Een over het geheel geslaagde deconstructie van Brecht. De door Brecht zelf aanbevolen vervreemdingselementen worden ver doorgevoerd, waardoor het Brecht’s moralisme tegelijkertijd relativeert èn in ere houdt. Het publiek laat zich de soms flauwe grappen jammer genoeg met al te veel plezier vertellen, want is immers ingesteld op een avondje cabaret, waardoor het vermoeden bestaat dat er van de boodschap uiteindelijk toch weinig overkomt. Wat de 8 “dansers” toevoegen aan het geheel is me niet erg duidelijk. De deconstructie van de kostuums is nog meer geslaagd, de Vivienne Westwood-achtige punkontwerpen zijn wonderschoon. En de muziek pakt de goede “dronken-middeneuropese-blaaskapel”-sfeer van Weill. Carice van Houten is een ontdekking als Polly, met een messcherpe en loepzuivere zangstem. Viggo Waas is daarentegen een aanfluiting als Mackie: zelden zo eendimensionaal spel gezien, teksten worden zonder noemenswaardige intonatie uitgesproken, vreselijk. Een groot blik voor hem dus. Hebben zijn collega’s van NUHR het toch beter begrepen (of zijn beter getypecast, dat kan natuurlijk ook).