‘Juliana’s Derde Weg’ draagt een motto uit Shakespeare’s ‘King Lear’: ‘De tijd onthult de leugens en de list en maakt wie ze rondstrooit vroeg of laat te schande’. Mooi gekozen. Maar de vergelijking met Shakespeare, die ook elders in de tekst meermalen getrokken wordt, pakt voor een stuk als dit toch uiteindelijk desastreus uit: de koningen van Shakespeare kloppen historisch voor geen meter, ze zien er anders uit dan hun voorbeelden, ze hebben anders geleefd of zelfs helemaal niet - maar in drie minuten Shakespeare zit meer fundamentele waarheid dan in de twee uur van dit historisch en moreel verantwoord gepraat. ‘Juliana’s Derde Weg’ is niet echt een koningsdrama geworden, het is burgermanstoneel gebleven. Het moet gek gaan als het die NRC publieksprijs niet wint.
Dit is geen theater. Dit is een smaakvolle uitstalling van theatralige spulletjes: een zelftikkende trom, een drumstel met extra’s, een raam-waarachter-het-kan-sneeuwen, een automatische brievenbus, een-lamp-die-kan-vallen, een pruik-die-af-kan. Allemaal leuk hoor, maar meer de rondleiding in een knussige tentoonstelling dan een toneelstuk. Geen theater dus, en al helemaal geen muziektheater (wat het zijn wil) - al wordt er een overbodig stukje met een bandje meegedrumd en even wat schilderachtig geklingelklangeld.
Erger vond ik dat het voor kinderen (de voorstelling is bedoeld voor ‘iedereen vanaf 8 jaar’) gewoon ook te cerebraal is. De ‘filosofie’ van het stuk (maak je niet dik, kijk gewoon goed naar de dingen om je heen, zie er de schoonheid van, vind daar het geluk in - zoiets) gaat vrees ik aan hen voorbij. Het slot (licht valt achtereenvolgens op gewone dingen als het raam, de deurknop, de stoel) is dramatisch absoluut niet overtuigend. Het contrast met de enige scène daarvoor waarin iets gebeurt (Oblomov krijgt veel post en telefoontjes tegelijk)werkt niet omdat er teveel tijd tussen is verstreken/verknoeid, en de (inhoudelijk correct gekozen) alledaagse voorwerpen die we ‘zien’ hebben niet echt iets dat ons arresteert, ons dwingend aanspreekt, of beklijft. De kindertjes bleven een beetje in de kou staan, vond ik.
Het monumentale ontroert niet. Ontroerend vond ik in deze voorstelling maar twee momenten: de monoloog van Elisa Beuger als Louise Claudel (haar monoloog als Rose vond ik nog te dun), en Lieke Rosa Altink als Moeder Claudel, wanneer ze de brief ondertekent waarmee ze haar dochter het gesticht in stuurt.
Monumentaal - in de positieve zin - vond ik het even krachtige als laconieke spel van Marleen Scholten (Camille) en op de goede momenten ook dat van Bas Keijzer (Rodin).
Monumentaal vond ik ook de algehele stemming van dit stuk. Uiteraard past dat bij Rodin en zijn werk. De breuk die Claudel daarmee maakt vond ik echter nog te weinig tastbaar, daar bleef ik op wachten - maar het niveau dat in het eerste derde deel van het stuk heerste, kwam niet meer terug.
Hoewel wat onevenwichtig van structuur dus, vond ik dit een prachtstuk, dat zich de komende weken ongetwijfeld nog verder ontwikkelen zal. Dat wil ik zien.
Tot aan de pauze (ja pauze) denk je nog: Nou, grappig stuk, met goeie timing gespeeld, maar waarom spelen ze dit, waar is dit nu eigenlijk een persiflage op? Het is precies de vrolijke deurenklucht-with-a-twist waar de leescommissie van Ons Tooneel in Sushuizen ieder jaar weer naar op zoek is. Maar na de pauze begint het pas. En goed ook. Er blijkt nog een versnelling te zijn, en nog een, en tenslotte giert het hele gezelschap langs steeds scherper en verrassender bochten van het genre, laat Sushuizen ver achter zich, maar laat van alles zien over ons toneel en hoe dat gespeeld moet worden. En wie dat doen. Vakwerk. Goed spel, erg leuk, en precies het goede stuk voor een ontspannen zomeravond in het park.
Christopher Marcus heeft een lange weg gegaan om bij dit eenvoudige stuk uit te komen. Het is een collage van achttien scènes, waarin hij veel verschillende speltechnieken toepast. Hij vertelt, hij typeert, hij stapt uit de scène en gaat het gesprek aan met het publiek, hij geeft ons suggestieve beelden. Op veel momenten daagt hij daarbij het publiek uit. Alleen al door Rudolf Steiner als het middelpunt van zijn voorstelling te kiezen en dat met humor, met persoonlijke betrokkenheid en in een actuele vormgeving. Voor sommige antroposofen grenst dat aan heiligschennis, voor veel anderen getuigt het juist van een twijfelachtige bewonderaars-mentaliteit. Steiner graffiti lijkt aan alle voorwaarden te voldoen van een bij voorbaat omstreden voorstelling. Onterecht, zeg ik maar meteen, want zelden heb ik een toneelmaker zo integer met zijn materiaal zien omgaan, èn uiteindelijk zozeer als zichzelf zien verschijnen. Ik ken mensen die dat naïef zouden noemen. Ik hou niet van die mensen.
Ik ben geen liefhebber van Thomas Bernhard. En ik zie liever een toneelstuk waarin iets gebeurt, dan een waarin vooral wordt gepraat. Maar toch vond ik dit prachtig.
De nerveuze melanchool die de theatermaker Bruscon hier is, lijkt me op geen enkel moment ooit in staat geweest om werkelijk een toneelstuk te produceren dat het aanzien waard was, of dat zelfs maar enige samenhang vertoonde. En Thomas de Bres speelt hem ook net iets te geestig om hem echt geloofwaardig te maken. Maar prachtig is het. Fantastisch gewoon.
Er zit allerlei aanleiding in de tekst om toch enig serieus samenspel tot stand te brengen tussen Bruscon en de andere personages. Dirk Tanghe laat het nergens gebeuren, wat de kijker soms bijna het bloed onder de nagels vandaan haalt, zo verschrikkelijk. Maar het effect is grandioos.
Anderhalf uur zit je in het gruwelijke TL-licht en de rotzooi te kijken van een leeg toneel, met enkele van de beste spelers van het land die alleen het allergeringste mogen doen (en natuurlijk Thomas de Bres die ondertussen een mammoetprestatie levert) - en dan een half uur in een beeldschoon sprookjesdecor waarin nog altijd tragisch niets gebeurt, maar dan zo dat je je ogen uitkijkt.
Hij heeft het weer voor elkaar, Dirk Tanghe, zo’n klassieker overgestileerd - op wéér een heel andere manier, maar wéér 100% Tanghe - waardoor je hartverscheurend duidelijk wordt waar het over gaat. En wat theater is.
Dirk was kennelijk zelf erg tevreden. Gelijk heeft hij!
Het is jammer voor Judith, die reuze haar best doet en alles keurig heeft verzorgd en afgewerkt (licht, geluid en vormgeving prima in orde)- maar dit is een tenenkrommende voorstelling. Met een witgemaakt gezicht in een strak zwart pakje bellen blazen en verbaasd kijken hoe mooi ze glanzen en zweven kan echt niet meer. Mooie voorwerpen uit een tasje of een kistje halen en met grote ogen en open mond spelen dat het een hele verrassing is wat je nu weer ziet, grrr, dat kun je geen enkel publiek meer aandoen. Het lijkt op wat heel vroeger mîme heette, maar zelfs als een persiflage van iets uit de jaren vijftig kan het echt niet meer. En het was niet eens een persiflage, maar bloedserieus bedoeld: een niet te volgen symbolisch en wereldverbeterend verhaal zonder hoogte- of dieptepunten, zonder werkelijke dramatische spanning, een scheutje Kleine Prins, een scheutje Beeldende Kunst, een scheutje Ecologie, maar alles bij elkaar iets dat verschikkelijk VERZONNEN bleef, helemaal uit het hoofd kwam en ook nog ontzettend GETONEELSPEELD werd. Alles werd gedemonstreerd, alles kreeg hetzelfde nadrukkelijke zeikerige tempo. Erg mis. Erg eerstejaars. Iemand begon tien minuten voor het einde te klappen in de hoop dat het afgelopen was. Maar nee hoor.
Wat zag het er schitterend uit, en wat werd er prachtig geacteerd! Een indrukwekkende voorstelling. - En dat terwijl ik zo’n stuk van Ibsen eigenlijk verschrikkelijk vind. Een klassieker natuurlijk van het soort dat bepalend is voor een hele eeuw toneel, maar ik moet bekennen dat de thematiek van standsverschil, Victoriaanse schijnheiligheid en moeilijk doen over seksualiteit mij niet echt meer aanspreekt. Giselle Vegter, die veel dramaturgisch werk heeft verzet voor deze voorstelling, wees me erop dat het toch om heel universele thema’s gaat, en ze heeft vast gelijk, maar het was niet het stuk dat me boeide, het was het spel.
Net als Dirk Tanghe’s vorige productie, De Revisor, was ook deze weer volkomen over-gestileerd, maar nu de andere kant op. In plaats van vermoeiende altijd doorgaande karikaturale beweging in een grafische vormgeving was het ditmaal een magistrale traagheid die zich afspeelde in een naturalistische aankleding. Die traagheid werd héél consequent volgehouden, zodat het stuk weer een echt Tanghe-achtige vier uur duurde, en een aanzienlijk beroep deed op het uithoudingsvermogen van het publiek. Gelukkig zijn hij en zijn spelers in staat om een dergelijke boog werkelijk te spannen, want hoe bilverkrampend het ook was, het bleef fascineren. Het effect was vooral een enorme nadruk op de tekst, waarvan elke komma en elke kleine wending belangrijk werd. Meer dan er nu werd uitgehaald lijkt me niet mogelijk. Daarbij hanteerden de spelers enorme afstanden van elkaar van tien, vijftien meter, en kwamen er in al die uren welgeteld twee aanrakingen voor, die dan ook een enorm gewicht kregen. Wat een kracht en wat een melancholie! Zo’n gruwelijk personage als de wereldvreemde, of hoe moet je dat zeggen, ziele-vreemde Dominee Manders (Bas Keizer) boezemde me elke keer dat hij weer met de uiterste zorgvuldigheid iets verschrikkelijk verkeerds ging zeggen méér bijna fysieke walging in. Overtuigend spel ook van Maike Meijer als Helene Alving. En Elisa Beuger was een bloedmooie Regine, zó wrang als ze in de het derde bedrijf zegt. “Mevrouw had me wel op kunnen voeden als het kind van een notabele, dat had beter bij me gepast. / Ach, geen gezeik, wat maakt het ook uit.” Schitterende vertaling van Judith Herzberg trouwens.
Eén dingetje nog dat ik niet graag zeg, maar het moet toch even. Dirk Tanghe is heel geweldig en bijzonder en hij krijgt het voor elkaar zoals het niemand anders zou lukken, maar in zijn ongeremde enthousiasme gaat hij ook bij een voorstelling, bij de premiere, nog op de eerste rij aanwijzingen zitten geven en commentaar roepen, midden op de vloer zuchtend naar zijn prachtige speelsters zitten kijken, met grote gebaren naar zijn lichtmensen signaleren en wat we allemaal zo van hem kennen. Het is karakteristiek en charmant enzo en bij een try-out nog wel leuk, maar bij een voorstelling moet hij dat toch niet meer doen. Het is onprofessioneel en hij kleineert er zijn spelers mee. Sorry hoor, sla me maar, ik vind het echt.
Ga deze voorstelling in elk geval zien, en laat je imponeren.
Een prachtige voorstelling. Het was eigenlijk te mooi weer om in een theaterzaal te gaan zitten, die dan ook helaas zwak bezet was, maar ik had de twee vorige voorstellingen van B&D gezien (de reprise van Erik of het Klein Insectenboek en De Hobbit) en wilde deze dus absoluut niet missen. - Het was weer even inventief, geroutineerd, uitbundig én smaakvol als die vorige voorstellingen en ik had dus helemaal geen spijt. Evenmin trouwens als de vier 10 - 14-jarigen die ik bij me had. Neuriënd en met een brede glimlach liepen we allemaal na afloop de zonneschijn weer in.
En dat ondanks het merkwaardige onderwerp: de moord, ergens in de negentiende eeuw, die John Lee in het plaatsje Babbacombe pleegde (bij oudere jongeren als ik natuurlijk bekend door de beroemde thematische LP van Fairport Convention) of niet, en waarvoor hij, misschien onschuldig dus, ter dood veroordeeld werd. De galg, althans het valluik weigerde driemaal dienst, waarop zijn straf in een lange gevangenisstraf werd omgezet. Toen hij uit het gevang kwam reisde hij samen met zijn falende beul langs de kermissen met zijn verhaal. Schijnt het. - Hoe dan ook, dat gegeven gebruiken B&D, en het kermis / varieté-motief is er een duidelijk aspect van gebleven. In een fantastisch ritme wordt het verhaal verteld en geïllustreerd met eindeloze, verrassende varianten op kermis- circus- en varieténummers en bovendien uitstapjes naar ander theater en andere vertoningen die we herkennen (bv. het royalty-verslag op TV à la Maartje van Weegen). Allemaal even geestig en vakkundig gedaan. Eenvoudige middelen, groot resultaat. Schitterend afgewerkt. Volgende keer ga ik weer, rain or shine.
Deze voorstelling viel me toch wel wat tegen. Leuk gezelschap, leuke spelers, leuk onderwerp - maar toch niet geworden wat het had kunnen zijn. Het gaat om de geschiedenis van drie Nederlandse meisjes die in het fascistisch Italië van de jaren dertig een fantastische carriere opbouwen als zangtrio - maar die als aan het licht komt dat ze een Joodse achtergrond hebben direct van het toneel moeten verdwijnen. Een verhaal met zowel glamour als drama - maar het komt er niet uit. Dramaturgisch is het een hopeloos geval geworden, zonder echte spelscènes, zonder werkelijke dramatiek, en zelfs anekdotisch niet helder en brokkelig. Een onduidelijk verteld verhaal zonder hoogte- en dieptepunten. Nee, dat is niks. Muzikaal is het gelukkig wèl heel interessant. Fantastische muziek, goed uigevoerd, zowel door Bodil de la Parra, Eva Van der Gucht en Elise Schaap als de drie zangeressen, als door de vier musici, waaronder Beppe Costa er ook als zanger uitspringt. Van het muzikale aspect heb ik genoten! - Had het daarbij gehouden; als muzikale show had het veel spetterender kunnen zijn, de volle concentratie op de muziek, desnoods met een goede verteller ernaast die het verhaal doet, of een reeks filmbeelden die de geschiedenis van de meisjes vertellen, zoiets. En dan met beter licht, betere choreografie en vooral ook betere (en wisselende) kleding dan de vreselijke nare soepjurken waar we nu de hele avond naar moesten kijken. Nee, leuke en goed uigevoerde muziek, maar als toneelstuk eigenlijk non-existent.