Wat menselijk in ons is, dat is het vuil onder de nagels van de noodzakelijkheid.
Pastor richt zich met hart en ziel op dat vuil, vecht met de muziek van Andriessen.
Du Châtel en van Manen doen dat niet. Daar zien we hoe ook in de noodzakelijkheid de mens een aandeel heeft, een schakel is, maar beangstigend is dat wel. Zelfs als Van Manen dat swingend doet, zien we de architectuur van het totalitarisme. Voor hem is de enkeling die er uit breekt alleen maar de voorbode van een nieuwe totalitaire mode, en zo denkt Andriessen er waarschijnlijk ook over. Zo is de danser die bij van Manen of bij Du Châtel de beweging niet exact heeft ook meteen FOUT. Geeft mij dan maar Pastor, daar is die ‘fout’ de essentie van het menselijke, en zo bestaan wij in de rafeltjes. Alleen: wat zijn die dansers jong/kinderlijk! Was dat altijd al?