Een voorstelling van dit meesterwerk waarbij alles maar dan ook alles op zijn plaats viel en wederom noopte tot diepe bezinning en bijna onpeilbaar was in emotionele diepgang. In vergelijking met de premiere (zie mijn recensie van 4 maart jl.) en de reeks in 1997 bleek Yves Abel het Nederlands Philharmonisch orkest naar nog grotere hoogte te kunnen stuwen. De interlude voor de slotscene was de bekroning van de uitmuntende prestatie van orkest en dirigent. De onontkombaarbaarheid van het lot van de nonnen die uit de muziek sprak zorgde voor een ondraaglijke spanning die het aansluitende slot nog aangrijpender maakte.
De regie van Carson blijft een unicum in begrip van en respect voor de menselijkheid van de muziek van Poulenc. Met een zeer betrokken superbe cast (m.n. Chilcott, Forst en Harries)een middag om niet snel te vergeten.
Nogmaals gaat dat zien en horen !!!
Meer dan vier jaar na de verpletterende eerste uitvoeringen blijft deze productie onverbiddelijk op de diepere emoties werken. De wijze waarop regisseur Robert Carson deze opera van Poulenc verteld is een voorbeeld van fijnzinnigheid en diepzinnigheid. De wijze waarop choreograaf Philippe Giadieau voorts de onthoofding van de nonnen vorm heeft gegeven dient met gouden letters in de annalen van DNO te worden opgetekend en kan wedijveren in beklijving met de graalscene van Grueber’s Parsifal. Muzikaal was er ook eindelijk weer veel te genieten bij DNO. Yves Abel leidde zeer geinspireerd en met veel gevoel het Nederlands Philharmonisch orkest en bewees dat dit orkest met je juiste man ervoor tot grote hoogte kan stijgen. Susan Chilcott voerde een prima cast aan met een zeer doorleefde en dramatische vertolking van Blanche en het is verheugend dat zij volgend jaar als de Marschallin in der Rosenkavalier zal terugkeren. Judith Forst zong een superbe Madame de Croissy, de verrassing van de avond. Gaat dat zien en horen !!!