theaterpraat

Jonge Harten 2009

Rennen foto Phile Deprez.jpg

Over jongens, over ‘de vrouw’, over meisjes, en toch weer over jongens

Pubers bestaan niet, zaterdag 21 november, de eerste dag
De uitverkochte bovenzaal van Grand Theatre zit bomvol. Zelfs de trappen zijn bezet. Dat zal wel zijn omdat het alom geprezen Pubers bestaan niet (van Ontroerend Goed & Kopergietery) alleen op deze openingsavond van het festival te zien is.

Jonge Harten is een festival voor jongeren, de meeste toeschouwers zijn dan ook student of scholier. Twee van die scholieren, twee jongens, trekken nogal de aandacht tijdens een scène in Pubers bestaan niet waarin acteurs en actrices (van tussen de dertien en achttien jaar) elkaar op het podium strelen en zoenen. Als in de loop van die scène de actrices de een na de ander van het toneel (van het schoolfeestje) verdwijnen, blijven er vier acteurs over. Die elkaar dan maar onderling gaan strelen en zoenen. Twee jongens vlak voor me, allebei met een Noord-Afrikaans uiterlijk, hebben daar moeite mee. Althans dat denk ik. Want ze krimpen ineen. Een van de twee maakt daarbij zelfs geluiden alsof hij wordt overvallen door een hevige pijn.

Een staande ovatie. Gejuich. Gejoel. De zaal is laaiend enthousiast. Daar kan geen twijfel over bestaan. Lachende gezichten overal. Iedereen is blijkbaar blij geworden van deze ontzettend goede voorstelling. Iedereen? De twee jongens voor me applaudiseren niet en lachen niet. Integendeel. Die kijken strak voor zich uit. Hun wat angstige blikken lijken dwars door de acteurs heen te gaan.

Wat zou ik graag weten wat er in die twee om gaat! Natuurlijk, dat had ik ze na afloop gewoon kunnen vragen. Maar dat heb ik niet gedaan. In plaats van mijn plannen te wijzigen, haast ik me de zaal uit op weg naar een volgende voorstelling.

Rennen, zondag 22 november, de tweede dag
Alles wat op de tweede festivaldag in de middagvoorstelling wordt verteld, gebeurt tijdens het heen en weer lopen over de speelvloer. Eerst alleen met veranderingen in de formatie. Later ook met variaties in de bewegingen. Maar steeds zonder tekst. In Rennen (van de Kopergietery) lopen twintig jongens en mannen, de jongste zes, de oudste bijna dertig, voortdurend van voor naar achter en van achter naar voor.

Ongeveer halverwege, als de twintig jongens en mannen net even met elkaar lopen te stoeien, stapt er ineens een vrouw mee op. Een uitdagend geklede jonge vrouw. De meeste jongens en mannen stoppen ogenblikkelijk met hun gestoei en hebben, al heen en weer lopend, alleen nog maar oog voor ‘de vrouw’. Maar niet iedereen. Twee blijven er onverstoorbaar doorgaan met elkaar vastpakken en over de grond rollen.

Langzamerhand verschuift de aandacht van de anderen op het podium, en dus ook van ons in de zaal, naar die twee. Twee? Klopt dat wel? Ja. Uitgaande van één op acht zou je bij twintig eigenlijk op tweeënhalf uitkomen. Maar omdat er een paar jongens bij zijn die zo jong zijn dat ze hun geaardheid waarschijnlijk nog niet kennen, is die correctie naar beneden wel verantwoord.

Terwijl ik mijn rekensom nog een keer nauwkeurig naloop, beweegt er van alles in de tot dan toe doodstille en uiterst geconcentreerde zaal. Iedereen lijkt te ontspannen en even te gaan verzitten. De opkomst van ‘de vrouw’ en de manier waarop jongens en mannen daarop reageren, werkt blijkbaar bevrijdend. Twee volwassen vrouwen vlak voor me, tot dan onbeweeglijk en met strakke gezichten, lachen zelfs voluit.

Als ik wil weten wat er op dat moment in die twee vrouwen om gaat, zou ik ze dat na afloop natuurlijk kunnen vragen. Maar ik had me heilig voorgenomen om mijn fout van de vorige avond te herstellen en na deze voorstelling aan pubers te vragen wat ze ervan vinden. Weer laat ik me niet van mijn plan afbrengen. Waarom ben ik toch niet wat flexibeler!

Want wat volgt is dit gesprek met twee vijftienjarige jongens:
‘Wat vonden jullie van de voorstelling?’
De een geeft gewoon geen antwoord.
‘Super’, zegt de ander.
‘Wat vond je dan zo super?’
‘Alles, van het begin tot het eind.’

Barst, een poging tot buigen, zaterdag 28 november, de laatste dag
Wat ik aan het eind van festival zie, op de slotavond, doet me een beetje denken aan meisjesslaapzaal. Daar kom ik natuurlijk nooit. Maar in mijn fantasie doen meisjes daar ongeveer als in Barst, een poging tot buigen (van Joëlke Sanderse en Daniëlle van de Ven). Twee vrouwen spelen in die voorstelling twee koninginnen. In mijn slaapzaalfantasie spelen ze dus twee meisjes die vervolgens allebei koningin spelen. Wat natuurlijk niet goed kan gaan, want als je allebei koningin wilt zijn, komt er ruzie van.

Aan het begin van de voorstelling zitten ze naast elkaar in makkelijke kleren. Dan staan ze op en doen een lange wijde rok aan. De een een blauwe. De ander een rode. Wat later kleden ze zich weer uit. Niet helemaal natuurlijk, meisjes zijn nou eenmaal wat preutser dan vrouwen. De een is koningin van Engeland. De ander koningin van Schotland, maar daar is ze niet tevreden mee, ze vindt dat zij koningin van Engeland moet zijn.

De twee makers van deze voorstelling versimpelen Schiller’s Maria Stuart tot een verhaal van twee meisjes die elkaar niet mogen. Die meisjes laten dat onder andere merken door naar elkaar te sissen als slangen en door naar elkaar uit te halen als katten. Zo erg als Witte in zijn recensie heb ik niet geleden (ik kijk nou eenmaal liever naar een mimer als Joëlke Sanderse dan dat ik op een bus zit te wachten) maar ik vond het geen goede voorstelling.

Deze keer had ik me niets voorgenomen. Na afloop kan ik dus gewoon met een vrouw gaan praten. Die weet nou eenmaal beter wat er in meisjes om gaat dan ik.

Wat volgt is dit gesprek met een vrouw:
‘Wat vond je van de voorstelling?’
(Voor mezelf: niet vergeten een originelere openingsvraag te bedenken)
‘Nou hier kom ik wel héél anders uit dan uit die voorstelling met die rennende jongens vorige week zeg!!! Wat een energie was dat!!!’
(Voor mezelf: misschien is interviewen na een voorstelling niet echt mijn ding)

Illustratie: Rennen van de Kopergietery (Foto Phile Deprez)