Twee stukken over actrices en over toneel. En over emoties. Gebaseerd op een tv script en een film van Ingmar Bergman. In Na de repetitie zit regisseur Hendrik Vogler op een avond in de repetitieruimte. Hij praat met Anna, een jonge actrice, over Droomspel van Strindberg. Ze speelt toneel, en af en toe speelt ze met hem. Als ze dat doet, vergelijkt hij haar met haar moeder.
Anna (Karina Smulders) licht hysterisch: ‘Mijn moeder was een hysterica.’
De regisseur (Gijs Scholten van Aschat): ‘Jij niet.’
Het spel tussen Scholten van Aschat en Smulders is vakkundig, maar ik zit er onaangedaan naar te kijken. Pas als Marieke Heebink als de depressieve, licht aangeschoten overleden moeder op het toneel verschijnt, wordt het anders. Wat doet die het goed! Die weet echt te raken.
Bergman’s film Persona uit 1966, over personages die met elkaar versmelten, heeft iets magisch. Het is een film die ook bij een tweede of derde keer zien vraagtekens blijft oproepen. Genoeg vraagtekens. Toch voegt Van Hove er aan het begin van het verhaal nog een paar aan toe. Waarom? Waarom ligt de actrice die besloten heeft niet meer te praten naakt op haar ziekenhuisbed? Waarom is ze verkrampt? Waarom zijn haar aders blauw bijgetekend?
Afgezien van dat begin met dat naakte verkrampte lichaam volgt hij Bergman’s film juist wel heel nauwgezet. Vreemd.
Net als in Na de repetitie voor de pauze speelt Marieke Heebink ook na de pauze in Persona een kwetsbare en gekwetste actrice. En ook nu doet ze dat fantastisch. Vooral de manier waarop ze, na al dat zwijgen, voor het eerst emoties laat zien, aan het slot als het over haar zoon gaat, is heel indrukwekkend.