Tenenkrommend. Zo is het eerste deel van deze voorstelling, waarin een van de beste danseressen van deze groep (zonde! zonde!), voorzien van pruik, zonnebril, kauwgom, bandrecorder en microfoon een toneelstukje opvoert, het best te beschrijven. Tenenkrommend, omdat je op de meeste middelbare school avonden interessantere dingen te zien krijgt dan in dit werkje van Bruno Listopad.
Het tweede deel, buiten de zaal, is dan een verademing, vandaar dat ene gewei. Een duet voor twee mannen van Erik Kaiel, waarbij de ene danser de grond niet raakt, maar als het ware gekleefd blijft aan de ander. Pure acrobatiek.
Terug in de zaal blijken er aanmerkelijke gaten in het publiek te zijn gevallen: velen houden het na die eerste solo kennelijk voor gezien. Het stuk dat we dan te zien krijgen (choreografie Sjoerd Vreugdenhil) is een verzameling beelden waar met de beste wil van de wereld geen chocola van te maken is. Er zijn twee garnalen(!), een verre nazaat van Fellini, een meisje dat alleen maar fluisteren kan, een man die buitengewoon irritant een hond tracht te spelen, een meneer in een erg warme trui, een meisje dat met een “doei”wordt weggestuurd en meer van dergelijke ongein.
Volgens artistiek leider Ton Simons hoort deze voorstelling bij de fase “to grow up in public” voor de choreografen, maar veel dans heb ik er niet in kunnen ontdekken. Natuurlijk mag je af en toe best een stuk voor je publiek uit lopen, maar je moet, denk ik, wel zichtbaar blijven.