theaterpraat

4. De Gouden Eeuw / Hoe God muziek maakt

403_Halina150 x125 voor Mooselogo.png

December 2002 God zit al er al, als we de zaal in mogen. Hij, ik bedoel dus Hij, maar als hij alleen aan het begin van de zin staat, zie je niet dat het Hem is. Als hij op het podium zit en een beetje verveeld zit te kijken en met zijn vingers op tafel zit te trommelen, zie je het trouwens ook nog niet. Dat het God is. Dat blijkt pas als hij opstaat en ons toespreekt. Of eigenlijk ons aanspreekt, want hij begint tegen ons te praten met jullie dít en jullie dát. Zoals Nederlanders soms doen tegen buitenlanders. En buitenlanders soms tegen Nederlanders. Wat heel vervelend is. Maar als God dat doet, is het wat anders. Wij in de zaal zijn nou eenmaal allemaal Nederlanders. Dan komt het dus goed uit dat Beppe Costa een buitenlander is. Want dan heeft hij een accent, en dan weet je dus meteen dat het Hem is.

Het is oorlog
De eerste twintig minuten vind ik het nog niet zo boeiend. Een volkse plattelandsvrouw moet een tweeling krijgen. En daar moeten wij bij zijn. En we moeten natuurlijk ook weten dat het in het begin van de zeventiende eeuw oorlog is. Dat er daarom Spanjaarden in ons land zijn. Die twintig minuten blijken een soort inleiding waarin Leopold Witte en Geert Lageveen alle mannenrollen spelen. Daarna zij ze alleen nog twee broers, dan boeit het me meer. Dan laten de twee acteurs de ontwikkeling van hun personages mooi zien. De een ontwikkelt zich tot een veelgevraagd schilder, de ander wordt stinkend rijk in dienst van de VOC. Tamar van den Dop gaat me nu ook meer bekoren. De oorlog is afgelopen en het gezin raakt in goeden doen. Daarom mag Van den Dop wat natuurlijker gaan praten. Dat vind ik een stuk aangenamer dan dat gemaakt volkse in het begin. Aan het eind, als ze door de plotselinge koersval van de tulpenbollen weer net zo arm is als toen het begon, blijft ze gelukkig beschaafd praten.

Gewoon als toeschouwer
Hoe moet je zo’n voorstelling noemen? Een begrippenapparaat om iets over een voorstelling te zeggen heb ik niet. Dat is misschien wat lastig. Natuurlijk zou ik eerst wat artikelen van dramaturgen kunnen lezen in de hoop wat handzame woorden te leren. Maar de meeste toeschouwers zijn geen theaterwetenschappers. Ik ben ook geen theaterwetenschapper. Toch wil ik iets over toneel zeggen. Gewoon als toeschouwer. Dat doe ik dan maar met mijn eigen gewone doordeweekse woorden.

Zou je zo’n voorstelling historisch muziektheater kunnen noemen? God blijkt uit van alles en nog wat muziek te kunnen toveren, dus het is in ieder geval muziektheater. Beppe Costa bespeelt meer dan twintig verschillende instrumenten, hoewel dat misschien niet het goede woord is. Want hij bespeelt weliswaar een virginaal, maar voor het overige zijn het geen muziekinstrumenten in de gebruikelijke zin van het woord. In ieder geval geen instrumenten waarvan ik de namen ken.
‘Waarom zeg je dat nou niet anders?’, vraagt Kester’
Waarom zou ik?’
Hij tokkelt weemoedig op het virginaal’, zegt Kester, ‘dat klinkt toch veel poëtischer.’
‘Dat is wel waar, maar dat is zoals jij het zou zeggen. Daar moet ik me maar niet aan wagen. Die wat literaire stijl hoort bij jou, dat is niks voor mij.’

Vanavond leer ik heel wat over de Nederlandse Gouden Eeuw. Maar de manier waarop deze les wordt gegeven is veel boeiender dan de lessen van mijn geschiedenisleraren en ook veel mooier om naar te kijken.
‘Weet je hoe ik dat zou zeggen?’ vraagt Kester.
‘Nou?’
‘Picturaal is de voorstelling zeer verzorgd.

De Gouden Eeuw van Orkater ging op première op 11 oktober 2002
Idee/concept/tekst: Geert Lageveen en Leopold Witte
Muziek: Beppe Costa
Regie: Gijs de Lange
Spel: Leopold Witte, Geert Lageveen, Tamar van den Dop en Beppe Costa

RiRo op 27/01/2007 - 00:17   1 reactie

De Gouden Eeuw (Orkater)

reacties

Het grootste nadeel van veel toneel zien blijf ik vinden dat de wet van vergelijkende waren zo hard opgaat: de mooie voorstellingen uit het verleden worden opgepoetste diamanten waarbij de alledaagse voorstellingen van vandaag maar dof afsteken (om Kester te parafraseren). Voor mij was De Gouden Eeuw heel aardig, maar lang niet zo mooi als Conijn van Olland van dezelfde makers, een paar jaar eerder.

Overigens, Riro, bespeur ik enige afkeer van recensenten-jargon? Ben daarnaast heel benieuwd wat je als Cloaca-fan van De Familie Avenier gaat vinden. Maar dat lees ik tzt wel ;-)

Simber 29/01/2007 - 11:34