theaterpraat

19. Het kalf, de dag en de nacht / Esther gerritsen

474_Halina 83 x 100.png

September 2005
‘Opa is ziek. Het zit overal, zegt de dokter’
‘Moet ik komen?’
‘We hebben alles al geregeld, maar dat je het even weet.’
‘Moet ik komen?’
‘Ja, dat kan.’
‘Wil je dat ik kom?’
‘Ja, dat kan. De dokter zegt: het kan weken zijn, het kan dagen zijn.

‘De hoofdpersoon in Normale dagen, de tweede roman van Esther Gerritsen, is nadat haar ouders waren overleden opgevoed door haar opa en oma. Al drie jaar heeft ze geen contact meer met haar grootouders. Maar nu gaat ze. Meteen na het telefoongesprek met haar oma gaat ze er voor het eerst weer naar toe. En ze blijft er voorlopig. Want in deze roman laat Gerritsen vooral de moeizame communicatie en de cliché’s zien die familieleden hanteren in de dagen voordat ‘het is begonnen’. Voordat ze om beurten bij de stervende opa gaan waken.

De voorstelling die ik net heb gezien, De dag en de nacht en de dag na de dood, komt inhoudelijk vlak na die roman. Nu neemt Gerritsen het taalgebruik onder handen vanaf ‘het is net gebeurd’. Daarom vliegt vanavond het verhullend idioom van de eerste uren en dagen na de dood van een dierbare over het podium. In dit geval heeft een vrouw de geest gegeven en zijn de nabestaanden haar man, haar zoon en haar broer.

De trompet, de cognac en de dood
Dat hij op de barkruk naast me is gaan zitten, had ik niet gemerkt. Want ik probeerde me af te sluiten voor gesprekken om me heen. Omdat onderwerpen die me doorgaans boeien me vanavond volkomen onbenullig voorkomen. Daarom herken ik hem pas als hij een glas cognac bestelt. Ik herken hem aan zijn stem. Daar moet hij een beetje om lachen. B. is muzikant. Als hij wat te zeggen heeft, doet hij dat normaal gesproken met zijn trompet.

‘Het is net gebeurd.’ Nog geen twee weken geleden kreeg ik zelf die mededeling te horen. Vooral daarom was ik in gedachten verzonken. Misschien had ik na afloop beter meteen naar huis kunnen gaan. In plaats van aan de bar te gaan zitten in een café met allemaal vrolijk kwetterende mensen. B. is niet zo’n prater, zegt hij. Maar als ik het niet erg vind, wil hij het wel met me hebben over iets wat hem na het zien van de voorstelling bezighoudt. Natuurlijk vind ik dat niet erg. Natuurlijk wil ik met hem praten over de dood.

Tweeëneenhalf jaar eerder zag ik een andere voorstelling met een tekst van Esther Gerritsen. Die ging niet over iemand die al was overleden maar over een aangekondigde dood. Over een vrouw die ongeneeslijk ziek is. In Hoe komt het kalf bij zijn maat beschikken alle vijf personages over de gave van de ogenblikkelijke reflectie, en ze zijn ook nog eens allemaal bovengemiddeld ad rem. Behalve Olga dan, die zichzelf heeft uitgeroepen tot beste vriendin van de ongeneeslijk zieke Lucie. Het is dan ook in de dialogen tussen Olga, gespecialiseerd in het maken van verkeerde opmerkingen op het verkeerde moment, en Lucia, dat Gerritsen de ontluisterende clichés in de omgang tussen mensen het meest schrijnend laat zien.

Het toneel, de romans en de verhalen
De teksten van Esther Gerritsen komen beter tot hun recht in het theater dan in verhalen of een roman omdat toneel vluchtiger is. Omdat het daarom niet zo erg is als de diepgang ontbreekt. Dat dacht ik tweeëneenhalf jaar eerder nog. Nu, nadat we genoeg over de dood hebben gepraat en B. het café heeft verlaten, nu stel ik dat onjuiste idee bij. Met diepgang of het ontbreken ervan heeft het niks te maken. Het kaatsen met woorden tussen verschillende personages op het podium is wat de teksten van Gerritsen die extra spanning geeft. Meer dan in haar romans en verhalen. Want op het podium kan de tekst op een veel natuurlijker manier springen van het niveau van de gebeurtenissen naar het niveau van het commentaar daarop. Veel beter dan als je de tekst alleen maar leest.

In haar debuutroman Tussen Een Persoon beschrijft ze hoe ze in een stationsrestauratie een kopje koffie bestelde en dat vervolgens opzettelijk niet opdrinkt. ‘Het volle kopje koffie werd mij dierbaar. Ik keek er met groot plezier naar en ik vond het een onbeschrijflijk mooi idee dat die kop koffie daar bleef staan, dat ik hem niet meer zou aanraken, er nog geen slok van zou drinken.’ Mooie zinnen zijn het. Maar toch.

De voorstelling Hoe komt het kalf bij zijn maat krijgt een wezenlijk extra lading door het duel tussen de speelstijlen van Monique Kuipers en Marisa van Eyle. Van De dag en de nacht en de dag na de dood blijven me niet alleen de cliché’s bij die mensen in de eerste dagen na de dood van een dierbare produceren, maar ook hoe de frêle Marcel Osterop en de bonkige Ko van den Bosch met de tekst van Esther Gerritsen omgaan. Hoe ze dan weer met de woorden mee gaan, dan weer er juist tegenin spelen.

Ik hou van de manier waarop Esther Gerritsen met taal omgaat. Dus ook haar verhalen en romans lees ik met plezier. Maar toch. Als een goede regisseur en goede acteurs er nog een paar extra lagen aan toevoegen? Ja, daar gaat toch mijn voorkeur naar uit.

Hoe komt het kalf bij zijn maat van Keesen & Co ging in première op 15 maart 2003
Tekst: Esther Gerritsen
Regie: Willibrord Keesen
Spel: Monique Kuipers, Marisa van Eyle, Wim Bouwens, Michiel Nooter en Reinout Bussemaker

De dag en de nacht en de dag na de dood van Toneelschuur Producties ging in première op 17 september 2005
Tekst: Esther Gerritsen
Regie: Alexandra Koch
Spel: Ko van den Bosch, Iwan Walhein en Marcel Osterop

reacties

Het gerucht gaat dat Esther Gerritsen zich volledig zou willen gaan toeleggen op proza. Dat zou heel jammer zijn.

RiRo 19/05/2007 - 21:26

Dat is geen gerucht, dat heeft ze zelf gezegd in de VN, in dat onzinartikel over niet gespeelde toneelschrijvers. Maar inderdaad; zonde.

DA (niet geverifiëerd) 20/05/2007 - 13:19