theaterpraat

24. Bezonken Rood / De zendmicrofoon

491_!cid_204C162D-F87F-4457-8330-D64FB809C30A@lan.png

November 2005 Het zaallicht gaat uit. Dirk Roofthooft zit op een stoel. We luisteren naar zijn ademhaling. We horen hoe hij even met zijn hand over zijn gezicht wrijft. We zien hoe hij met een vijltje het eelt onder zijn voeten verwijdert. Ook dat raspende geluid bereikt zonder problemen de achterste rij.

De zendmicrofoon en de geavanceerde geluidstechniek zijn innovaties met grote consequenties.

Roofthooft kan zacht en natuurlijk spreken, zelfs als hij met zijn rug naar de zaal staat. Zijn stem en het geluid van de hand die over zijn gezicht wrijft, wordt door de technicus op de juiste sterkte naar de speakers gestuurd. De beelden en het geluid komen met elkaar overheen. Dat lijkt voor de hand te liggen, maar dat is het niet.

Een voorbeeld. De voorstelling Mimi Cry van Opera Noir zie ik in een openluchttheater in een licht glooiend bos. Jack Vecht en Mariecke van der Linden zijn een flink eind omhoog gelopen dat bos in. Zover dat we de twee nauwelijks meer kunnen zien. Plotseling begint Vecht te praten. Daar schrik ik van, omdat het klinkt of hij vlak naast me staat. Als door een zendmicrofoon niet meer de stem van de acteur de bron van het geluid is, maar de speaker naast mijn hoofd, dan is het de taak van de technicus om er voor zorgen dat de woorden toch akoestisch integer bij mijn oren komen. Zodat wat ver weg is, ook ver weg klinkt.

Verraden
Bezonken Rood is het verhaal van een man die terugblikt. Een man die vertelt over zijn moeder, door wie hij zich verraden voelt als ze hem, tien jaar oud, aflevert bij een kostschool. Zo verraden dat hij zich afvraagt waarom ze haar in het Jappenkamp niet gewoon hebben doodgeslagen. Want wat hij in dat kamp meemaakte, wat hij daar zag, heeft hem voor de rest van zijn leven getekend. Zelfs nu tijdens het terugblikken, bijna veertig jaar later en een klein jaar na de dood van zijn moeder, weet hij nog steeds nauwelijks raad met zijn gevoelens.

De Jap schopt zijn moeder met spijkerlaarzen in haar kruis. Deze moeder is kapot, denkt hij, ik wil een andere. Dan laten ze de vrouwen ook nog eens als kikkers springen zodat bij sommigen bloed en ingewanden uit hun kapot geschopte kruis vloeien. Hij kijkt ernaar. Tussen drie en acht is hij in die periode. En hij kijkt onbewogen naar de onmenselijke wreedheden van de Japanners. Wat later, als zijn oma te zwak is om lopend op het appèl te verschijnen, vervoeren zijn moeder en de twee kinderen haar op een strijkplank met twee rolschaatsen eronder. Na de dood van oma krijgen zijn zusje en hij allebei één van die rolschaatsen. Om mee te steppen. Zijn zusje valt al steppend in het open riool, loopt dysenterie op en sterft. Dat doet hem natuurlijk wel wat, maar toch een stuk minder dan het feit dat zíj wel en die rolschaats niet wordt opgevist. Dit niet voelen, of verkeerd voelen, zal hem zijn hele leven blijven achtervolgen.

Voel ik wel genoeg?
Tijdens de voorstelling raakt het schokkende en schrijnende verhaal me naar m’n zin veel te weinig. Ik vind dat ook ík meer zou moeten voelen. Komt dat omdat ik de autobiografische roman van Jeroen Brouwers, waarop de voorstelling is gebaseerd, al eens heb gelezen? En dus al een keer geraakt ben? Lukt het me gewoon niet voor een tweede keer?

‘Moet je niet met je vriendjes praten?’, vraagt Hanny plagerig als ik wat somber en zwijgend naast haar kom zitten. Nee, ik wil Kester’s wijze lessen vanavond even niet. En Marian en Pieter kan ik nu helemaal niet verdragen met hun kritiekloze bewondering voor de voorstelling.
Hanny kijkt me een beetje spottend aan.
‘Anders zie je me niet eens staan en nu wil zeker mijn mening weten?’
Nauwelijks zichtbaar knik ik.

‘De toon is anders dan het boek’, zegt ze desondanks vriendelijk, ‘minder bitter, minder meedogenloos. De tussen de regels verscholen gevoeligheden worden in de voorstelling naar voren gehaald. Daardoor wordt het allemaal iets verzacht. Ik zal je een voorbeeld geven. Op het moment dat zijn liefde voor zijn moeder voorgoed omslaat in haat, als hij zich afvraagt waarom ze haar in het kamp niet hebben doodgeslagen. Dat klinkt uit de mond van Roofthooft nogal terloops. Toch?’
Wat zou ik anders moeten doen. Ik knik.
‘In het boek legt een witregel juist een het accent op die gedachte. Dat is keihard. Het boek is dus niet alleen een eerbetoon, maar ook een afrekening met de moeder. Maar de voorstelling haalt het eerbetoon meer naar voren, daardoor wordt de man milder. Het boek doet je af en toe echt huiveren om de wreedheden en de daaruit voortvloeiende gedachten. De voorstelling veel minder, door meer aandacht te schenken aan het kwetsbare wordt de voorstelling in zekere zin wat poëtischer.’

Afstandelijk
Indrukwekkend, denk ik. Bijzonder knap hoe ze zo vlak na de voorstelling al zo duidelijk onder woorden kan brengen wat bij mij alleen nog maar een vaag gevoel van onvrede is. ‘Weet je’, zegt ze, ‘er blijft te veel afstand in de voorstelling. Hoe mooi het verlorene van die man ook tot zijn recht komt. Je zou dichter op hem willen zitten. Dat lukt niet. En dat komt vooral door dat stemzendertje.’
Zendmicrofoon, denk ik, dat heet een zendmicrofoon, maar wat doet het ertoe.

Bezonken Rood van het Rotheater en het Toneelhuis ging in première op 16 oktober 2004
Tekst: Jeroen Brouwers
Regie: Guy Cassiers
Spel: Dirk Roofthooft

Mimi Cry van Opera Noir / Mariecke van der Linden ging in première op 11 juni 2005
Regie: Yvonne van den Hurk
Spel: Inga Schneider, Jack Vecht en Mariecke van der Linden
Muziek: Marc Tuinstra

RiRo op 24/06/2007 - 10:51  

Bezonken Rood (Ro Theater)