‘Stel dat we toch gevallen engelen zijn…’ Dat stond dan wel in de flyer, maar die had ik alleen vluchtig gelezen. Ik heb er toen verder niet bij stilgestaan. Gewoon aangenomen dat het figuurlijk bedoeld was. Het verraste me dus nogal dat er in een doodstille en aardedonkere zaal met een klap lichtwezens op de vloer terecht kwamen. Dat was bij Tussen van Boukje Schweigman.
Zo heb je niks met engelen. Zo duiken ze overal op.
Want een paar dagen eerder, bij Elf minuten van Ola Mafaalani, loopt er niet lang na het begin van de voorstelling ineens een naakt tussenwezen het podium op. Ze steekt over naar de andere kant, en verdwijnt dan weer. De handelingen op het toneel worden er niet eens voor onderbroken. Alsof ik de enige ben die de engel kan zien. Terwijl ze voor de acteurs op het podium onzichtbaar blijft. Dat kan toch niet!
Later duikt ze plotseling op in de zaal, in een trainingsjack. Hij of zij, want bij een engel weet ik dat eigenlijk niet, komt aan de rechterkant aanlopen en steekt dan óver de toeschouwers heen door naar links. Waar ik zit. Ik bereid me voor op het gangbare ‘vrees niet’. Maar niks daarvan. Voor iedereen hoorbaar, en voor een heel schappelijk prijs, biedt ze aan om me te pijpen. Mijn eerste ontmoeting met een echte engel!
Een paar dagen later krijg ik een geniale inval. Dat heb ik anders nooit.
In een boekwinkel koop ik het maartnummer van TM, een tijdschrift over theater. De gewone witte pagina’s sla ik over, want ik volg de stem van mijn genius en blader daarom meteen door naar de enige zwarte bladzijde die er is. Daar lees ik een interview met Lieke van Hoogenhuyze. Die een masterscriptie heeft geschreven over de engel in het hedendaagse theater. Dat kan toch geen toeval zijn!
Postmoderne theoretici voeren de engel op als metafoor voor spiritualiteit in een wereld zonder God, legt Van Hoogenhuyze uit in dat interview, maar theatermakers hebben volgens haar moeite met engelen omdat het iconen zijn. Wat verderop wijst de interviewer erop dat het opvallend is dat Van Hoogenhuyze de engelen uit het werk van Ola Mafaalani in haar scriptie buiten beschouwing laat.
Dat is inderdaad vreemd!
Want het wezen met de enorme vleugels in Mafaalani’s Romeo en Julia en de engelen in haar Hemel boven Berlijn, dat is natuurlijk overduidelijk. Maar bij Mafaalani beperkt de verbeelding van mythologische dubbelgangers en andere zielenbegeleiders op het toneel zich niet tot aan christelijke engel-iconologie refererende gedaanten.
Je hoort wel eens dat je ze alleen kunt zien als je er voor open staat.
Maar dat geloof ik niet.
In Elf minuten, de meest recente voorstelling van Mafaalani, is geen vleugel te bekennen. Toch delen de door Malou Gorter vertolkte prostituee Maria uit de roman van Coelho en het heroïnehoertje Mariska uit de Bornholmstraat overduidelijk dezelfde zielenruimte. Om die angelieke twee-eenheid Maria-Mariska te benadrukken gaan in de loop van de voorstelling zelfs de uiterlijke kenmerken van Maria, een vest en pruik, over op haar door Klára Alexová gespeelde alter ego.
Een paar dagen geleden in Op hoop van troost van Tarkan Köroğlu was het weer raak. De naar de aarde afgedaalde God, ook een engel tenslotte, de enige die niet alleen een boodschap brengt maar die zelf de boodschap is, heeft in die voorstelling een ontmoeting met Lucifer, de gevallen engel.
Zoveel engelen in iets meer dan een week!
Illustratie: Klára Alexová in Elf Minuten van het Noord Nederlands Toneel (foto Noraly Beyer)
reacties
Het artikel van Lorianne van Gelder in het maartnummer van TM over de engel in het hedendaags theater kun je vanaf vandaag ook hier lezen.
Dat van dat naakte tussenwezen was idd wel bijzonder. Alleen geen idee wie het was.
Wel een goede voorstelling