Regisseur Karina Kroft bewerkte het filmscenario van Marguerite Duras tot een monoloog voor Johanna ter Steege. Het is veertien jaar na de bom. In Hiroshima heeft een Franse vrouw een liefde van één nacht en één dag met een Japanse architect. Die toevallige ontmoeting triggert bij haar herinneringen aan haar jeugdliefde in het bezette Frankrijk. Herinneringen die ze voor iedereen verborgen hield, en die ze nu, veertien jaar later, eindelijk met iemand deelt.
Het is een goede bewerking van Kroft, vind ik. En er zit voldoende variatie in haar regie, met genoeg rustpunten en veranderingen. Waardoor het me geen moeite kost bij de les te blijven. Maar toch. De handelingen van de actrice, zoals het veelvuldige aan en uitkleden, waardoor het een beetje doet denken aan voorstellingen van ‘t Barre Land, zijn erg beheerst, erg gecontroleerd. En zo praat ze ook, erg gecontroleerd, erg nauwkeurig. Is dat de bedoeling? Of komt het omdat ze zich vanavond niet helemaal op haar gemak voelt?
En als ze zich niet op haar gemak voelt, ligt dan dan aan de zaal? Aan het publiek? Hoe dan ook, het duurt lang voordat het spel van Ter Steege me overtuigt. Ze begint al niet erg sterk door te vroeg te gaan praten, nog voor ze de volledige focus van het publiek heeft. Als ze even later een femme fatale verbeeldt, komt dat zelfs wat verkrampt over. Pas halverwege, als haar personage de herinnering oproept aan wat ze meemaakte bij de bevrijding, lijkt ze warmgedraaid, pas dan lijkt ze echt los te komen. Pas dan ook zit ik niet meer alleen het verhaal te volgen, dan raakt de voorstelling me ook.