discussies

spelregels

over stuggezaal

nieuwsbrief

bijeenkomsten

archief



gasthuis



Theater het theater uit

de discussie liep van 11/6/03 tot 1/12/03

Theatermaken in het theater is preken voor eigen parochie. Theatermakers zoeken buiten het theater en in andere kunstvormen nieuwe manieren om te communiceren met het publiek. Zij geloven dat een andere omgeving, of andere kunstvorm, hen nieuwe mogelijkheden geeft en het publiek een frisse blik. Maar het gevaar van miscommunicatie ligt op de loer.

Stuggezaal is op zoek naar ervaringen van zowel makers als publiek. Waarom wil je als kunstenaar buiten de grenzen van het theater werken en wat wil je daar doen? Kwamen je verwachtingen uit? Waren er onverwachte problemen of resultaten? Kom je als publiek voor onverwachte verrassingen te staan of wordt je geconfronteerd met je eigen verwachtingen?

Lees de achtergronden >

Printversie >




Door verfijning van culturen lijkt theater het enige winst object
uit de overgebleven jaren .
Theater moet het theater uit ,het land uit .
Deze grote woorden zullen ons in staat stellen projecten met een
doelmatigheid te kunnen zien .
Inkrimpen is om die reden een goede uitdaging,theater minder om er
meer uit te halen .Als blijkt dat theater slechts een bodem is voor
ecologiese oorlog met winst,dan zal de komende vijf jaar een
verrukkelijk plaatje leveren -in maatschappelijke vorm;theatermakers hebben al veel gemaakt.En eens moet er gereageerd worden .
Dit betekent: Volle zalen en gejoel! Theater leef!
Een ondergronds ingeburgerde jeugd, met theatereducatie. Het
vooruitzicht van spel/theater op oost europeese grond. Eenheid over vooruitgang.
Misschien zou een artistieke eenvoud altijd onbegrijpbaar blijven .
Okke T. Dillo, (ok@mugezond.nl)
Okke T. Dillo is theatertechnikus,knikkende knieen,onbegrepen talent
24/09/2003 09:18



Over dit alles natuurlijk Schlingensief:

http://www.church-of-fear.net/


Steven

(ergens volgende week weer een volgende stap in de discussie)
Steven Ceuppens, (stevence@yucom.be)
Steven Ceuppens is druk bezet
14/09/2003 15:31



Bon, Marc,

Het lijkt alsof u de discussie hebt beeindigd, maar voor mij is wat u schrijft slechts terug naar het begin. Ik geef toe, er is een kader- maar de vraag die gesteld is was: wat verwacht met van het breken uit de theaters en hoe verliep dat? Als u het theater meeneemt en het publiek ook, dan is slechts sprake van een deplacement, niet van een nieuwe situatie.
Men kan zeker een vorm van eerbied hebben voor de nobele wilde, als men tot doel heeft de harten te treffen van hen die zijn opgesloten in hun vrees voor reflectie. Zeker, zijn zijn niet nobel, en evenmin is er grond om hun wens onwetend te blijven te respecteren, maar er is toch zeker een soort schoonheid te zien in de geconstrueerde naiveteit van hen die amateuristisch behoudend zijn.
Daar is een vorm van staal die te breken is, en voor dat breken dient men te naderen, dient men zich te verplaatsen. Ik zeg het nu wat simpel voor de duidelijkheid, val me daar svp niet op aan.
Het theater hoef daarvoor in zich niet wezenlijk te evolueren; het is krachtig genoeg als men zulke mensen eenmaal recht in de ogen kan zien, onder voorwaarde dat de acteurs weten wat zij doen.
De wens tezelfdertijd ook het theater te heruitvinden is nu weer net een stap te ver. Die komt voort uit de wens ook de collega's en een verdwaalde resencent (wiens komst overigens minder waarschijnlijk is dan die van Godot) te behagen.
Het probleem van het opzoeken van dit wilde publiek is daarom ook het probleem van de acteur; niet het probleem van de regisseur of dramaturg. Misschien wel weer van de schrijver. Wat doet u daarmee?
Zonder tekst is men teruggeworpen op dans.
Hoe dan ook: ik heb het aan den lijve gemerkt: collega's die zich slechts ten doel stellen een regisseur te behagen hebben niets te vinden buiten de muren van het theater. Zij staan machteloos tegenover een publiek dat overtuigd dient te worden op het moment zelve.
Daarom zeg ik dat op deze plaatsen uiteindelijk de acteur, ik dus, het theater maakt, en dat dient men zich al tijdens de repetities te realiseren. Daarbij komt dat ik mij zelfs dien te kunnen amuseren, vanaf het moment dat ik op kom. Is het een tragisch of een komisch deel, dat maakt niet uit. Als men het hart vol bitterheid heeft is dat de boodschap die de ogen zenden, en dat leest het publiek. In het theater, zoals Steven zegt, kan dat interessant zijn, mag dat. Daar is men in het laboratorium en kan men spelen met gevaar, omdat het daar per definitie veilig is. Floortje heeft gelijk als zij die veiligheid eist - dat is waarom men laboratoria bouwt.
Maar op straat, of in directe confrontatie met de wilden, daar is theater meer dan verwijzing of (de)constructie. Of men het wilt of niet, daar is ook de woede van de doorbroken vrede. Of liever, die is daar omdat men (acteur) dat wilde - als het goed gaat.
Neemt men (publiek) dan bitterheid waar, dan is de realiteit die van een gevecht waarin de acteur, in realiteit, uiteindelijk fysiek de mindere is tenzij men een deel militairen achter de hand houdt.
Daartoe dient de sprankeling van humor in het oog van de acteur, die sprankeling die door dramateurgen momenteel zo gehaat wordt, omdat zij er geen vat op hebben. Zij doen die af als goedkoop, als achterhaald,
omdat zij er machteloos tegenover staan.
Op het moment van macht van de acteur is elke dramaturgie immers machteloos.
Marguerite Defresne, (m.d.gavin@laposte.fr)
Marguerite Defresne is actrice
13/09/2003 10:22



Hallo Steven, Floortje

Ik wou eerst iets kwijt over die feesten. Steven heeft wat mij betreft gelijk als in principe zijn haren overeind gaan als 'feesten worden ingezet om iets te bereiken'.
Een feest is natuurlijkerwijze het gevolg van iets dat bereikt is, iets dat je viert, en van zo'n feest kunnen natuurlijk alleen mensen deel uitmaken die het gevoel, iets bereikt te hebben, delen. Dan heb je feest, en daar heb je dan nog maar erg weinig voor nodig.

Tegenwoordig worden feesten georganiseerd zonder enige grond, of erger, zoals in het voorbeeld van Steven, om een soort verbroedering te bereiken die er nog helemaal niet is. Er staat ook een commerciële druk achter. We hebben net in Amsterdam weer de uitmarkt gehad. Dat was altijd al een grote manifestaties waarin de meeste groepen die zich 'presenteren' voor het komende jaar kopje onder gaan, en aan een wezenloze massa foldertjes uitdelen. Die uitmarkt heeft nog maar een doel: groeien. Slechts als na afloop bezoekcijfers worden genoemd die nog hoger waren dan vorig jaar heet zo'n manifestatie geslaagd. Vanuit de inhoud gedacht zou de uitmarkt een reflectie moeten zijn van 'wat het komende seizoen te bieden heeft'. Maar de organisatoren denken niet meer zo, nee, die maken zich zorgen dat de uitmarkt niet genoeg te bieden zou hebben 'voor jongeren', en ze gaan dus allerlei evenementen invoegen om jongeren te trekken. En dat gebeurt dan weer niet door die kunstenaars de ruimte te bieden die in het komend seizoen voor jongeren optreden, nee, ze gaan zèlf 'trekkers' naar de uitmarkt engageren. En om dat te kunnen bekostigen moeten er dus weer vette sponsors komen. Zo zingt een van oorsprong niet onterecht idee zich los van z'n doel, van z'n essentie.
De uitmarkt was een groot succes. Waarom? Omdat de avonden vredig verliepen, omdat er geen vechtpartijen waren. Of hij zin heeft gehad voor de deelnemende groepen, daar vraagt niemand meer naar.

Wat is nu de reden dat zoiets zo uit de hand loopt? Die zit hem in het feit dat wij als cultuur alleen maar in termen van 'groei' (ontwikkeling) kunnen denken. Dat is ook de enige reden dat wij, in onze maatschappij, 'pioniers' waarderen: omdat de ze kiemen leggen voor groei. Zo worden maatschappelijk ook de subsidies voor kunst verantwoord: kunstenaars vinden nieuwe wegen, waar straks de samenleving als geheel van zal profiteren. Zonder van Gogh zaten nu hele koektrommeldekselfabrieken met de handen in het haar.

En zo ook beschouwen wij kunstenaars onszelf; als degenen die 'nieuwe wegen' bewandelen. 'Nieuwe wegen', waarvóór? Voor de massa's die tegelijkertijd onze nachtmerrie en onze ultieme maatstaf vormen.

Hieraan ten grondslag ligt weer een andere tragische tweedeling waaraan wij hechten, namelijk het onderscheid 'kunstenaar-publiek'. Wij zijn gewend geraakt aan de gedachte dat wij professionele kunstenaars zijn, en zij, de massa, niet. Dat kan alleen in een cultuur waarin de grote meerderheid van de bevolking niet mag nadenken en in een patroon van hersenloze consumptie wordt geduwd. Zou het grote publiek wel zefstandig en kritisch kunnen denken, dan was het probleem van de stupide, vercommercialiseerde massabijeenkomsten snel de wereld uit, maar dan waren wij even snel onze bevoorrechte positie als 'denkers en scheppers' kwijt omdat iedereen het dan zou doen. Professionele kunstenaars kunnen in zo'n cultuur niet bestaan omdat iedereen dan kunstenaar wordt.

Waarom schrijf ik dit alles? Om te voorkomen dat we ons gaan begeven in een vruchteloos afkatten van de huidige praktijk van culturele manifestaties, feesten, etc. We leven in, en dankzij, een paradox. Wat ons te doen staat is onze positie te bepalen binnen die praktijk, en ons af te vragen hoe wij ons eigen werk daarin zien en plaatsen. Wat willen we zèlf bereiken? Het is eenvoudigweg niet mogelijk om generaliserende uitspraken als uitgangspunt te nemen: die kunnen hoogstens dienen als waarschuwend kader.
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
02/09/2003 08:15



"Opwinding, zonder hele grote risico’s." schrijft Floortje

Dat is de relevantste zin in heel je betoog, vind ik. Ik citeer even Rudi Laermans uit een zeer lezenswaardig artikel 'De straat als thuis'

"De grootstedelijke publieke ruimte bezit een januskop: ze doet tegelijk opwindend en bedreigend aan. Ze is opwindend door de mogelijkheid van ongeplande ontmoetingen, vanwege haar visuele tolerantie en bontgekleurde karakter, vaak ook wegens een plotse erotisch-elektriserende sfeer. Maar even vaak zijn er potentiële bedreigingen, mogelijke inbreuken op de persoonlijke fysieke of psychische integriteit."

Dat is dus die tegenstrijdigheid waarover ik spreek en die ik zo weinig terugvind in stedelijke festivals (en ook in de Lonely Planet en bij de jonge tweeverdieners in de hippe buurt), net omdat ze zo agressief weggefilterd wordt. Een politiek doel, inderdaad, maar één van schone schijn. Alles gaat goed, ook als het niet goed gaat. Het is in wezen politieke marketing.

Nog even over kleinschaligheid: ook daar heb ik niets op tegen, maar je zit hier met een complexer probleem. Schaalvergroting én kleinschaligheid. Een explosie van kleinschaligheid als het ware. Je hebt hier dus een mega-organisatie met zakken vol geld die zich toch kleinschalig presenteert. Vreemd, toch? Ook daar zie je links met marketing. In No Logo van Naomi Klein gaat het over het clustering-model van Starbucks. Maar dat voert ons te ver.

Over een authentiek publiek wil ik best wel nadenken, hoor. Alleen geloof ik ook hier weer niet in authenticiteit, wél in zich als authentiek representeren. Ik wil echter ook wel es weten waarom theatermakers zo tuk zijn op de 'gewone man' (omwille van de gulden florijen die dat discours met zich meebrengt?), te meer daar -zoals ik al zei- dat publiek hun uitdrukkingsmogelijkheden danig beperkt.
Steven Ceuppens, (stevence@yucom.be)
Steven Ceuppens is onafhankelijk waarnemer
01/09/2003 18:52



Beste Steven en Marc-Jan,

Lees net jullie prachtige bijdragen. Een hoop gedachtes, ik probeer er tussen te springen, maar kom voornamelijk tot een herhaling van zetten. Toch aan het eind een aantal mogelijke nieuwe modellen en een vraag rond ‘authentiek publiek’.

Voor mij persoonlijk is locatie-theater bezoek inderdaad een vorm van exotisme. De meeste voorstellingen die ik bezoek zijn in de schouwburg. Een voorstelling op een andere plek is dan verfrissend. Je kan hier goed een parallel trekken met gidsjes-toerisme; wel anders en spannend, toch niet eng. De naam van een bekend gezelschap staat garant voor een bepaald soort theater, zoals Best Western voor een bepaalde kwaliteit staat. Een festival kan een soort reisgids zijn, locaties/groepen/voorstelllingen zijn al door de programmeur gekeurd en beoordeeld. Net als de restaurantjes en musea in mijn Rough Guide Egypte.

Festivals als de reisgidsen; niks mis mee. Tijd en geld zijn schaars. Ik vind dat ik nog best veel moeite moet doen voor mijn voorstellings bezoek/reis naar Egypte! Ik moet op de kaart kijken, bedenken welke kleren ik aan doe, andere dingen eten dan normaal en buiten mijn normale terrotorium. Opwinding, zonder hele grote risico’s. Ik ervaar deze Rough Guide tripjes/voorstellingen op locatie vaak als zeer inspirerend. Toerisme gaat echter uit van een leven van alledag (voor mij de kleine zaal), met avonturen om de sleur te breken (de locatievoorstelling).

De gedachte achter veel festivals en locatievoorstellingen is echter een andere. Ook voor niet-schouwburg publiek zouden deze voorstellingen toegankelijker zijn. (Dus geen sleur, maar wel toerisme.)Daarnaast leeft de gedachte dat dit niet-schouwburg-publiek ‘oorsponkelijker’ is, zie hier weer de nobele wilde. In dit geval is het dus de maker die de onbedorven boer, het moeilijke Marokkaanse jongetje, de ongecompliceerde volksvrouw wil ontmoeten en theater bij de ‘echte’ mensen wil brengen. Ik hoor veel makers zeggen dat ze liever voorstellingen maken voor dit “echt” publiek. Ik zou het interessant om verder te denken over die “authenticiteit” van publiek.

Dat zoveel niet-schouwburg-publiek naar locatie voorstellingen gaat, komt volgens mij inderdaad door de Feest-strategie; een “positieve strategie om de kunst en de wereld met elkaar te verzoenen”. Kunst is weer leuk, in plaats van moeilijk, stom en confronterend. Je kunt dat een marketing instrument noemen, maar het is natuurlijk ook een politiek doel.

Het feestmodel past volkomen bij het excapisme in de kunsten. En andere modellen, mmm, ik denk al snel aan debat/gesprek/forum. Wedstrijd/gevecht, Het is moeilijk want de organiserenden zijn dominant en willen niet verliezen. Willen makers deze spannende modellen aangaan en waardan? Volgens mij hebben deze modellen nog de meeste kans in de schouwburg, waar theater niet al die verzoeningsopdrachten erbij krijgt.

Nog even over de exclusiviteit. Door spelen voor kleine groepen publiek alleen te beschouwen als marketing truc doe je de makers en die voorstellingen te kort. De behoefte aan kleinschaligheid leeft zowel bij makers als publiek en is volgens mij een oprechte reactie op de schaalvergroting in de kunsten en de maatschappij.
Floortje, (floortje@moose..nl)
Floortje is Stuggezaal-redacteur
01/09/2003 17:12



Dag Marc-Jan,

ik geloof niet dat ik iets tegen feesten an sich heb. Zeker niet! Een pretentieloos feestje gaat er zeker altijd in. Zodra feest echter pretendeert iets meer te zijn, word ik een beetje wantrouwig. Zoals ik in m'n artikel schrijf, wordt feest meer en meer gebruikt als strategie om iets te promoten, of het nu kunst is of een oplossing voor samenlevingsproblemen.

Dat dat niet werkt, zie ik heel concreet: in Antwerpen lopen er feestjes met de slogan 'Haat is niet de oplossing'. Welnu, diegenen die vinden dat haat wel de oplossing is, zie je niet op die feestjes. En een ander voorbeeld gegeven door een vriend van me: Kerkstraat Plage is een festivalletje ter verzoeting van de buurt (Borgerhout). Wat krijg je dan: de nieuwe bewoners (jonge tweeverdieners) zie je volop feesten en groepjes Marokkanen staan een beetje aan de rand van 't festival. Op het einde vind er een klein opstootje plaats, dat niet erger is dan wat er op de speelplaats van een school gebeurt, maar onmiddellijk spreken onze tweeverdieners over 'die mannen die het nooit es gezellig kunnen houden'. Zie ook mijn noot over de Roma.

Het enige wat feest in dat opzicht doet, is de gedachte van de tweeverdienders /van alle mensen-houders / vul zelf in dat ze 'goed bezig zijn' bestendigen. Terwijl ze toch juist zouden moeten nadenken over waarom diegenen waarvoor ze toch in de eerste plaats een feestje organiseren aan de kant blijven staan. Ze zouden de vraag moeten stellen dat waarover het in de eerste plaats gaat zo agressief weggefiltert wordt. Dat wou ik dus zeggen met dat politieke: zo'n feestjes depolitiseren wat in de eerste plaats politiek is. Ook dat speelt bij toerisme, denk ik. En zeker bij culturele manifestaties, waar de eis van feest de mogelijheid aan kunstuitingen beperkt.

Waar het voor mij om gaat, is dit:

* welke andere gemeenschappelijke vormen dan feest zijn er voor kunst te bedenken?

* Voor mij gaat het niet om positieve uitingen, of om tegenstellingen uit te wissen of fundamenteel te ondergraven, maar om welke modellen ons in staat stellen met tegenstellingen om te gaan. Die uitingen mogen zelfs heel vaak negatief of onprettig zijn, voor mijn part.

Groet, Steven
Steven Ceuppens, (stevence@yucom.be)
Steven Ceuppens is leerkracht Engels / freelance curator en kapitein op de lange omvaart
31/08/2003 18:47



Hallo Steven,

Ja, je hebt wel gelijk dat men mijn ‘indeling’ een beetje als iets statisch zou kunnen lezen. Ik schrijf ook maar wat. Maar in dit geval was het niet mijn bedoeling. Ik zie wel degelijk hoe de pioniers als het ware een vloedgolf achter zich aan trekken, maar ik denk dat ik daar misschien minder dan jij in eerste instantie kwaad in zie. Tragiek misschien wel.
Je zegt:
“…steeds opnieuw worden etniciteit, taal, cultuur en religie gereduceerd tot een potpourri van hun meest kleurrijke, frictieloze componenten. Daar waar ze op die manier echter beweert de maatschappij te verzoeten, faalt feest en gezelligheid keer op keer om de contradicties die in elke stad aanwezig zijn, adequaat weer te geven. Feest is dan ook meer en meer een strategie geworden om tegenstellingen op een erg agressieve manier te verhullen. We willen a-politiek zijn, stellen de organisatoren, en misschien zonder het te beseffen zijn ze in dat streven juist érg politiek.”

Ik denk dat je hier het wezen van ‘feest’ erg onderschat. Dit is misschien het lot van theatermensen of post-modernisten die alles opvatten als symbolisch, als verwijzend. Ik zelf ben er ten diepste van overtuigd dat feesten niet zozeer iets ‘weergeven’ maar in essentie ‘zijn’.
Zeker, er zullen opbouwende en verwoestende feesten zijn, maar een feest dat ‘de bestaande tegenstellingen niet weergeeft’ kan in mijn optiek wel degelijk een gebeurtenis zijn die die tegenstellingen (misschien ook wel daardoor) fundamenteel ondergraaft.

Als je in de theorie al alle feesten over een negatieve kam scheert, dan verzaak je je plicht als analyticus. Het gaat er nu juist om te bedenken hoe je (als theatermaker) onderdeel kan worden van een structuur die kans heeft positief te werken, lijkt me. Daarvoor moet je dan onderscheid kunnen maken in feesten, of, in wat completer te zijn, daarvoor moet je essentiële aspecten van ‘theater buiten het theater’ uit elkaar rafelen – en daarin vond ik je artikel een paar hele mooie aanzetten geven.

Je moet ook wel bedenken dat het (in een protestantse optiek) aanstootgevend kan zijn als een te welvarend volk zich aan het feesten zet. Ik krijg bijna die indruk van je. Toch moet je dan eerst jezelf als observator ondervragen – want wat is het dan dat je precies ergert?
Bij mezelf heb ik ontdekt dat ik dan denk “ het is niet omdat je nu feest viert, dat ik me aan je erger. Het is omdat je nu eigenlijk ontdekt dat je met wat muziek, wat kunst, wat goede discussie, gelukkig kan zijn – terwijl ik morgen zal zien dat je evengoed doorgaat met het recht te eisen op een parkeerplaats voor je tweede auto. Niet dat je feest neem ik je kwalijk, maar dat je ondanks het feit dat je feesten kan en mag, geen grenzen aan je hebzucht stellen wilt.”

Natuurlijk is elke organisatie van een feest een politiek feit. Even natuurlijk zijn de organisatoren van de mooiste, en de meest organische feesten zich dat misschien wel per definitie onbewust.

Waar jij misschien niet tegen kan (en daarin steun ik je dan) is dat je de organisatoren van de moderne kunst-feesten, waar veel subsidie in gaat en die tal van pretenties hebben, weigeren in te zien welke de politieke aspecten van hun werk zijn, en die op die manier dus ook niet ter discussie willen stellen. Dat is jammer, maar dat moet òns er zeker niet van weerhouden om er wèl over te dicussieren.
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
26/08/2003 23:43



Marc-Jan,

erg bedankt voor je reactie. Stimuleert mij ook om verder te denken en een uitgebreidere reactie volgt ook nog wel. Toch heb je twee zaken niet opgepikt die de ruggengraat van mijn artikel vormen. Zeker leren jongeren bij als ze op reis zijn, maar ten koste waarvan? Overigens deint het rugzaktoerisme uit naar alle lagen van de maatschappij, hoor. Niet alleen jongeren zijn dus op zoek naar (zinvolle) ervaringen.

1) Je suggereert dat je 'klasse van betrokkenen' iets statisch is en dat is ze nu net niet! Wel integendeel: theatermakers, pioniers en LP-toeristen /consumeren/ plekken (of in het geval van theatermakers: authentieke mensen). Deel van het 'avontuur' is net nieuwe plekken, nieuwe mensen, nieuwe ervaringen. Dat past in het plaatje van de 'ervaringsmaatschappij' zoals die langs alle kanten op ons afstormt. Maar wat doet de ervaringsmaatschappij met diegenen die ze vorig jaar tot 'authentiek' bombardeerde? Juist ja, die worden vergeten, naast talrijke anderen die niet 'authentiek' zijn. Lees: de teleurstelling en schok als je merkt dat de Indiër ook graag naar MTV kijkt! Horror, inauthentiek!

2) In feite dwingt het hele reizen en locatietheater zijn publiek tot één bepaalde kijk op de werkelijkheid: feest! Dat dwingen gebeurt
overigens subtiel: feest zorgt er juist voor dat je helemaal niet het
gevoel hebt dat je tot iets verplicht wordt, omdat je eigen inbreng
niet ter discussie staat. Ik chargeer, maar in Bombay overvallen worden door een Indiër is in wezen een even authentieke ervaring als in sharong een traditionele dans doen. Toch wordt dat zo niet ervaren. Zoals onprettige, confronterende (locatie)kunst ook zelden positief gewaardeerd wordt.

Waar ik eigenlijk voor pleit, is een volwassen locatie- en crossovertheater dat met respect en evenwaardigheid z'n partners benadert. Dat de gehele leefwereld van haar partners adequaat in de voorstelling betrekt en de illusie van authenticiteit laat vallen. Misschien zal dan het rondhoppen van authentieke naar authentieke plek stoppen en kan er gedacht worden aan regelmatige terugkerende samenwerkingsverbanden. Want eerlijk gezegd, dat laatste zie ik veel te weinig. Ja, ik blijf altijd maar over Dood Paard bezig, maar ondertussen zijn ze al aan hun derde of vierde samenwerkingsverband met Steve Green bezig. Knap, noem ik dat.

Ik pleit ook voor een theatrale taal die verder gaat dan feest en authenticiteit. Uiteindelijk zal die er niet komen, want dan jaag je het publiek weg dat in de eerste plaats uit de klassieke theaters wegblijft. Het is echter waard om over na te denken, vind ik: in welke mate beperkt de eis tot feest en authenticiteit (en bijgevolg publiekssucces) de uitdrukkingsmogelijkheden van kunstenaars en dus ook van kunst?
Steven Ceuppens, (stevence@yucom.be)
Steven Ceuppens is onafhankelijk waarnemer
24/08/2003 23:14



Steven,

Je haalt nogal wat aan, in je artikel. Ik vraag me af of het focus ervan wel helemaal binnen de vraagstelling van deze discussie ligt, maar ja, het focus van die vraagstelling zelf is ook niet al te helder.
Ik zal niet proberen met een soort geïntegreerde kritiek op je artikel te schrijven, maar wel om op een aantal aspecten ervan te reageren die me belangrijk voorkomen in dit kader.

Om te beginnen vind ik de parallel die je trekt met de lonely-planet reizigers fascinerend. Toch heb je misschien nog te weinig oog voor ook de paradoxen die die vorm van reizen met zich meebrengt, en die, lijkt me, eveneens direct slaan op de theatermakers en de theaterbezoekers die 'onbekende plekken' opzoeken.
Van de Lonely planet gaat een soort imago uit van 'de avonturier, de pionier, die – ver weg van de massa – op originele wijze originele plaatsen bezoekt. De realiteit is echter dat een plek, eenmaal in de Lonely Planet- gids opgenomen, onherstelbaar verandert, en, in de ogen van weer andere pioniers, 'bedorven' wordt, want de lonely planet reiziger is eigenlijk ook een vorm van kudde dier waar weer met minachting naar wordt gekeken door de 'echte' pioniers, zo als bijvoorbeeld de schrijvers van de Lonely planet gids zichzelf beschouwen.
Zo zie je dus klassen van betrokkenen:
a) de pioniers die de plekken die ze vinden geheim houden. Dat lukt ze echter zelden, omdat ze toch altijd weer naar de buitenwereld willen laten weten dat ze ergens geweest zijn waar nog niemand was: "een onbedorven plek".
b) de pioniers die de Lonely planet schrijven. Zij worden door groep a) beschouwd als verraders, hoeren, en voorboden van de ramp die massa-toerisme heet.
c) de klasse van zakenlieden die op elke plek waar de lonely planet over schrijft ogenblikkelijk een internet-koffieshop openen, een reisbureau, een tweedehands boekwinkel, en een sandwitch-shop waar je hamburgers en 'eatable food' kan krijgen, omdat de gemiddelde lonely planet reiziger maar zeer met mate het lokale voedsel verdraagt.
d) de bevolking van het 'te ontdekken' gebied dat zeer snel ziet hoe er een soort bel in hun gemeenschap ontstaat waarin de totale economische activiteit, maar ook de 'ontmoeting', in handen valt van buitenstaanders. Men heeft nog geluk als men zelf wat souvenirs aan toeristen kan verkopen, of een kamer verhuren, maar ook dit wordt al snel door snelle jongens die het gedrag van de Lonely Planeteers goed kennen overgenomen. Gelukkig leert zo'n bevolking zich vaak snel als 'ideale inboorling' te gedragen.
e) Dan zijn er natuurlijk de Lonely-Planet reizigers. Raar genoeg blijken die toch steeds weer te denken dat ze echte pioniers zijn. Als ze in de gids lezen dat bepaalde plekken ongerept zijn, en ze vinden er internet-winkels etc, dan ontgaat hen dat vaak volledig. Ze doen voldoende 'couleur locale' op om toch werkelijk het gevoel te hebben dat ze 'uit' hun eigen cultuur zijn.
f) De grens met de volgende groep, de echte massa-toerist is dan ook vaag. De massa-roerist vraagt zich eigenlijk helemaal niet meer af waar hij/zij is. Men verwacht dezelfde of betere service als thuis en een internationaal gelijkgetrokken standaard-aanbod, met enkele modaliteiten b.v. de ski- of de zon-vacantie.

Hoe vertalen we dit naar het theater?

Ook bij het theaters komen we deze klassen tegen.
a) de ivoren-toren kunstenaars die kunst maken 'buiten de geijkte paden'. Ze lopen over van de minachting voor theatermakers die concessies doen aan hun publiek.
b) de voortrekkers die hopen op erkenning. Ze zoeken om allerlei redenen nieuwe locaties, maar hun nachtmerrie is dat niemand zou weten dat ze dat doen.
c) De organisatoren die brood zien in die nieuwe locaties, die de uitbuiters zijn van nieuwe trends. Ze hebben hun eigen standaardpakketten als het gaat om gewaagd locatietheater, of, zoals jij beschrijft, festivals.
d) De omwonenden van de nieuwe locatie. Vaak fungeren ze uitsluitend pro forma als een 'avontuurlijk nieuw publiek', maar onder hen bevinden zich natuurlijk geen recensenten of leden van kunstcommissies.
e) Het 'avontuurlijke publiek', dat graag van zichzelf denkt dat ze de theaters uittrekken om op 'nieuwe plekken ontdekkingen te doen', alsof je iets kan ontdekken dat speciaal voor jou is gemaakt. De lol is dan ook hoofdzakelijk als je ergens in kan dat exclusief is doordat er veel te weinig kaarten zijn om iedereen toe te laten.
f) en daarop volgt dan weer, onvermijdelijk de vercommercialisering van die 'nieuwe kunst' en het algemeen door a, b, en e verachte 'brede' publiek dat een jaar van te voren kaarten wil bestellen voor een unieke avond in het Circustheater etc.

Nu kunnen we over dit alles wel cynisch doen, meer de vraag is: is dit nu eigenlijk niet een hele logische, organische vorm van ontwikkeling?
Zou er een goede reden zijn om de vorm van het lonely planet-publiek op te heffen, of tegen te werken, bijvoorbeeld omdat ze 'natuurlijke plekken bederven'?
Ik denk het niet. Voor heel veel mensen is een Lonely Planet vakantie wel degelijk echt iets anders dan een maandje Torremolinos. Jonge mensen trekken wel degelijk echt de wereld over en lezen in de Lonely Planet gids wel degelijk iets meer informatie over die wereld dan ze op school hebben geleerd.
En de bevolking in de gebieden die niet in de gids staan is wel degelijk jaloers op de plekken die 'opleven' door een gestadige stroom 'pionier-toeristen'.

We kunnen inderdaad vaststellen dat de stroom publiek die, achter het theater aan, de theaters uittrekt, op zoek naar 'authentieke' omgeving en daar, eenmaal aangekomen, eigenlijk precies hetzelfde aantreft als waar ze in het theater (niet meer) naartoe gaan. Het is bijna absurd te zien hoe de moderne techniek en de bedrijfjes die daarmee zijn grootgegroeid, op bijna elke locatie weer een totaal standaard theater opzetten met trussen, mobiele licht en geluidsapparatuur, heavy generatoren, en publieksvoorzieningen als toiletten, kassa's, dranghekken en ordediensten die ook de toegangscontrole voor hun rekening nemen.
Betekent dat nu dat dat theater er eigenlijk niet zou moeten zijn? Ik zie niet in waarom je tot die conclusie zou moeten komen. De vraag is misschien wel waarom we nog kleine accommodaties zouden willen in buurten en gemeenschappen, als zo'n accommodatie met het grootste gemak direct uit de verhuurfolders kan worden getrokken als het nodig is. Die vraag kan alleen beantwoord worden door de buurt fanfare-orkesten, die eigenlijk de legitimering van zo'n accommodatie zouden moeten vormen, maar die in de realiteit leeglopen, en zeker niet op zoek zijn naar 'nieuwe vormen', zoals jij ook signaleert. Maar of dat nu zo een respectabel teken is? Daar heb ik nu weer mijn twijfels bij.

Nu zijn we, denk ik, klaar om ons eens te gaan concentreren op de beweegredenen van de artiesten onder a en b, die besluiten om de theaters uit te trekken. Doen ze dat echt om 'een nieuw publiek' op te zoeken? Of om 'niet langer' voor eigen parochie te preken? Ik denk dat dat voorkomt, en dat de intentie respectabel is – of het nu lukt of niet. Of doen ze het om hun eigen publiek naar andere plekken te lokken? Wat is daar de gedachte achter? Die kan, lijkt mij, erg verschillen. We hadden vroeger BEWT, in Nederland, een bewegingstheatergroep die heel systematisch zwierf, en heel erg mooie resultaten boekte, tot het theaterpubliek (dat ze meenamen) typisch decadent besloot dat het het nu wel gezien had, en niet alleen afhaakte, maar ook onmogelijk maakte dat een nieuwe generatie publiek met dat werk kennis zou maken. Overigens bestaan ze nog steeds:
http://www.bewth.nl/images/klaskeoudekerkgroot.jpg
Mij lijkt het dat we, als we ons deze vragen gaan stellen, heel vruchtbaar kunnen gaan nadenken over tal van 'nieuwe' vormen van theater buiten het theater.
Ik heb daar ook belang bij, omdat ik zelf op het punt sta om zo'n gebeurtenis mede te organiseren. Daarover later nog, want ik ben daar nu in jouw termen over aan het nadenken.

Natuurlijk is er ook nog meer over je artikel te zeggen, misschien ook daarover wat mij betreft later nog eens.
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
24/08/2003 21:09



Vrienden,

ik heb vorige maand aan Marc-Jan beloofd een bijdrage voor deze stelling te leveren. Die bijdrage is af, en is een heus artikel geworden. Dat artikel behoeft nog wel enige discussie, vind ik. Daarom: download het, en bespreek het hier. Ik reken op jullie!

http://tinyurl.com/kfit
Steven Ceuppens, (stevence@yucom.be)
Steven Ceuppens is onafhankelijk waarnemer
19/08/2003 03:38



"Waarom is er geen Schlingensief van de lage landen?" vraagt Steven.
Christof is een lieve provocateur, profiterend van de naive schaamte bij zijn publiek. Nederlanders schamen zich niet, lachen om hun eigen schuldbesef bij Freek en Koot. Denken zich superieur.
Marguerite Defresne, (m.d.gavin@laposte.fr)
Marguerite Defresne is actrice
02/08/2003 10:42



Hallo Steven,

Waarom denk je dat je deze clausule op steeds meer sites tegenkomt?
Daar is een goede reden voor. Technisch gezien is Stuggezaal namelijk degene die hier publiceert. Zouden zij, wat hier wordt geschreven, niet in eigendom hebben, dan staan ze bloot aan vervolging door iedereen die hier iets schrijft. Je kan er dus ook gif op innemen dat het al eens is gebeurd (waarschijnlijk in de VS) dat iemand die in zijn onschuld een discussiesite opende vervolgens gesued is door iemand die daarop had geschreven.

Overigens: als je ergens op het internet in het openbaar schrijft/publiceert dan ben je in de praktijk zowiezo je eigendom kwijt, want nergens is kopieren makkelijker.
Mocht iemand dus de theatrale evenknie van de relativiteitstheorie onder de leden hebben, dan roep ik haar op die vooral niet hier op het net te zetten, want voor je het weet wordt stuggezaal als terroristisch netwerk door onze regering uitgeleverd.

Gelukkig bestaat, ook op internet, de populatie voor 99% uit fatsoenlijke mensen. Dat die ene overgebleven %, of misschien is het slchts 0,0001% er zo'n puinzooi van maakt is een probleem waar we iets aan proberen te doen - maar dat houdt intussen niet in dat je, uit angst voor die fractie, jezelf monddood moet maken.

Schrijf, Steven, en besta!
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
14/07/2003 09:08



neen, Marc-Jan, het gaat me om:

http://www.moose.nl/stuggezaal/over/privacy.php

onderaan.

Dat is een truukje dat veel sites tegenwoordig toepassen (oa Photosig dat ervoor zorgt dat jouw foto's de hunne worden). Laakbaar en laag bij de gronds, vind ik dat. Niet dat ik het in me in heb, maar je zal maar es de theatrale evenknie van de relativiteitstheorie op dit forum neerpennen. Gaat Stuggezaal ermee aan de haal, omdat zij het intellectuele eigendom op die bijdrage hebben. Niet leuk, en 't staat IMHO enige serieuze discussie in de weg.
Steven Ceuppens, (stevence@yucom.be)
Steven Ceuppens is theatraal werkloos
13/07/2003 16:16



Ik ben toch wel benieuwd naar je lange bijdrage, Steven.
Wat is er voor bezwaar als Stuggezaal je woorden hergebruikt? Je schrijft hier op een openbaar forum, dus mij lijkt het niet dat Stuggezaal dat hoeft te vragen. Hebben ze soms ergens de bron niet bij een citaat gezet? Waar ben je precies kwaad over?
Mij lijkt het voor een theatraal werkeloze niet slecht her en der geciteerd te worden.

Hoe dan ook, ik vraag me af wat er over dit topic te zeggen is, omdat de mededeling "Theatermaken in het theater is preken voor eigen parochie" voor mij, filosofisch gesproken, een stropop inhoudt.
Ik heb zowel binnen als buiten speciaal daarvoor bedoelde gebouwen theater gemaakt, en ben overal zowel publiek uit 'eigen parochie' tegengekomen, als publiek dat dat niet was.

De stelling lijkt ook al te impliceren dat theater maken voor eigen parochie per definitie nutteloos, of in ieder geval 'niet goed' is. Ik ben het daar niet mee eens.

Steven! Spreek je uit!
Marc-Jan Trapman, (mtrapman@xs4all.nl)
Marc-Jan Trapman is toneelschrijver
11/07/2003 09:56



ik wou eerst een lange bijdrage schrijven, maar om nou stuggezaal het recht te geven mijn woorden ongevraagd te hergebruiken, nou nee...

afijn, de kwestie is te reduceren tot: waarom is er geen Schlingensief van de lage landen?
Steven Ceuppens, (niks)
Steven Ceuppens is theatraal werkloos
29/06/2003 23:13



Al lang komt de flauwe kul die we bij het Holland Festival verkopen mijn neus uit. Om maar weer eens te citeren uit de inleiding waar Stuggezaal naar verwijst:

"Het Holland Festival is het jaarlijks terugkerende
trendsettend, innoverend en avontuurlijk hoogtepunt
van het culturele seizoen in Nederland."

We hebben bij het HF prachtige voorstellingen waar we trots op kunnen zijn, maar dit soort hopeloos gesnoef maakt het dan toch moeilijk om daar trots op te zijn. Trendsettend zijn we helemaal niet, en innoverend ook al niet. Als festival moeten we jaren van tevoren programmeren en onze leiding is onveranderlijk een product van vergane glorie. Toen de kunsten nog langzaam evolueerden viel dat niet op; nu des te meer. Maar dat hoeft niet erg te zijn, als je die pretentie van 'vernieuwend' maar niet moest te hebben.

Zo is er niemand bij ons die niet met kromgetrokken tenen staarde naar de volgende zwaar beschimmelde zinsnede:

"Het festival wil overigens ook bewust een bijdrage leveren
aan het vervagen van de gangbare grenzen tussen de verschillende
(podium)kunstdisciplines, zoals ‘muziek’, ‘opera’, ‘toneel’
en ‘dans’.
In de praktijk blijkt dat vele door het festival gepresenteerde
producties niet meer in de traditionele hokjes te plaatsen zijn.
‘De toekomst is aan onpure kunst: het pure concert, de pure
voorstelling en de pure tentoonstelling komen steeds vaker in
de problemen. Ze bieden niet meer de ruimte waarin de kunstenaar
zich wil presenteren.’ De festivalbezoeker moet letterlijk
verrast worden met niet eerder gevonden combinaties van kunsten."

en juist daaruit nu citeert Stuggezaal. Hoe nu? Geschreven door een reclameschrijfster die het nog over 'traditionele hokjes' heeft alsof zij de uitvindster van dit platgebrande cliche is, wordt hier het begrip 'onpure kunst' gelanceerd, en dat vreet u? 'Pure Kunst' zou in de problemen komen, en wel steeds vaker, met Cloaca als hit van het jaar?
Wij zijn 't zat om door de afdeling publiciteit voor schut gezet te worden met dit soort taal en roepen alle discussianten op zich daarvan af te keren. Zeker moet er toch iemand te vinden zijn die wel degelijk de waarde van de in het HF verzamelde aanbiedingen vermag te analyseren en raak te treffen in termen die ons blij verrassen?

Zou Theater buiten het Theater 'onpure kunst' zijn? Alsjeblieft, toch zeker niet!
Assepoester, (voetveeg@hollandfestival.nl)
Assepoester is ..., jaja, Ivo, dat zoudt u willen weten, niet?
22/06/2003 14:31



Ik ben veel opgetreden als Donald Duck in het centre commercial in Bordeaux, in Co-productie met de plaatselijke McDonalds.
In deze conservatieve setting was het mogelijk het zich amuserende publiek te benaderen door middel van een intertextaliteit die refereerde aan de huidige anti-globale mouvement. Door middel van mild-shockerende elementen (Donald Duck die sterft als een kind zijn mitraillette op hem richt) was het mogelijk te knabbelen aan de randen van het bourgeois-bewustzijn van de gemiddelde bezoeker en in hen ook de potentieel radicale bewustzijnsinhouden te activeren. Soms werd het publiek daardoor radicaler dan de performance zelf, men trad als het ware in de plaats van de critiek, waarbij de oprachtgevers soms op de rand kwamen om de gebeurtenissen te beeindigen.
Kershaw benadert deze situaties eigenlijk vanuit een gepasserde visie, men kan dit ook confirmeren in een komike gebruik van zijn boek door een australische club die optreedt temidden van moto's:
http://www.csu.edu.au/faculty/arts/commun/devising/jerry1.html
men kan goed zien dat zijn terminologie past op alles doordat zijn begrippen een zelfbevestigend karakter hebben. Oui, natuurlijk zoekt men altijd in de ogen van het publiek te zien de bevestiging van het eigen artistieke elan.
dit simple feit kan men ook reproduceren als:
"... performance can be most usefully described as an ideological transaction between a company of performers and the community of their audience. Ideology is the source of the collective ability of performers and audience to make more or less common sense of the signs used in performance, the means by which the aims and intentions of theatre companies connect with the response and interpretations of their audiences. Thus, ideology provides the framework within which companies encode and audiences decode the signifiers of performance. (Kershaw 1992: 16)"

Le petit Baz, die mij nog geneukt heeft gedurende een festival in Avignon tijdens een illegale workshop van Django, is een tovenaarsleerlingsleerling die speelt met de alumetten van het postmodernisme en denkt dat hij het eeuwig vuur daarmee aanhoudt, terwijl de realiteit andersom is.
Marguerite Defresne, (m.d.gavin@laposte.fr)
Marguerite Defresne is actrice
22/06/2003 11:18