theaterpraat

RiRo’s Theaterdagboek: ‘Totdat er iemand breekt liefje’

mighty_society_6- foto sanne_peper_.jpg

Bram Coopmans verdient voor deze rol een nominatie voor de Louis d’Or

Oorlog in het theater. Eric de Vroedt fantaseert er flink op los en stelt zich voor hoe het er over een paar jaar in Afghanistan aan toe zal gaan.

Afghanistan, over een paar jaar In een zuidelijke provincie leidt een Nederlandse kolonel ‘Operation Valley Freedom’, een militaire actie waarvoor Den Haag geen toestemming heeft verleend. Aan het begin van de voorstelling zien we hoe inlichtingenofficier Jan Blom, gespeeld door Hein van der Heijden, de ondervraging leidt van een man met een plastic zak van Albert Hein over zijn hoofd. Jan Blom?

Zes jaar geleden, maart 2003, Quatar. Opperbevelhebber Tommy Franks presenteert tijdens een persconferentie voorafgaand aan de aanval op Irak vijf officieren. Waaronder nogal verrassend onze landgenoot Jan Blom. De dan negenendertigjarige Blom is verbindingsofficier tussen het Amerikaanse commando en de Nederlandse Patrioteenheden in Turkije. De Nederlandse regering zegt geen militaire steun te verlenen aan ‘Operation Iraqi Freedom’.

Amsterdam, Frascati, half januari
Hé, zie ik daar niet Terry zitten? De Terry van Moose? Die van Geruis uit Londen? Natuurlijk, straks, een half uur na MightySociety 6, zal Bram Coopmans, die nu de kolonel speelt, een Engelstalige reading van een fragment uit de tweede MightySociety doen, die van de terrorist op zijn hotelkamer. Terry is daar de vertaler van.

Terug naar de voorstelling van nu, terug naar het Afghanistan van over een paar jaar. De plastic zak gaat af, want er is sprake van een vergissing. Onder die plastic zak gaat geen vijandige strijder schuil maar een Nederlandse kapitein van Afghaanse afkomst, een marechaussee: ‘Ik ben Marco, ik zoek kolonel Kurt Prins.’ Marco? Kurt Prins?

Londen, bij een rivier, eind januari
De beste plek om Heart of Darkness van Joseph Conrad nog eens door te bladeren lijkt me Londen. Want daar, op een zeilschip dat voor anker ligt in de Theems, vertelt Marlow over zijn zoektocht naar Kurtz die de leiding heeft over een handelspost voor ivoor in Kongo, en die rapporteert in opdracht van het ‘Internationale Genootschap ter Onderdrukking van Barbaarse Praktijken’.

Zes jaar geleden in de commandopost in Quatar ging het niet om ivoor maar om een andere waardevolle grondstof. En daar rapporteert luitenant-kolonel Jan Blom aan de ‘Coalition of the Willing’. Het taalgebruik van de opdrachtgever is wat eufemistischer geworden.

Heart of Darkness uit 1902 heeft niet alleen parallellen met de werkelijkheid van vandaag in Irak, maar natuurlijk ook met de voorstelling van Eric de Vroedt over Afghanistan, want De Vroedt baseert zich mede op Conrad’s roman. ‘Er gingen geruchten dat een heel belangrijke post gevaar liep en dat het hoofd, meneer Kurtz, ziek was’, vertelt Marlow. In de voorstelling vertelt kapitein Marco dat Den Haag ‘over informatie beschikt dat de commandant, Kurt Prins, behoorlijk is doorgeslagen’.

Afghanistan, over een paar jaar
Dit gebeurt er in het Afghanistan van over een paar jaar in De Vroedt’s fantasie: Nadat ze in een hinderlaag zijn gelopen, zijn tien Nederlandse soldaten gedood. Ze hangen in bomen. Gehuld in vrouwenkleren, opgemaakt als vrouwen, pik in hun mond. Kurt Prins laat ze daar hangen. Bewust. Zodat de dorpelingen elke dag kunnen zien hoe de lichaamssappen eruit lopen, hoe ze elke dag verder wegrotten. ‘Waarom, hoe lang nog?’, wil ook zijn Afghaanse minnares weten. ‘Totdat er iemand breekt liefje’.

Marlow vertelt hoe hij na een lange, moeizame, en gevaarlijke tocht, het huis van Kurtz in het binnenland van Afrika nadert: ‘Mijn eerste reactie was dat ik terugdeinsde, alsof iemand me een klap wilde geven. Vervolgens ging ik nauwkeurig van paal naar paal met mijn kijker.’ Op die palen ziet Marlow hoofden, ‘zwart, uitgedroogd, voorovergezakt, met gesloten oogleden’. Kurtz laat die hoofden daar bewust staan. Om de rebellen zoals hij ze noemt te breken.

Londen, onder een station, eind januari
Ik stop ermee. Het wordt me te veel. Er zijn vast ook overeenkomsten in karakter tussen Kurtz en Kurt Prins. Maar ik heb er genoeg van. Van naar beneden gaan de tube in. Van weer naar boven om er uit te gaan. Van lezen in het gedrang. Ik wil even iets heel anders. Terry had het in Geruis uit Londen eens over Iets Vernieuwends op het gebied van theater, iets geheimzinnigs: ‘Als men op London Bridge treinstation aankomt misschien zou je naar beneden naar het Tooley Street uitgang dalen. Als het een uur of 8 ’s avonds is zou je daar het geluk hebben om een rij mensen te zien staan.’

Veel mensen. Heel veel mensen. Nergens een rij. Misschien ben ik te vroeg. Ik loop London Bridge Station verder in. Nog meer mensen. Sommige rennen om hun trein te halen. Maar ik zie nergens de rij die ik zoek. Als ik al op het punt sta het op te geven, weer bijna terug bij de uitgang Tooley Street, zie ik ze. Het zijn er maar negen, niet echt wat je noemt een rij dus, ze staan heel ontspannen zomaar bij een muur te wachten. Ik kom dichterbij en zie dan de kleine onopvallende deur. Ik ga er bij staan en wacht ook. Nog voor ik de onderaardse ruimtes van The Shunt binnen ga, is het al gebeurd: ik ben volkomen onthaast.

Groningen, Machinefabriek, half februari
Een maand nadat ik de voorstelling in Frascati zag, ga nog een keer. Deze keer kijk ik naar MightySociety 6 zonder me voortdurend af te vragen welke bronnen De Vroedt heeft gebruikt om zijn fantasie op gang te brengen. En weer valt me op hoe goed Bram Coopmans als Kurt Prins acteert. Heb ik al gezegd dat ik vind dat hij voor deze rol genomineerd zou moeten worden voor de Louis d’Or?

Illustratie: Bram Coopmans en Hein van der Heijden in MightySociety 6 van Eric de Vroedt (Foto Sanne Peper)