Het is gemakkelijk om op de zwakke punten van de voorstelling te wijzen. De schrijver van het vorige stukje heeft dat gedaan en voor een deel ben ik het daar ook wel mee eens. Toch geef ik de voorstelling zonder aarzeling en met volle overtuiging 5 geweien. Het is misschien niet de beste toneel voorstelling die ik in het afgelopen seizoen heb gezien, maar van de ca 20 stukken die ik zag is het wel één van de twee die de meeste indruk op me hebben gemaakt. Ik vond het een getuigenis van menselijkheid die me nog lang zal bijbljven. Als ik de tekst van de aanklacht van Maartje alleen had gelezen, zou ik die zeker als het zoveelste goedbedoelde sentimentele vertoon van mededogen hebben afgedaan. In de voorstelling was het echter een uibarsting van woede en verdriet die me door merg en been ging. Toch ontbrak bij de ondubbelzinnige stellingname de aandacht voor betrekkelijkheid en nuance niet: twee jonge asielzoekers treiteren één van de toegewijde vrijwilligers op een misselijke manier met veronderstelling dat hij homosexueel is en een andere deelt een krantje uit waarin een onaangename totalitaire ideologie wordt uitgedragen.
De rol van de welzijnswerker die zich meteen al in het begin van de voorstelling als leider van de vrijwilligers is zo zwaar aangezet dat hij wat mij betreft ook als persiflage geslaagd was. Misschien is wel de grootste verdienste van de voorstelling dat er duidelijk een belangrijk maatschappelijk in werd belicht, zonder dat er maar iemand de indruk probeerde wekken een afdoende oplossing te hebben.
Wunderbaum (voorheen Jong Hollandia) behandelt in deze voorstelling de vreemdelingenproblematiek. Of doet daar een poging toe. De situatie is dat vier Nederlanders (waarvan er op zijn minst 2 een stel vormen, zoveel was mij duidelijk) hun achtertuin en huis openstellen voor asielzoekers. En die zijn er voldoende want er wordt letterlijk een buslading geleverd. Vervolgens dringt de vraag zich op wat ze nu eigenlijk moeten met al deze mensen en wat hun eigenlijke motivaties zijn ze op te vangen. De 4 spelers van Wunderbaum hebben allen een eigen personage ontwikkeld op basis van hoe ze tegenover de situatie staan. De één is bereid zelfs de kleren die ze draagt te geven omdat haar pijn niets is vergeleken met de pijn die anderen lijden, de ander heeft een twijfelachtige interesse in de andere cultuur vooral als het van het andere geslacht is, nummer drie probeert tot harmonie te komen waar die niet is en de laatste vind het a priori allemaal maar lastig en wil zijn eigen leefruimte niet kwijt. Dit wordt aangevuld met pakweg 14 ‘alochtone’ personages die in en rond het huis hangen. Het lijkt veelbelovend maar meer dan dit wordt het nauwelijks. De 4 Wunderbaum personages maken geen enkele ontwikkeling door. De situatie duurt dus wordt hetgene waar het personage al voor stond harder naar voren gebracht. Geemotioneerd, schreeuwend, maar niets anders dan wat we al wisten. Het conflict wordt op de spits gedreven als degene die het toch de hele tijd al niks vond roept dat het nu afgelopen moet zijn en dat ze eruit moeten. Dan gebeurt er iets onduidelijks. Iedereen doet iets door elkaar heen en dan is er ineens een slotbeeld waarin alles pais en vree is en iedereen lekker met elkaar communiceert. Ik kwam nogal onbevredigd buiten. De 4 Wunderbaums acteren erg goed. Daarvoor een gewei. In de improvisaties zijn een paar mooie scenes en beelden onstaan. Ook een gewei. Dat het geheel geen enkele ontwikkeling kent is een tomaat waard. Dat er geen enkele stelling wordt ingenomen behalve ‘het is me allemaal wat voor deze personages’; ook een tomaat. Dat je het voor elkaar krijgt 14 potentieel interessante medespelers weet te mobiliseren en er dan niets meer mee doet dan ze achtergrond laten zijn voor het uithangen van je personage: Tomaat. Dat het geheel daardoor pretentieus is en vooral zelfgenoegzaam: Dikke tomaat. Maar er waren natuurlijk ook mensen die het heel bijzonder vonden.