Urbi et Orbi klinkt pauselijk en is toch bescheiden. ‘t Gaat over de queeste en vriendschap van twee monniken. Niks voor antispirituele papenvreters, zou je zeggen. En de regisseur zei onlangs nog op TV dat je naar toneel gaat voor de dialogen, terwijl we het hier vrijwel alleen met lichaamstaal moeten doen. Hoe slaagt die verdomde René van ‘t Hof er dan toch telkens weer in me in zijn ban te krijgen? Want dat doet-ie. Samen met Loek Beumer laat hij een subtiel, eenvoudig maar veelbetekenend optreden zien. Door zijn verbazende en verbaasde gezicht en expressie in elke spier en bij elke beweging. Meer dan genoeg voor een bundel mooie verhalen in mijn hoofd. En dan te bedenken dat ditmaal niet eens helemáál de top wordt gehaald.
Ik wist niet wat ik moest verwachten. Ik had nog nooit wat van ze gezien. Maar toen ik eenmaal aan het niet praten van de acteurs gewend was, ging er een wereld voor me open.
Theater behoort een kijkje te geven in het leven van mensen. En in deze voorstelling zijn dat twee monniken.
In het klooster heerst rust en bezinning. Hierdoor wordt er ook niet gesproken, behalve dan de nogal onzinnige gesprekjes in de biechtstoel, die gek genoeg toch een spanning weten te creëren.
Een heel ruim uur komen er prachtige beelden voor je ogen voorbij. Ontroerend als de monniken bezig zijn met hun eigen hobby. Lachwekkend als ze achter elkaar aan zitten of ruzie maken over het eten. En helemaal geweldig, wanneer de monniken in bed liggen als Jezus aan het kruis.
Deze voorstelling heeft mij erg geboeid, maar ik bezef wel dat het erg saai kan zijn als je er niet voor open staat.