theaterpraat

14. Treatment / Rosa Knaup krijgt toch nog gelijk

448_Halina 83 x 100.png

Maart 2005 Drie weken lang lijkt het of niemand iets gaat zeggen. Als Anneriek uiteindelijk het zwijgen verbreekt, beschrijft ze ook nog eens eerst uitgebreid de inhoud, waarna ze omstandig toelicht dat het al de vierde productie is van deze theatergroep. Dan legt ze uit dat er per project andere makers worden aangetrokken, maar dat De Graaff en Knaup, de leiders van de groep, er zelf altijd bij zijn.

‘Anneriek, zelfs ik weet dat. We hebben drie weken zitten wachten! Zie je dan niet dat ze bijna ontploft! Eén zin waar ze wat aan heeft, asjeblieft Anneriek!’
‘Zoals ik al zei’, onverstoorbaar is ze, ‘De Graaff en Knaup zijn er dus altijd bij…’
Ik sta op het punt haar te slaan. Dat heb ik niet gauw.
‘…met bevlogen spel en een prikkelende visie.’
Rosa Knaup slaakt een diepe zucht van opluchting: ‘Jezus zeg, dat hadden we hard nodig!’

De invloed van meningen
Theatermakers hebben de neiging om hun humeur sterk te laten beïnvloeden door de meningen van mijn fictieve vrienden. Dat merk ik nu weer. Ik herinner me nog heel goed hoe aangeslagen Oscar van Woensel was nadat Marian kritiek had op Atreus & Thyestes. Aan de andere kant, ik begrijp het wel. Een recensie kan nou eenmaal het verschil uitmaken tussen het spelen voor maar dertig man of het spelen voor een volle zaal.

Veel recensies in kranten komen er overigens niet. En hier op Moose staat er maar één. Maar dat is wel een erg opvallende. Met een bondig advies: ‘Niet gaan zien!’. Daarom vraag ik Rosa Knaup of ze die heeft gelezen. Nee, die heeft ze niet gelezen! En dat is ze ook niet van plan! Haar opluchting slaat om in woede, ze maakt zich ontzettend kwaad. ‘Dan schrijft zo iemand gewoon dat de regisseur nooit meer in een repetitieruimte mag komen! Waar slaat dat op!’ Nee, ze heeft die minirecensie niet zelf gelezen, herhaalt ze, als ik verbaasd reageer. En dat gaat ze niet doen ook. ‘Iemand heeft me al verteld wat er in staat, ik hoef het niet te lezen.’ Dat zelfs zo’n anonieme mening, die ze alleen kent van horen zeggen, haar van slag brengt, verbaast me toch wel.

Het laffe zwijgen
Nu wil ze onderhand wel eens weten wat ik van de voorstelling vond. ‘De vorm?,’ vraagt ze ongeduldig. Mijn zorgvuldig overwegen interpreteert ze niet helemaal ten onrechte als laf zwijgen. ‘Ik hoor dat meer,’ vervolgt ze terwijl ik ondertussen over een gepast antwoord nadenk, ‘dat mensen moeite hebben om toegang te krijgen tot het stuk vanwege de vorm.’ Over de vorm staat ook iets in die minirecensie die ze niet heeft gelezen. Dat de voorstelling verzuipt in techniek, staat daar.
‘Ik vond het niet zo’n beste voorstelling.’ Nu ik klaar ben met nadenken, is dat het halfslachtige antwoord waarmee ik voor de dag kom.
‘Nee’, zegt ze, ‘toen jij bij die try-out was, ging het niet zo goed, dat klopt, we waren toen veel te moe. Kun je niet nog een keer komen kijken?’

Tijdens die try-out werd ik overigens nogal afgeleid door een jurk met een halfopen rits. Waarom is me onduidelijk, maar in de voorstelling zitten dertig seconden Othello. Hij in zwartepietenbroek en Desdemona in een bijpassende jurk. Als ze opkomen is die jurk is nog niet goed dicht. Uiteindelijk lukt het, maar dan is de scène al afgelopen. Dertig seconden is nou eenmaal niet veel. Omdat de problemen met die jurk alle aandacht opeisen, is het me helemaal ontgaan dat Desdemona een pruik met blonde vlechtjes draagt.

Na afloop wil ik die pruik toch nog wel even zien. Maar dan wil ik meteen ook weten tot hoever de wereld van pruikenmakers en grimeurs zich eigenlijk uitstrekt. De assistente, want de ander is de hoofdpruikenmaakster, maakt een gebaar met haar wijsvinger langs haar keel. Zo’n impertinente vraag was dat toch niet? Ze lacht: ‘Alles boven de nek bedoel ik.’

Overbodige beelden
De tweede keer dat ik de voorstelling zie, word ik niet afgeleid door gedoe met een rits. Daarom probeer ik me nu goed te concentreren op de kern van het stuk. Het blijkt vooral te gaan om kritiek op de uit de hand gelopen commercialisering van het gevoelsleven in televisieprogramma’s. In eerste instantie lijkt het een duidelijke zaak. Anna, gespeeld door Rosa Knaup, is het slachtoffer. Maar zo simpel is het niet. Wij, de toeschouwers, hebben een probleem als we ons willen identificeren met Anna. En dat willen we. Want het is haar ellende, haar levensverhaal en haar leven waar de makers van het programma mee aan de haal gaan. Toch lukt het niet om met Anna alleen maar medelijden te hebben. Gaandeweg wordt duidelijk dat Anna zelf eigenlijk niets liever wil dan haar leven vergooien.

Nee, ik zal eerlijk zijn. Er is nog een reden waarom het me niet lukt om mee te leven met Anna, en ook niet met haar neiging tot zelfdestructie. Dat is omdat de regisseur me alsmaar naar filmpjes wil laten kijken. Afgezien van allerlei andere fratsen waarvan de toegevoegde waarde me ontgaat, verschijnen er namelijk op vier monitoren ook nog eens voortdurend beelden die duidelijk moeten maken dat het verhaal zich afspeelt in een grote stad. Geen specifieke beelden. Gewoon alledaagse stadsbeelden. Auto’s in een straat. Mensen die oversteken. Overbodige beelden. Heel erg overbodige beelden. Die vier monitoren hangen in het midden van de speelvloer. Dus of je wilt of niet, je kijkt ernaar. Het lukt niet om dat niet te doen. Opeens steekt iemand over op zo’n monitor. Zonder eerst goed naar links en naar rechts te kijken. Omdat ik natuurlijk even wil zien of dat goed afloopt, ben ik net te laat. Dertig seconden zijn zo om. Die pruik heb ik dus weer niet gezien.

Treatment van tg.COM.PLOT ging in première op 3 maart 2005
Tekst: Martin Crimp
Vertaling: Aletta Becker
Regie: Jos Thie
Spel: Jacques Commandeur, Sander Commandeur, Naná de Graaff, Liesbeth Groenwold, Kasper Kapteijn, Rosa Knaup, Dennis Rudge en Joop Wittermans

RiRo op 07/04/2007 - 07:51  

Treatment (Com.plot)