minirecensies

Pushing Air

Geduwde lucht overtuigt niet. Dans voor tussen de oren, dat is Pushing Air van Anouk van Dijk dc. Het concept dat Van Dijk zelf noemt in het bijgeleverde programma wordt weliswaar volledig waargemaakt: ‘ze verplaatsen lucht’ en ‘[…] ze organiseren en reorganiseren de ruimte met simpele variaties in beweging, ritme en dynamiek’. Na een dik uur kijken naar geduwde lucht, rijst echter de vraag of deze schaarse ingrediënten wel genoeg zijn voor een goede dansvoorstelling.
Start van de voorstelling. Donker. We horen een industriële geluidscollage van een denderende metro, een zware hartslag, een hevig tikken als van een gigantische klok. Een in het donker eenzaam knipperende TL-balk wordt na een tijd ingeruild voor hard-witte podiumbelichting. Een kaal decor wordt zichtbaar. Vier lange stalen buizen aan kettingen vormen samen een soort van boksring. De dansers liggen binnen en buiten de ring. Wijfelend, hortend en stotend komen ze op gang.
Als de dans vordert zien we een spel met de ruimte. Het ‘in-de-ring’ en ‘uit-de-ring’ zijn, die – niet buitengewoon verrassend – als een soort strijdperk wordt gebruikt (metafoor voor de maatschappij?). Om en om proberen de dansers er vaste voet te krijgen, hun ritme te vinden, soms alleen, soms samen, maar altijd van korte duur en niet te dichtbij elkaar. Ontelbare pogingen worden ondernomen, maar ze lijken geen moment in staat om in harmonie met elkaar en de ruimte te zijn. De bewegingen van de dansers zijn vaak hortend en getrapt, met een sterke hang naar de vloer. Soms ook vrij organisch, maar dan wel met onnatuurlijk pauses en schokken. Er wordt af en toe gedanst in paren, in dat geval wel vaak in contrapunt tot elkaar. In een scène in het midden van de voorstelling is het enige echte ensemblestuk, wanneer de dansers als een soort cilindermotor één voor één liggend op de grond op het ritme omhoog springen en weer vallen, als vissen op het droge.
Tijdens de voorstelling wordt snel duidelijk dat de dansers zelf voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de live-soundtrack van de voorstelling. Vaak is een van de vier dansers (Phillip Fricke, Birgit Gunzl, Angela Müller en Nina Wollny) heimelijk of juist overduidelijk geluiden aan het produceren bij de speciaal aangebrachte microfoons. Deze geluiden vinden - eerst puur en daarna gemodificeerd - later onvermijdelijk hun weg terug in de soundtrack. Een op zichzelf interessant gegeven dat knap is uitgewerkt. Het levert af en toe mooie losse geluiden en sferen op. Nadeel is echter dat het na een tijd iets weg heeft van een trucje. Bovendien zijn interessante geluiden alleen niet genoeg om een interessante compositie te maken. Net als in de dans ontbrak hier een soort doorgaande lijn.

Als toeschouwer zoek je bij Pushing Air naar een lijn, een emotie, wat dan ook. Eerst hoopvol, later wanhopig. De enige constanten lijken echter het kale decor en de industriële soundscape te zijn. Het is geen moment mogelijk om mee te gaan in de beweging. Om op te gaan in de dans. Als je denkt een idee te hebben van een ritme, een thema of een choreografie, is ‘t al verdampt. De voorstelling is beklemmend en frustreert. Het commentaar van mijn Frans-Nederlandse gezelschap die avond was misschien nog het meest treffend: “Het kwam binnen in mijn ‘oofd, maar het ging nooit naar mijn ‘art.”

Rjean gezien 29/03/2007