Vijftig levensgrote poppen op het podium. Zwarte. Met hedendaagse kleren aan. De bedoeling, zo lees ik in het programmaboekje, is dat die poppen een relatie aangaan met zichzelf en met de spelers, dat ze een dreigende aanwezigheid vormen. De spelers staan er vlak bij, dus wie weet, misschien ervaren die zo’n relatie. Maar ik, vanaf mijn plaats in de zaal, merk daar niet veel van, ik vind die aangeklede etalagepoppen vooral in de weg staan en niet echt iets toevoegen.
Ondertussen zet Gijs Scholten van Aschat al meteen aan het begin van de voorstelling de wegens zijn relatie met een studente in opspraak geraakte professor perfect neer. Al na een paar minuten voel ik een lichte antipathie opkomen tegen die man. Precies het gevoel dat me bekroop toen ik de roman las. Heel sterk geacteerd.
Bewerker Josse De Pauw heeft ruim gebruik gemaakt van de monoloog interieur, Scholten van Aschat is dus bijna voortdurend aan het woord. Hij draagt de voorstelling, want hij vertelt het verhaal. En hij doet dat heel goed.
Maar toch, mijn verwachtingen waren heel hoog gespannen, de vorige regie van Luk Perceval die ik zag, Hamlet van het Thalia Theater Hamburg, een rigoureuze bewerking in een gewaagde enscenering, vond ik prachtig. Coetzee’s In ongenade is een indringende en aangrijpende roman. En dat indringende verhaal wordt op het podium adequaat verteld. Maar niet meer dan dat. Ik had door die fantastische Hamlet meer van deze regisseur verwacht. Dus ik ben een beetje teleurgesteld.