KUNSTENFESTIVALDESARTS Back to Back Theatre - Food-Court
Het Kunstenfestivaldesarts opende dit weekend. In de wandelgangen is veel te doen over Food Court van Back to Back Theatre; van diegene die al geweest zijn komen verschillende geluiden; wie nog moet gaan is onverdeeld nieuwsgierig: Back to Back Theatre is een theatergroep uit Australië die bestaat uit zeven professionele acteurs met een mentale en/of lichamelijke beperking.
“(…) Niet vaak worden “zulke voorstellingen” (dit alleen al klinkt mij verkeerd in de oren maar de terminologie ontbreekt mij hier) binnen de professionele context van een kunstenfestival als deze geplaatst. De keuze voor de selectie ervan binnen de programmering van het KFDA is de grootste reden voor de nieuwsgierigheid van de andere professionelen uit de sector, die hier een groot deel van het publiek vormen. Het aangewezen zijn op woorden als ´zulke´ in de zoektocht naar een manier om de context waarin je de voorstelling zou kunnen lezen te benoemen, is denk ik precies waar de schoen knelt. Want waarom de categorie ´zulke´? Wat beschrijft dat? Ik weet het niet. In de context van het festival zou je Food Court volgens dezelfde criteria kunnen bekijken als de rest van het programma. De beoordeling en de positieve of negatieve kritiek op de voorstelling zou geuit worden zonder al te veel rekening te houden met wie er nu precies op de scène stond. Hoewel er dramaturgisch gezien een aantal knelpunten aan te wijzen zijn, laat de voorstelling wel degelijk een eerlijke vergelijking toe met ander werk dat het KFDA presenteert. Aan professionaliteit doen de voorstelling en haar spelers dus niet onder: De Back to Back acteurs hebben allemaal een vast contract waarbij ze ingeschaald worden volgens de normen die elke acteur in Australië aangaat. Ze werken voltijds, ze toeren en staan op grote internationale festivals.
Maar kunnen we de voorstelling puur bekijken op hierboven beschreven manier? Puur inhoudelijk als hedendaagse internationale performance of theatervoorstelling? Los van de in acht neming dat deze voorstelling gespeeld wordt door mentaal gehandicapten? Nee, ik denk niet dat wij dat kunnen. Ik denk dat het ´zulke´ onoverkomelijk meespeelt en veel vragen oproept: Wat betekent deze professionaliteit? Wat betekent het als deze voorstelling in deze context getoond wordt? Omwille van welke redenen is dit geprogrammeerd? Hoe kijk je hier naar?
In het nagesprek bij de voorstelling van 3 mei waar ik aanwezig was (…) geeft iemand uit het publiek aan een probleem te hebben met de manier waarop de regisseur met zijn acteurs omgaat. Hij is studeert aan Dasarts en werkt tevens met mentaal gehandicapten: toch vindt hij het presenteren van het werk op ´deze manier´ onjuist. Wat hij hiermee bedoelt blijft onduidelijk. Hij suggereert dat de regisseur zijn spelers manipuleert. ´Ze weten misschien wel wat ze zelf doen, maar weten ze ook wat jij doet? Je kunt ze niet mee op sleeptouw nemen de hele wereld over, dat is verkeerd.´ Opnieuw laat hij in het midden wat voor manipulaties dat dan zouden zijn. ´Hem ontbreekt blijkbaar ook de juiste terminologie. ´Ik ken “hen”.´ voegt hij er nog aan toe. De acteurs geven echter geen blijk van ´herkenning´. Ze fronzen hun wenkbrauwen. Ze voelen zich duidelijk ongemakkelijk in deze discussie die over hen gaat zonder dat het woord tot hen gericht wordt.
Waarom zou je ´hen´ niet als volwaardige mensen benaderen die professioneel met hun vak omgaan? Want daar gaat het verwijt uiteindelijk om. Naar mijn idee moeten we hen boven alles wel degelijk zo benaderen, bovendien is ´onze´ professionaliteit net zo relatief. ´Steeds vaker komt men tot valse vakmatigheid,´ schreef Toine Brulin in ´Naïef Theater´. Hij pleit voor een naïef theater, kunstenaars met een kinderlijke intuïtie wiens kracht ligt in hun eenduidigheid. ´ (…) Men zou wensen dat er in die sector onvolmaakte mannen en vrouwen opstonden om dit klimaat te lijf te gaan. (…) Ze zijn als kinderen die nog deel zijn van hun Umwelt.` Kinderen bescherm je, dat is vanzelfsprekend. De vergelijking gaat zeker niet volledig op, maar om ze door te trekken: je neemt kinderen ook mee op reis, je moedigt ze aan de kansen die ze krijgen aangereikt te benutten. Je houdt ze toch niet klein en wereldvreemd? Moeten deze mensen dan beter thuis blijven? Schijnbaar veilig? Als je de groep zo samen ziet straalt het er van af dat ze zich in wat ze doen en bij elkaar op hun gemak. De acteurs lijken zich thuis te voelen in hun beroep. Doorheen het gesprek wordt ook duidelijk dat het materiaal van de voorstelling grotendeels door henzelf is aangedragen. Niet wijst er op dat ze gemanipuleerd zouden zijn om dit op scène te brengen. (…). Bij gehandicapten die de kans krijgen hun persoonlijkheid te ontwikkelen en daarbij worden aangemoedigd, kunnen de emotionele, narratieve en symbolische krachten zich sterk en uitbundig ontwikkelen en leiden tot een (…) natuurlijk kunstenaarsschap. Dit schrijft Olivier Sacks in ´Rebecca´ uit De man die zijn vrouw voor een hoed hield´, een case studie over een geestelijk gehandicapt meisje die de wereld niet kan ordenen volgens schematische wijze. Zij kan de wereld wel volgens een narratieve (of dramatische) wijze ordenen; aan de hand van verhalen en poëzie. Door te dansen kan Rebecca haar anders zo ongecoördineerde bewegingen ordenen. (Pas nu begrijp ik waarom een van de Back to Back actrices, een meisje dat hinkt, als ze danst in de voorstelling plotseling zo mooi is.) ´Bij (theater) is er nog meer, vervolgt Sacks, daar heb je de kracht van de rol – zolang deze duurt – om ordening te brengen in de gehele persoonlijkheid.´
Het ´hen´ in ´ik ken hen´ van de toeschouwer valt in dezelfde categorie als ´zulke´ in ´zulke voorstellingen´. Voorop staat dat het ´hen´ zou moeten slaan op: volwaardige mensen die professioneel met hun vak omgaan. Bij het kijken van een voorstelling die gespeeld wordt door mentaal gehandicapten vind ik dat we op twee niveaus moeten kijken: enerzijds als naar die professionele voorstelling die meedraait in het internationale festival circuit, inclusief alle mogelijke kritiek die je er vanuit die context op kan hebben. Anderzijds moeten we het onvermijdelijke ´zulke´ in acht nemen en in onze eindbeoordeling het feit dat de spelers en makers van deze voorstelling mentaal gehandicapt zijn, incalculeren. Echter niet als goedprater, want wie zijn wij om enkel op hun tekortkomingen te focussen; op lichamelijke en cognitieve ´mislukkingen´? ´Onze tests (…) zijn belachelijk ontoereikend. Ze laten ons alleen tekorten zien (…) terwijl we behoefte hebben aan muziek, vertelling en spel, realiseert Sacks zich immers in zijn verhaal over Rebecca.
In Food Court reflecteren ´de Rebecca´s van deze wereld´ hoe de wereld op hen overkomt. Ze plegen daarbij geen censuur en dat is hun kwaliteit. ´Ze signaleren duidelijk naar buiten wat er in die Umwelt aan de gang is, en dit met een onbeschaamde onbekwaamheid.´ vervolgt Toine Brulin. De directheid waarmee Back to Back een thema behandelt waar wij liever onze ogen voor sluiten, werkt omdat diegene die de spiegel vasthouden door onszelf ´buiten´ de maatschappij gezet zijn. We weten allemaal dat je van buitenaf een beter beeld hebt.. Ze zijn de ´nar´ die altijd - hoewel hij de muts van de gek draagt – de waarheid spreekt. Met ´gewone´ acteurs (weer zo´n term) zou deze voorstelling slecht zijn: te plat. Nu voelen we ons echter ongemakkelijk, terecht gewezen misschien. Dit op zijn beurt wordt versterkt door het probleem dat we niet weten of we de acteurs als onze gelijke moeten zien of dat het toch ´aapjes kijken´ blijft… Want wie doet nu wie na? Wie kijkt naar wie? Voor ´hen´ zijn wij immers de ´hen´ en de ´zulke´.
´In twee boven elkaar getekende cirkels met twee streepjes voor de armen en twee voor de benen herkent iedereen onmiddellijk zichzelf. (…)´ (Brulin)
Afstudeerregie Annelies van Hullebusch; klein pareltje
Vier tafels vooraan op het podium, in een vierkant met in het midden een gat, vormen de speelvloer van Sofie. Ze vertelt het verhaal van haar moeder Jacqueline - die haar bij een zeeman verwekte - van diens moeder Monique, van haar moeder Cobie, van Cecile, van Suzanne…enz. Boven het gat en de tafels een installatie: aan katrolletjes hangen rondom stenen aan touwtjes. Als Sofie een voor een deze ´ankertjes´ licht, verschijnt voor elke vrouw in dit verhaal over generaties, een treffend object. De ene oermoeder werd ontmaagd in het bos door haar oom (een broccoli met een pijl erdoor), een ander ging het klooster in maar werd toch zwanger.. (de nonnen geloofden niet dat ze Gods vrucht droeg..), een derde werd op haar veertigste pas verliefd; de zeventigjarige vader verloor op de vooravond van de geboorte het leven (een infuus).. Als ze rondom het verhaal vertelt heeft, hangt er een stamboom waarbij we ons bij elk object een verhaal kunnen herinneren..
De stamboom heeft, via een lijn op de theatervloer, een extra vertakking naar achter in de zaal waar het lichaam van de moeder (een onthoofde paspop waarin soms licht opgloeit) opgebaart ligt. Omdat de moeder al tot leven wordt gewekt in het verhaal – en vervolgens weer sterft: het ongeluk bij de ophaalbrug waarbij ze haar nek breekt, de rouwstoet daarna enz. lijkt het lijk daar achterin de zaal los te staan van het geheel op de tafels voor ons. Voor de herinnering aan Jacqueline is de pop overbodig.
Het verhaal van Jacqueline wordt gestart met haar dood en eindigt bij de geboorte van Sofie zelf. Rechtsachter op de tafel; het dorpje in kleine papieren huisjes, compleet met kerkje. Zonder overdrijving, maar met treffende typering vertelt en speelt Sofie van de dorpsgenoten en de begrafenis. Hoe de vrouwen in het breiwinkeltje van haar moeder de-bibber-uit-hun-lijf gingen zitten breien. Uit het, nu van binnenuit verlichtte kerkje, haalt ze het draagbaartje met een moeder van papier, uit een huisje een pakje lucifers en hop.. de crematie is een feit. Het beeld is prachtig direct; werkt omdat ze zonder ruis of poespas is. Links voorop haar podium heeft Sofie een microfoon en een voetenpaneel waarmee ze haar stem kan opnemen en weer afspelen. Klein mompelen, neuriën, zingen, hijgen of schreeuwen, wordt kort opgenomen en in herhaling een persoonlijke soundtrack.
Annelies van Hullebusch, die dit jaar afstudeert aan de Performance opleiding in Maastricht, en Sofie Palmers, die daar als actrice afstudeert, bundelen hier samen hun krachten. Annelies komt vanachter haar ´knutseltafel´: ze houdt van verhalen, het verdriet van de kleine mens, van ambacht (de vissers, het breien..) - en de vertaling ervan naar het theater is in eerste instantie in beelden. Op zeer eigen wijze creëerde ze de installatie, de huisjes,.. de vrouwen moesten voor haar in eerste instantie in die objecten en de stamboom vorm krijgen. Daarnaast schreef ze samen met Sofie de tekst. Ze vertrekt daarbij graag vanuit zichzelf, eigen namen - geboortedata misschien, waardoor je zou kunnen twijfelen of ze Sofie nu haar eigen verhaal laat vertellen of niet. Dit is niet het geval, de vrouwen, de zee, de vissers en het breiwinkeltje kregen stuk voor stuk gestalte in haar fantasie. De tekst is recht door zee, bij vlagen poëtisch en waar het moet: in West-Vlaams dialect. Hilarisch, vooral omdat Sofie het zo trefzeker weet neer te zetten. Een mooie actrice, die weet te ontroeren. Haar spel zit in nuances: Grote gebaren zou het stuk ook niet verdragen, want hoewel de voorstelling klopt, is ze ook fragiel. Achteraf heb je het gevoel alsof iemand je een verhaal heeft voorgelezen, een droom die alweer vervlogen is.. en dat is ook goed. Sorry dat ge t zo te weten moet komen maar beter nu dan ooit.. is niet pretentieus en wil niet wakker schudden of boodschappen overbrengen.. Ergens aan zee hebben deze dames aan een oester staan wrikken en uiteindelijk, dan toch; een klein pareltje gevonden…
Nienke Scholts
Gezien: Première 20 april 2009, STUK Leuven. Vanavond 21 april, de tweede voorstelling. Speellijst..? = Nodigt haar uit!
Regie en tekst Annelies Van Hullebusch Spel en tekst Sofie Palmers Kostuumvormgeving Nikè Moens Coach Jo Jochems Productie www.fabuleus.be Coproductie kunstencentrum STUK vzw
Het vertellen van universele verhalen
Nienke Scholts, 19 maart 2009
Bruggen slaan ´Het gaat meer om de beweging dan om het resultaat´, zegt Jessa Wildemeersch, een Vlaamse actrice die naar Amerika verhuisde en waar ze twee jaar geleden Kevin Doyle ontmoette. Zo maakte ze kennis met de New Yorkse theatergroep Sponsored by Nobody, die hij in 2005 oprichtte. Ze beschrijft dit ´ontwortelen´ als de noodzaak om op een andere plek opnieuw te kunnen beginnen: ´Het gaat om de ontmoetingen onderweg en hoe die jou veranderen. Het als een spons opzuigen van een andere cultuur en tegelijk de mogelijkheid om vanuit een ander perspectief te kijken naar dat wat je gewend was. Die beweging gaat over het aftasten van grenzen, de weigering ze te accepteren om ze vervolgens te overschrijden. Wat zijn mijn middelen en hoe kan ik bruggen slaan en zo de dialoog verrijken´ In de repetitieruimte bij Sponsored by Nobody vond ze de ruimte en de mensen om die dialoog voort te zetten – en later een brug terug naar België te slaan. In februari kwam de groep naar Antwerpen om hun voorstelling W.M.D. (JUST THE LOW POINTS) af te ronden. Ze hadden er op dat moment al drie jaar met tussenpozen aan gewerkt. Het ´The Game is Up´ festival in de Vooruit (Gent) had nog geen twee weken geleden de wereldpremière, waarna een kleine tour volgde langs Braakland/Zhe Bilding (Leuven), de Beursschouwburg (Brussel), de Monty (Antwerpen) en tot slot de Balie (Amsterdam).
Sponsored by Belgium Dat een theatergroep uit New York in België en Nederland een kleine tour doet is niets bijzonders. Mobiliteit en het daarbij behorende ´ontplaatsen´ dat ook Jessa Wildemeersch beschrijft, is mede als gevolg van de globalisering die de wereld laat inkrimpen tot een enkele plek, verworden tot een tweede natuur. Artiesten in het bijzonder zijn, altijd al nomaden geweest, rondreizend, op zoek naar nieuwe plaatsen om hun verhalen te vertellen. Het proberen te raken aan het universele van een verhaal, bij het hervertellen ervan aan een ander publiek, is daarbij nog altijd essentieel. Dat geld ook voor Sponsored by Nobody. Toch heeft dat hedendaagse nomadenleven ook andere dan alleen traditionele redenen. Dat een voorstelling over de oorlog tussen Amerika en Irak uiteindelijk grotendeels dankzij de middelen van Vlaams/Nederlandse coproducenten (financiën, repetitie –en speelruimte) kan worden afgerond en in Gent haar wereldpremière beleeft, is namelijk opmerkelijk. Deze pragmatische reden komt voort uit een beweging waarbij het financiële en het artistieke keerzijden van dezelfde medaille zijn. Het maken van een voorstelling op verschillende locaties, ofwel ´nomadisch creëren´, heeft vaak als reden dat je daar gaat, waar het geld gaat. De middelen die voorhanden zijn bepalen vervolgens de structuur van het werkproces. Geen afgebakende tijd op een vaste plek, maar een opsplitsing daarvan in verschillende locaties en periodes waarin gewerkt kon worden. Voor Sponsored by Nobody betekende die periodes ook dat er meer tijd was voor de ontwikkeling van de voorstelling en boden de tussenpozen ruimte voor reflectie. Als ´locatie´ niet meer een en dezelfde is, maar als gevolg van dit nomadisch creëren steeds een andere is, wat heeft dat dan voor artistieke consequenties? Het leidt onder andere tot een voorstellingsstructuur die toelaat dat bepaalde aspecten fluïde en veranderbaar zijn.
Het hedendaagse aspect van het nomadische is sterk met het virtuele aspect van reizen verbonden. Dit heeft een logische tegenreactie tot gevolg: de drang naar tastbaarheid, fysieke ontmoetingen en directe uitwisselingen. Dit gold ook voor Sponsored by Nobody. De tweede reden voor de reis naar België was voor de groep de mogelijkheid tot zo´n directe uitwisseling. Tijdens het werkproces ontstond namelijk de behoefte naar het werken met iemand die de oorlog in Irak had meegemaakt. Die zoektocht wierp in Amerika geen vruchten af en werd daarbuiten voortgezet. Uiteindelijk vonden ze Mokhallad Rasem, in Antwerpen. Omdat hij vooralsnog niet tot Amerika wordt toegelaten, wisselden ze via e-mail alvast gedachten met de Irakese acteur uit. Door de fysieke afwezigheid van Mokhalled, bleef de groep een stuk context missen. Dus kwam Sponsored by Nobody vorige maand naar Antwerpen om drie weken met Mokhalled te kunnen werken. Het ´beeld van de Irakees´ dat ze al die tijd gehad hadden, werd vervangen door de ´tastbare Irakees´. Jessa: “Die verschuiving en het kunnen voeren van een directe dialoog, zorgde voor een extra houvast.”
WMD – just the low points W.M.D. (JUST THE LOW POINTS) verwijst naar het rapport van de ´Carnegie Endowment For International Peace´ dat uitkwam op 8 januari 2004. Het resultaat van een onderzoek naar de aanwezigheid van massavernietigingswapens (W.M.D = Wapons of Mass Destruction) in Irak. Het rapport wijst voornamelijk op het tegendeel. Hoewel hier het nieuws op dezelfde dag in de krant staat, zwijgt de Amerikaanse pers. Dit stilzwijgen, het rapport zelf en vooral wat er die dag wel gebeurde en in kranten, tijdschriften en hitlijsten stond, vormt het uitgangspunt van de voorstelling. De vorm van de voorstelling verwijst duidelijk naar LSD (JUST THE HIGH POINTS) een voorstelling van The Wooster Group uit 1984 waarvan Kevin Doyle op 8 januari 2004 een video-opname zag. Hij raakt er door gefascineerd. De typische enscenering met de lange tafel kadert achteraf voor hem de gebeurtenissen van die dag – en om die reden ook de vorm van deze voorstelling. Kenmerkend aan de Wooster Group stijl is de afwisseling tussen het zogenaamde ´reading´ en ´dancing´ (tekstuele en fysieke uitingen). W.M.D. (JUST THE LOW POINTS) is gesitueerd als persconferentie (reading) waarbij gezamenlijk het WMD rapport voorgelezen zal worden. Dit mondt al snel uit in totale chaos (´dancing´) waarbij iedereen vooral op zichzelf gefocust is. Zoals het rapport in de Amerikaanse pers amper aandacht kreeg, zo komen de deelnemers van de persconferentie bij het voorlezen ervan niet verder dan halverwege het voorwoord. Ze onderbreken zichzelf en elkaar met citaten uit boeken. Deze ´belezenheid´ staat in contrast met de ´orgie´ aan beeld en geluid die de persconferentie begint te domineren: losse zinnen uit kranten en tijdschriften, foto´s en reclames, kreten, dansjes, collegiale onderonsjes, pruiken, brillen en T-shirts met opdruk.
.“I could be anybody, I could do anything.” De vraag naar de actuele waarde van de voorstelling, we zijn immers vijf jaar na 2004, en de relevantie van het tonen ervan in België en Nederland, ligt voor de hand, maar vraagt om nuancering Hoewel W.D.M. (JUST THE LOW POINTS) vanuit een specifiek gegeven start, overstijgt de inhoud wel de gebeurtenissen van 8 januari 2004, die als een overvolle collage aan informatie aan het publiek worden gepresenteerd. Het plaats vraagtekens bij de manier waarop informatiestromen gestuurd, verwerkt en ontvangen worden. Onze belezenheid (reading) - sterk verbeeld in ´de hoed van kennis´, een stapel opengeslagen boeken op het hoofd van de Vlaamse actrice - verdwijnt. In plaats daarvan is de fragmentarische manier waarmee onze aandacht gevraagd en soms kort gevestigd wordt onderdeel van onze dagelijkse routine (dancing). Wat zijn de consequenties daarvan? In hoeverre zijn we zelf verantwoordelijk voor onze onwetendheid en passiviteit? Mukhalled is in dit verhaal het grootste slachtoffer van dat systeem. De communicatieproblemen tussen de Amerikanen en de Irakees uit het repetitieproces wordt hier doorgetrokken. Niet alleen de afstand maar ook de taal, Mukhalled spreekt geen engels, vormde obstakels. In de eerste helft is hij fysiek naar het zijtoneel verbannen. Hij zit op een stoel met een camera voor zijn neus. Op televisieschermen vooraan op het podium verschijnt zijn gezicht. Vanachter zijn camera probeert de Irakees, die als enige wel zijn verantwoordelijkheid schijnt te willen nemen, steeds wat te zeggen. Als hij al de ruimte krijgt om een zin in te zetten, komen er enkel klanken uit zijn mond. De taal ontbreekt hem, de communicatie komt niet tot stand.
Na het sterke begin had ik als kijker moeite met de snelle omslag naar de chaos van individuele belangen. Onduidelijk bleef vaak de motivatie van fysieke handelingen – die vooral puur vormelijk gestuurd leken. Natuurlijk wordt je bewust aangesproken op jouw eigen omgang met het informatiesysteem: waar gaat je aandacht naartoe? Daarin echter communiceerde de voorstelling toch te weinig. Doyle blijft te trouw aan zijn fascinatie. Waar hij inhoudelijk kritisch wil zijn, verzuimt hij de (geleende en vijfentwintig jaar oude) vorm te bevragen en ook daarmee een dialoog aan te gaan. Mijn focus verschoof op den duur namelijk niet meer, maar verslapte. Als de acteurs stuk voor stuk hun persoonlijke antwoord geven op de vraag wat zij 8 januari 2004 deden – en ze allemaal op een punt in hun leven bleken te staan dat ze toe waren aan verandering – ´landt´ het geheel voor mij weer. De laatste eindigt met het voor ons wat pathetische en iets te moralistische maar oh zo Amerikaanse: “I could be anybody, I could do anything.”
Ook al raakt het verhaal dat Sponsored by Nobody vertelt inhoudelijk aan een universele ontwikkeling – het is ons al bekend. Het is zelfs al veel ouder dan de vijf jaar de we inmiddels verwijdert zijn van 8 januari 2004. Universeel is de verantwoordelijkheid van het individu – het ligt besloten in die laatste zin en geldt voor elke toeschouwer, waar dan ook. De urgentie echter om dit verhaal te vertellen en de dialoog op gang te brengen, is niet universeel, maar localiseerd zich in Amerika zelf - in de thuisbasis.
Gezien: dinsdag 17 maart, Monty Antwerpen Te zien: zaterdag 21 maart, deBalie Amsterdam
Gustav Mahler beschreef ooit een zangwedstrijd tussen de nachtegaal en de koekoek waarbij de ezel scheidsrechter was. Tegen alle verwachtingen in verkoos hij de koekoek boven de nachtegaal. De ezel, die immers enkel zijn eigen iaa gewend was, begreep veel meer van het koekoek van de koekoek dan van de versierde melodieën van de nachtegaal.
Zo begrijpen en delen wij de wereld in aan de hand van de taal die ons ter beschikking staat.
Lucas Vandervorst is de ezel die de koekoek verkiest – hij draagt zijn oren. Zoals koekoekseieren in verschillende nesten worden uitgebroed – broedt hij steeds op een andere plek (broekzak, oksel, jaszak) een koekoeksei uit. Geboren worden teksten van: Virginia Woolf, Kafka (de kever), T.S. Eliot, Marcel Proust (de Madeleine), Paul van Ostaijen en James Joyce. Dit proza en de poëtische taal worden afgewisseld met filosofieën van Wittgenstein die de logica achter die taal probeert te vatten. (“Waarover men niet spreken kan, kan men beter zwijgen.”) Taal komt gelijk aan wereldbeeld te staan.
Lucas staat alleen in een veld van klaprozen voor een rode horizon. Links langs het veldje staan ventilatoren die suggereren dat het straks zal gaan waaien – ze blijven echter stil. Vergeten? Een klein spel der verwachting? Of dat alles wat je in taal probeert te vangen weer weg waait? Net als wat Wittgenstein zegt, dat je zijn traktaat kunt gebruiken om tot boven de taal te klimmen, maar het dan als een ladder moet wegschoppen?
Het rood komt terug in de vraag naar het woord voor rood. Rood? En hoe ze natuurlijk enkel rood kan zijn naast, geel en blauw enz. “De stilzwijgende afspraken die we hebben om te kunnen communiceren zijn zeer complex… Waarom bestaan er uitdrukkingen als ´als het ware´ ?”
De acteur komt weinig van zijn plaats, brengt zijn tekst met een tikkeltje melancholie en humor (emoties die we zoals hij later, naar Wittgenstein, zegt pas als we ons aan de randen van onze (persoonlijke) ruimte bevinden, zullen tegenkomen..)
De ironie past bij de manier waarop het proberen de logica van taal in taal uit te drukken je erin doet verstrikken – omdat het eigenlijk om een andere taal vraagt. (Het zwijgen wellicht). Zijn sporadische ´gekheid´ past de ezel dus wel als hij in het begin rare sprongen – een dansje – maakt. Verder staat hij stil in zijn veld en broedt op andermans eitjes – en de filosofie van Wittgenstein.
De vorm is simpel en blijft in de loop van de voorstelling gelijk. Hoewel de theatrale code eenvoudig is, is ze effectief. Het onderscheid tussen de verschillende citaten wordt in -of uit geleidt door de roep van een koekoek, Vandervorst die het eitje schud en de auteur noemt van wie hij net iets heeft geciteerd. Eenvoudig te ´lezen´ dus – een voorstelling die Wittgenstein, zij het in de basis (!), begrijpelijk maakt.
(Er waren tamelijk veel filosofen onder het publiek, die het natuurlijk maar een beginners les in de filosofie vonden – en iemand was ook van mening dat de citaten te weinig diepgang boden. Hij had waarschijnlijk de nachtegaal verkozen..)
Bovendien laat de vorm van de voorstelling veel ruimte voor eigen associaties – ik moest veel aan Beckett denken die taal van zijn betekenis probeert te ontdoen, aan JeanPaul Van Bendigem die tijdens een lezing zei: “Probeer maar een halve dag alles letterlijk te nemen en spreek enkel in letterlijke bewoordingen. Je zult zien dat het onmogelijk is en je erg eenzaam achterblijft..” De kever van Kafka blijft me ook sterk bij.
Zo kan iedereen ezel zijn en op basis van het iaa dat hij het beste kent, zijn eigen scheidsrechter spelen.
Nienke Scholts. Gezien 17 febr 2009, Bourla Antwerpen. Grote Zaal. Première – en voorlopig enige uitvoering.
KUNSTENFESTIVALDESARTS Back to Back Theatre - Food-Court
Het Kunstenfestivaldesarts opende dit weekend. In de wandelgangen is veel te doen over Food Court van Back to Back Theatre; van diegene die al geweest zijn komen verschillende geluiden; wie nog moet gaan is onverdeeld nieuwsgierig: Back to Back Theatre is een theatergroep uit Australië die bestaat uit zeven professionele acteurs met een mentale en/of lichamelijke beperking.
“(…) Niet vaak worden “zulke voorstellingen” (dit alleen al klinkt mij verkeerd in de oren maar de terminologie ontbreekt mij hier) binnen de professionele context van een kunstenfestival als deze geplaatst. De keuze voor de selectie ervan binnen de programmering van het KFDA is de grootste reden voor de nieuwsgierigheid van de andere professionelen uit de sector, die hier een groot deel van het publiek vormen. Het aangewezen zijn op woorden als ´zulke´ in de zoektocht naar een manier om de context waarin je de voorstelling zou kunnen lezen te benoemen, is denk ik precies waar de schoen knelt. Want waarom de categorie ´zulke´? Wat beschrijft dat? Ik weet het niet. In de context van het festival zou je Food Court volgens dezelfde criteria kunnen bekijken als de rest van het programma. De beoordeling en de positieve of negatieve kritiek op de voorstelling zou geuit worden zonder al te veel rekening te houden met wie er nu precies op de scène stond. Hoewel er dramaturgisch gezien een aantal knelpunten aan te wijzen zijn, laat de voorstelling wel degelijk een eerlijke vergelijking toe met ander werk dat het KFDA presenteert. Aan professionaliteit doen de voorstelling en haar spelers dus niet onder: De Back to Back acteurs hebben allemaal een vast contract waarbij ze ingeschaald worden volgens de normen die elke acteur in Australië aangaat. Ze werken voltijds, ze toeren en staan op grote internationale festivals.
Maar kunnen we de voorstelling puur bekijken op hierboven beschreven manier? Puur inhoudelijk als hedendaagse internationale performance of theatervoorstelling? Los van de in acht neming dat deze voorstelling gespeeld wordt door mentaal gehandicapten? Nee, ik denk niet dat wij dat kunnen. Ik denk dat het ´zulke´ onoverkomelijk meespeelt en veel vragen oproept: Wat betekent deze professionaliteit? Wat betekent het als deze voorstelling in deze context getoond wordt? Omwille van welke redenen is dit geprogrammeerd? Hoe kijk je hier naar?
In het nagesprek bij de voorstelling van 3 mei waar ik aanwezig was (…) geeft iemand uit het publiek aan een probleem te hebben met de manier waarop de regisseur met zijn acteurs omgaat. Hij is studeert aan Dasarts en werkt tevens met mentaal gehandicapten: toch vindt hij het presenteren van het werk op ´deze manier´ onjuist. Wat hij hiermee bedoelt blijft onduidelijk. Hij suggereert dat de regisseur zijn spelers manipuleert. ´Ze weten misschien wel wat ze zelf doen, maar weten ze ook wat jij doet? Je kunt ze niet mee op sleeptouw nemen de hele wereld over, dat is verkeerd.´ Opnieuw laat hij in het midden wat voor manipulaties dat dan zouden zijn. ´Hem ontbreekt blijkbaar ook de juiste terminologie. ´Ik ken “hen”.´ voegt hij er nog aan toe. De acteurs geven echter geen blijk van ´herkenning´. Ze fronzen hun wenkbrauwen. Ze voelen zich duidelijk ongemakkelijk in deze discussie die over hen gaat zonder dat het woord tot hen gericht wordt.
Waarom zou je ´hen´ niet als volwaardige mensen benaderen die professioneel met hun vak omgaan? Want daar gaat het verwijt uiteindelijk om. Naar mijn idee moeten we hen boven alles wel degelijk zo benaderen, bovendien is ´onze´ professionaliteit net zo relatief. ´Steeds vaker komt men tot valse vakmatigheid,´ schreef Toine Brulin in ´Naïef Theater´. Hij pleit voor een naïef theater, kunstenaars met een kinderlijke intuïtie wiens kracht ligt in hun eenduidigheid. ´ (…) Men zou wensen dat er in die sector onvolmaakte mannen en vrouwen opstonden om dit klimaat te lijf te gaan. (…) Ze zijn als kinderen die nog deel zijn van hun Umwelt.` Kinderen bescherm je, dat is vanzelfsprekend. De vergelijking gaat zeker niet volledig op, maar om ze door te trekken: je neemt kinderen ook mee op reis, je moedigt ze aan de kansen die ze krijgen aangereikt te benutten. Je houdt ze toch niet klein en wereldvreemd? Moeten deze mensen dan beter thuis blijven? Schijnbaar veilig? Als je de groep zo samen ziet straalt het er van af dat ze zich in wat ze doen en bij elkaar op hun gemak. De acteurs lijken zich thuis te voelen in hun beroep. Doorheen het gesprek wordt ook duidelijk dat het materiaal van de voorstelling grotendeels door henzelf is aangedragen. Niet wijst er op dat ze gemanipuleerd zouden zijn om dit op scène te brengen. (…). Bij gehandicapten die de kans krijgen hun persoonlijkheid te ontwikkelen en daarbij worden aangemoedigd, kunnen de emotionele, narratieve en symbolische krachten zich sterk en uitbundig ontwikkelen en leiden tot een (…) natuurlijk kunstenaarsschap. Dit schrijft Olivier Sacks in ´Rebecca´ uit De man die zijn vrouw voor een hoed hield´, een case studie over een geestelijk gehandicapt meisje die de wereld niet kan ordenen volgens schematische wijze. Zij kan de wereld wel volgens een narratieve (of dramatische) wijze ordenen; aan de hand van verhalen en poëzie. Door te dansen kan Rebecca haar anders zo ongecoördineerde bewegingen ordenen. (Pas nu begrijp ik waarom een van de Back to Back actrices, een meisje dat hinkt, als ze danst in de voorstelling plotseling zo mooi is.) ´Bij (theater) is er nog meer, vervolgt Sacks, daar heb je de kracht van de rol – zolang deze duurt – om ordening te brengen in de gehele persoonlijkheid.´
Het ´hen´ in ´ik ken hen´ van de toeschouwer valt in dezelfde categorie als ´zulke´ in ´zulke voorstellingen´. Voorop staat dat het ´hen´ zou moeten slaan op: volwaardige mensen die professioneel met hun vak omgaan. Bij het kijken van een voorstelling die gespeeld wordt door mentaal gehandicapten vind ik dat we op twee niveaus moeten kijken: enerzijds als naar die professionele voorstelling die meedraait in het internationale festival circuit, inclusief alle mogelijke kritiek die je er vanuit die context op kan hebben. Anderzijds moeten we het onvermijdelijke ´zulke´ in acht nemen en in onze eindbeoordeling het feit dat de spelers en makers van deze voorstelling mentaal gehandicapt zijn, incalculeren. Echter niet als goedprater, want wie zijn wij om enkel op hun tekortkomingen te focussen; op lichamelijke en cognitieve ´mislukkingen´? ´Onze tests (…) zijn belachelijk ontoereikend. Ze laten ons alleen tekorten zien (…) terwijl we behoefte hebben aan muziek, vertelling en spel, realiseert Sacks zich immers in zijn verhaal over Rebecca.
In Food Court reflecteren ´de Rebecca´s van deze wereld´ hoe de wereld op hen overkomt. Ze plegen daarbij geen censuur en dat is hun kwaliteit. ´Ze signaleren duidelijk naar buiten wat er in die Umwelt aan de gang is, en dit met een onbeschaamde onbekwaamheid.´ vervolgt Toine Brulin. De directheid waarmee Back to Back een thema behandelt waar wij liever onze ogen voor sluiten, werkt omdat diegene die de spiegel vasthouden door onszelf ´buiten´ de maatschappij gezet zijn. We weten allemaal dat je van buitenaf een beter beeld hebt.. Ze zijn de ´nar´ die altijd - hoewel hij de muts van de gek draagt – de waarheid spreekt. Met ´gewone´ acteurs (weer zo´n term) zou deze voorstelling slecht zijn: te plat. Nu voelen we ons echter ongemakkelijk, terecht gewezen misschien. Dit op zijn beurt wordt versterkt door het probleem dat we niet weten of we de acteurs als onze gelijke moeten zien of dat het toch ´aapjes kijken´ blijft… Want wie doet nu wie na? Wie kijkt naar wie? Voor ´hen´ zijn wij immers de ´hen´ en de ´zulke´.
´In twee boven elkaar getekende cirkels met twee streepjes voor de armen en twee voor de benen herkent iedereen onmiddellijk zichzelf. (…)´ (Brulin)