Mijn god wat een pretentie. “Onze eeuw is moe en verlangt naar zijn einde,” lees ik in de flyer. De kleinkunstacademie blikt terug op een eeuw muziek. “Het lied als de verbeelding van het verlangen, de liefde en troost, het verdriet, het verlies, de weemoed, de relativering.” Ja, ja. Daar zie ik in de voorstelling maar weinig van terug. Het armoedige en rommelige verhaaltje over fin-de-siecle pessimisme is toch vooral een excuus om mooi te zingen en te dansen. En dat kunnen ze, die kleinkunstenaars, voor al dat talent kan ik alleen maar heel diep buigen. Het is heel jammer dat de tekstschrijvers de twintigste eeuw noet echt hebben durven aan te pakken, waar is de tweede wereldoorlog, waar is de punk, waar is de house. Waarom alleen het mooie laten zien en niet het lelijke? Al deze gedachten had ik natuurlijk niet gehad als ik die vermaledijde flyer niet had gelezen, dan had ik de voorstelling kunnen zien voor wat ie is, een groot muziekfeest.