Onder de titel ‘Het bereik van de kunsten’ heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau een rapport gepubliceerd over de belangstelling voor cultuur in Nederland. Het onderzoek vergeleek cijfers uit 1983 met cijfers uit 1995 en bekeek de achtergrond (opleiding, leeftijd) in verband met culturele belangstelling. Er wordt onderscheid gemaakt tussen ‘hoge’ cultuur (toneel, klassieke muziek en musea) en ‘lage’ cultuur (popmuziek, jazz, musical en cabaret). Enkele conclusies zijn:
- er is slechts een kleine groep (enkele procenten van de bevolking) die regelmatig toneel, klassieke muziek of een museum bezoekt. De groep incidentele bezoekers is groter (ongeveer vijftien procent) en groeit;
- de bevolkingsgroep tussen de 16 en 40 jaar gaat minder naar cultuur, de groep boven de 40 gaat meer;
- de populariteit van lage cultuur groeit, maar bij jongeren is juist een afname in het bezoek aan popconcerten en cabaret-optredens te zien.
- er lijkt een groep ‘culturele omnivoren’ te zijn ontstaan, voor wie er geen onderscheid is tussen hoge en lage cultuur;
- allochtonen hebben minder belangstelling voor cultuur, maar dat lijkt eerder veroorzaakt te worden door het gemiddeld lage opleidingsniveau van die groep. (NRC, 16/3/00)